Gereedschapsinstelling compenseren met FUNCTION TCPM (#9 / #4-01-1)
Toepassing
Met de functie FUNCTION TCPM beïnvloedt u het positioneergedrag van de besturing. Wanneer u FUNCTION TCPM activeert, compenseert de besturing gewijzigde gereedschapsposities met behulp van een compensatiebeweging van de lineaire assen.
U kunt met FUNCTION TCPM bijvoorbeeld bij een schuine bewerking de positie van het gereedschap wijzigen, terwijl de positie van het gereedschapsgeleidepunt ten opzichte van de contour gelijk blijft.
In plaats van M128 adviseert HEIDENHAIN u de krachtigere functie FUNCTION TCPM.
Verwante onderwerpen
- Gereedschapsinstelling compenseren met M128
Gereedschapsinstelling automatisch compenseren met M128 (#9 / #4-01-1)
- Bewerkingsvlak zwenken
- Referentiepunten op het gereedschap
- Referentiesystemen
Voorwaarden
- Machine met rotatieassen
- Kinematicabeschrijving
De besturing heeft voor de berekening van de zwenkhoek een kinematicabeschrijving nodig die de machinefabrikant maakt.
- Software-optie Uitgebreide functies groep 2 (#9 / #4-01-1)
Functiebeschrijving
De functie FUNCTION TCPM is een verdere ontwikkeling van de functie M128, waarmee het gedrag van de besturing bij het positioneren van rotatie-assen kan worden vastgelegd.
Gedrag zonder TCPM | Gedrag met TCPM |
De TNC7 basic kan max. vier assen gelijktijdig bewegen. Wanneer met een NC-regel meer dan vier assen moeten worden verplaatst, toont de besturing een foutmelding. Let erop dat de compensatiebeweging in maximaal drie assen plaatsvindt.
Wanneer FUNCTION TCPM actief is, toont de besturing in de digitale uitlezing het symbool TCPM.
Met de functie FUNCTION RESET TCPM zet u de functie FUNCTION TCPM terug.
Invoer
FUNCTION TCPM
10 FUNCTION TCPM F TCP AXIS POS PATHCTRL AXIS REFPNT CENTER-CENTER F1000 |
De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:
Syntaxiselement | Betekenis |
---|---|
FUNCTION TCPM | Syntaxisopener voor de compensatie van gereedschapsposities |
F TCP of F CONT | Interpretatie van de geprogrammeerde aanzet |
AXIS POS of AXIS SPAT | Interpretatie van geprogrammeerde coördinaten van de rotatie-as Interpretatie van de geprogrammeerde coördinaten van de rotatie-as |
PATHCTRL AXIS of PATHCTRL VECTOR | Interpolatie van de gereedschapsinstelling Interpolatie van de gereedschapsinstelling tussen start- en eindpositie |
REFPNT TIP-TIP, REFPNT TIP-CENTER of REFPNT CENTER-CENTER | Selectie van geleidepunt gereedschap en rotatiepunt van het gereedschap Selectie van geleidepunt gereedschap en draaipunt gereedschap Syntaxiselement optioneel |
F | Maximale aanzet voor compensatiebewegingen in de lineaire assen bij bewegingen met aandeel rotatie-as Begrenzing van de lineaire asaanzet Syntaxiselement optioneel |
FUNCTION RESET TCPM
10 FUNCTION RESET TCPM |
De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:
Syntaxiselement | Betekenis |
---|---|
FUNCTION RESET TCPM | Syntaxisopener voor het terugzetten van FUNCTION TCPM |
Interpretatie van de geprogrammeerde aanzet
De besturing biedt de volgende mogelijkheden om de aanzet te interpreteren:
Selectie | Functie |
---|---|
