Cyclus 1430 PROBE POSITION OF UNDERCUT (#17 / #1-05-1)
ISO-programmering
G1430
Toepassing
Met tastcyclus 1430 kan een positie met een L-vormige taststift worden getast. Door de vorm van de taststift kan de besturing ondersnijdingen tasten. U kunt het resultaat van het tastproces in de actieve regel van de referentiepunttabel overnemen.
In de hoofd- en nevenas is het tastsysteem afhankelijk van de kalibratiehoek. In de gereedschapsas is het tastsysteem afhankelijk van de geprogrammeerde spilhoek en de kalibratiehoek.
Als u vóór deze cyclus de cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN programmeert, herhaalt de besturing de tastpunten in de geselecteerde richting en gedefinieerde lengte langs een rechte lijn.
Cyclusverloop
- De besturing positioneert het tastsysteem met positioneerlogica naar de voorpositie van de eerste tastpositie 1.
Voorpositie in het bewerkingsvlak afhankelijk van de tastrichting:
- Q372=+/-1: de voorpositie in de hoofdas is met Q1118 RADIAL APPROACH PATH van de nominale positie Q1100 verwijderd. De radiale benaderingslengte werkt tegengesteld aan de tastrichting.
- Q372 = +/-2: de voorpositie in de nevenas is met Q1118 RADIAL APPROACH PATH van de nominale positie Q1101 verwijderd. De radiale benaderingslengte werkt tegengesteld aan de tastrichting.
- Q372 = +/-3: de voorpositie van de hoofd- en nevenas is afhankelijk van de richting waarin de taststift is uitgelijnd. De voorpositie is met Q1118 RADIAL APPROACH PATH van de nominale positie verwijderd. De radiale benaderingslengte werkt tegengesteld aan spilhoek Q336.
- Vervolgens verplaatst de besturing het tastsysteem naar de ingevoerde meethoogte Q1102 en voert het eerste tastproces met tastaanzet F uit de tastsysteemtabel uit. De tastaanzet moet identiek zijn aan de kalibratieaanzet.
- De besturing trekt het tastsysteem met FMAX_PROBE met Q1118 RADIAL APPROACH PATH in het bewerkingsvlak terug.
- Als u de MODUS VEILIGE HOOGTE Q1125 met 0, 1 of 2 programmeert, positioneert de besturing het tastsysteem met FMAX_PROBE terug naar de veilige hoogte Q260.
- De besturing slaat de vastgestelde positie op in de volgende Q-parameters. Als Q1120 OVERNAMEPOSITION met de waarde 1 is gedefinieerd, schrijft de besturing de vastgestelde positie in de actieve regel van de referentiepunttabel.
Q-parameter | Betekenis |
---|---|
Q950 t/m Q952 | Gemeten positie in de hoofd-, neven- en gereedschapsas |
Q980 t/m Q982 | Gemeten afwijking in de positie in de hoofd-, neven- en gereedschapsas |
Q183 | Werkstukstatus
|
Q970 | Als u cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN hebt geprogrammeerd: Maximale afwijking gerelateerd aan de nominale positie van het eerste tastpunt |
Instructies
- Coördinatenomrekening vóór cyclusoproep terugzetten
- Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
- Deze cyclus is bedoeld voor L-vormige taststiften. Voor eenvoudige taststiften adviseert HEIDENHAIN de cyclus 1400 TASTEN POSITIE.
- Houd rekening met de basisprincipes van de tastcycli 14xx.
Cyclusparameters
Helpscherm | Parameters |
---|---|
Q1100 1e nominale positie hoofdas? Absolute nominale positie van de eerste tastpositie in de hoofdas van het bewerkingsvlak Invoer: –99999,9999...+99999,9999 alternatief ?, -, + of @
| |
Q1101 1.nominale positie nevenas? Absolute nominale positie van de eerste tastpositie in de nevenas van het bewerkingsvlak Invoer: -99999.9999...+9999.9999 Als alternatief optionele invoer, zie Q1100 | |
Q1102 1.Nominale positie GS-as? Absolute nominale positie van de eerste tastpositie in de gereedschapsas Invoer: -99999.9999...+9999.9999 Als alternatief optionele invoer, zie Q1100 | |
Q372 Tastrichting (-3...+3)? As in de richting waarvan moet worden getast. Met het voorteken definieert u of de besturing zich in positieve of negatieve richting verplaatst. Invoer: –3, –2, –1, +1, +2, +3 | |
Q336 Hoek voor spil-orientatie ? Hoek waaronder de besturing het gereedschap vóór het tastproces oriënteert. Deze hoek werkt alleen bij het tasten in de gereedschapsas (Q372 = +/-3). De waarde werkt absoluut. Invoer: 0...360 | |
Q1118 Distance of radial approach? Afstand tot de nominale positie waarop het tastsysteem zich in het bewerkingsvlak voorpositioneert en na het tasten terugtrekt. Als Q372= +/-1: afstand is tegengesteld aan de tastrichting. Als Q372= +/-2: afstand is tegengesteld aan de tastrichting. Als Q372= +/-3: afstand is tegengesteld aan de spilhoek Q336. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...9999.9999 | |
Q320 Veiligheidsafstand? Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q260 Veilige hoogte? Coördinaat in de gereedschapsas waarin een botsing tussen het tastsysteem en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q1125 Verplaatsen naar veilige hoogte? Positioneergedrag tussen de tastposities: -1: niet naar veilige hoogte verplaatsen. 0, 1, 2: voor en na het tastpunt naar veilige hoogte verplaatsen. De voorpositionering gebeurt met FMAX_PROBE. Invoer: –1, 0, +1, +2 | |
Q309 Reactie bij tolerantiefout? Reactie bij tolerantie-overschrijding: 0: bij tolerantie-overschrijding de programma-afloop niet onderbreken. De besturing opent geen venster met resultaten. 1: bij tolerantie-overschrijding de programma-afloop onderbreken. De besturing opent een venster met resultaten. 2: de besturing opent bij nabewerken geen venster met resultaten. De besturing opent bij actuele posities in het afkeurgedeelte een venster met resultaten en onderbreekt de programma-afloop. Invoer: 0, 1, 2 | |
Q1120 Positie voor overname? Vastleggen of de besturing het actieve referentiepunt corrigeert: 0: geen correctie 1: correctie ten opzichte van het 1e tastpunt. Het actieve referentiepunt wordt met de afwijking van de nominale en actuele positie van het 1e tastpunt gecorrigeerd. Invoer: 0, 1 |
11 TCH PROBE 1430 PROBE POSITION OF UNDERCUT ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|