F TCP | Met de selectie F TCP interpreteert de besturing de geprogrammeerde aanzet als relatieve snelheid tussen het gereedschapsgeleidepunt en het werkstuk. |
F CONT | Met de selectie F CONT interpreteert de besturing de geprogrammeerde aanzet als baanaanzet. De besturing verstuurt hierbij de baanaanzet naar de desbetreffende assen van de actieve NC-regel. |
Interpretatie van de geprogrammeerde coördinaten van de rotatie-as
De besturing biedt de volgende mogelijkheden om de gereedschapsinstelling tussen start- en eindpositie te interpreteren:
Selectie | Functie |
---|---|
Met de selectie AXIS POS interpreteert de besturing de geprogrammeerde coördinaten van de rotatie-as als ashoek. De besturing positioneert de rotatie-assen naar de in het NC-programma gedefinieerde positie. De selectie AXIS POS is hoofdzakelijk in combinatie met haaks aangebrachte rotatie-assen geschikt. Alleen wanneer de geprogrammeerde coördinaten van de rotatie-as de gewenste oriëntatie van het bewerkingsvlak juist definiëren (bijvoorbeeld met behulp van een CAM-systeem), kunt u AXIS POS eveneens bij afwijkende machinekinematica (bijvoorbeeld 45°-zwenkkoppen) gebruiken. | |
Met de selectie AXIS SPAT interpreteert de besturing de geprogrammeerde coördinaten van de rotatie-as als ruimtehoek. De besturing zet de ruimtehoeken bij voorkeur om als oriëntatie van het coördinatensysteem en zwenkt alleen benodigde assen naar binnen. Met de selectie AXIS SPAT kunt u NC-programma's onafhankelijk van de kinematica gebruiken. Met behulp van de selectie AXIS SPAT definieert u ruimtehoeken die gerelateerd zijn aan het invoercoördinatensysteem I-CS. De gedefinieerde hoeken werken daarbij als incrementele ruimtehoeken. Programmeer in de eerste verplaatsingsregel na de functie FUNCTION TCPM met AXIS SPAT altijd SPA, SPB en SPC, ook bij ruimtehoeken van 0°. |
Interpolatie van de gereedschapsinstelling tussen start- en eindpositie
De besturing biedt de volgende mogelijkheden om de gereedschapsinstelling tussen de geprogrammeerde start- en eindpositie te interpoleren:
Selectie | Functie |
---|---|
Met de selectie PATHCTRL AXIS interpoleert de besturing tussen begin- en eindpunt lineair. U gebruikt PATHCTRL AXIS bij NC-programma's met kleine wijzigingen in de gereedschapsinstelling per NC-regel. Daarbij mag hoek TA in cyclus 32 groot zijn. U kunt PATHCTRL AXIS zowel bij het kopfrezen als bij het omtrekfrezen gebruiken. 3D-gereedschapscorrectie bij het kopfrezen (#9 / #4-01-1) 3D-gereedschapscorrectie bij het omtrekfrezen (#9 / #4-01-1) | |
Met behulp van de selectie PATHCTRL VECTOR legt u vast dat de gereedschapsoriëntatie binnen de NC-regel altijd in het vlak ligt dat door de start- en eindoriëntatie is vastgelegd. Met PATHCTRL VECTOR genereert de besturing ook bij grote wijzigingen in de gereedschapsinstelling een vlak vlak. U gebruikt PATHCTRL VECTOR bij het omtrekfrezen met grote wijzigingen van de gereedschapsinstelling per NC-regel. |
Met beide keuzemogelijkheden verplaatst de besturing het geprogrammeerde geleidepunt van het gereedschap op een rechte tussen start- en eindpositie.
Om een continue beweging te krijgen, kunt u cyclus 32 met een tolerantie voor rotatie-assen definiëren.
Selectie van geleidepunt gereedschap en draaipunt gereedschap
De besturing biedt de volgende mogelijkheden om het gereedschapsgeleidepunt en het gereedschapsrotatiepunt te definiëren:
Selectie | Functie |
---|---|
REFPNT TIP-TIP | Met de selectie REFPNT TIP-TIP liggen het gereedschapsgeleidepunt en het rotatiepunt op de gereedschapspunt. |
REFPNT TIP-CENTER | Met de selectie REFPNT TIP-CENTER ligt het gereedschapsgeleidepunt bij de gereedschapspunt. Het gereedschapsrotatiepunt ligt in het gereedschapsmiddelpunt. |
REFPNT CENTER-CENTER | Met de selectie REFPNT CENTER-CENTER liggen het gereedschapsgeleidepunt en het gereedschapsrotatiepunt op het gereedschapsmiddelpunt. Met de selectie REFPNT CENTER-CENTER kunt u met CAM gegenereerde NC-programma's uitvoeren die op het gereedschapsmiddelpunt zijn uitgevoerd en het gereedschap desondanks op de punt meten. Tip Hierdoor kan de besturing tijdens de bewerking de totale gereedschapslengte op botsingen bewaken. Deze functie kon tot nu toe alleen door een verkorten van het gereedschap met DL worden bereikt, waarbij de besturing de resterende gereedschapslengte niet bewaakt. Gereedschapsgegevens in variabelen Wanneer u met REFPNT CENTER-CENTER kamerfreescycli programmeert, komt de besturing met een foutmelding. |
Referentiepunten op het gereedschap
De invoer van het referentiepunt is optioneel. Wanneer u er niets invoert, gebruikt de besturing REFPNT TIP-TIP.
Begrenzing van de lineaire asaanzet
Met de optionele invoer F begrenst u de aanzet van de lineaire assen bij bewegingen met aandelen van rotatie-assen.
Hierdoor kunt u snelle compensatiebewegingen voorkomen, bijvoorbeeld bij terugtrekbewegingen in ijlgang.
Kies de waarde voor de begrenzing van de lineaire asaanzet niet te klein, omdat er sterke aanzetschommelingen op het gereedschapsgeleidepunt kunnen optreden. De aanzetschommelingen veroorzaken een lagere oppervlaktekwaliteit.
De aanzetbegrenzing werkt ook bij actieve FUNCTION TCPM alleen bij bewegingen met een draaiasdeel, niet bij puur lineaire asbewegingen.
De begrenzing van de lineaire asaanzet blijft actief totdat u een nieuwe programmeert of FUNCTION TCPM reset.
Instructies
- Gereedschap vrijzetten voordat de positie van de zwenkas wordt gewijzigd
- Vóór positioneringen met M91 of M92 en vóór een TOOL CALL-regel de functie FUNCTION TCPM terugzetten.
- U kunt de volgende cycli met actieve FUNCTION TCPM gebruiken:
- Cyclus 32 TOLERANTIE
- Cyclus 444 TASTEN 3D (#17 / #1-05-1)
- M128 en FUNCTION TCPM bij de selectie AXIS POS houden geen rekening met een actieve 3D-basisrotatie. Programmeer FUNCTION TCPM met de selectie AXIS SPAT of CAM-uitvoer met rechte LN en een gereedschapsvector.
- Gebruik bij het kopfrezen alleen een kogelfrees, om beschadigingen van de contour te voorkomen. In combinatie met andere gereedschapsvormen dient u het NC-programma met behulp van het werkgebied Simulatie op mogelijke beschadigingen te controleren.
Aanwijzingen in combinatie met machineparameters
Met de optionele machineparameter presetToAlignAxis (nr. 300203) definieert de machinefabrikant asspecifiek hoe de besturing offset-waarden interpreteert. Bij FUNCTION TCPM en M128 is de machineparameter alleen relevant voor de rotatie-as die om de gereedschapsas roteert (meestal C_OFFS).
- Wanneer de machineparameter niet is gedefinieerd of met de waarde TRUE is gedefinieerd, kunt u met de offset een scheve ligging van het werkstuk in het vlak compenseren. De offset beïnvloedt de oriëntatie van het werkstukcoördinatensysteem W-CS.
- Wanneer de machineparameter met de waarde FALSE is gedefinieerd, kunt u met de offset geen scheve ligging van het werkstuk in het vlak compenseren. De besturing houdt geen rekening met de offset tijdens de afwerking.