Puntentabel *.pnt

Toepassing

In een puntentabel slaat u posities op het werkstuk op in een onregelmatig patroon. De besturing voert bij elk punt een cyckusoproep uit. U kunt afzonderlijke punten verbergen en een veilige hoogte definiëren.

Verwante onderwerpen

Functiebeschrijving

Parameters in puntentabellen

Een puntentabel bevat de volgende parameters:

Parameters

Betekenis

NR

Nummer van de regel in de puntentabel

Invoer: 0...99999

X

X-coördinaat van een punt

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Y

Y-coördinaat van een punt

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Z

Z-coördinaat van een punt

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

FADE

Verbergen? (ja=ENT/ neen=NO ENT)

Y=Yes: Het punt wordt voor de bewerking verborgen. Verborgen punten blijven verborgen totdat ze handmatig weer worden weergegeven.

N=No: Het punt wordt voor de bewerking weergegeven.

Standaard worden bij een puntentabel alle punten voor bewerking weergegeven.

Invoer: Y, N

CLEARANCE

Veilige hoogte?

Veilige positie in de gereedschapsas waarop de besturing het gereedschap na de bewerking van een punt terugtrekt.

Wanneer u in de kolom CLEARANCE geen waarde definieert, gebruikt de besturing opnieuw de waarde van de cyclusparameter Q204 2E VEILIGHEIDSAFST.. Wanneer zowel in de kolom CLEARANCE als in de parameter Q204 waarden zijn vastgelegd, gebruikt de besturing de hogere waarde.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Afzonderlijke punten voor de bewerking verbergen

In de puntentabel kunt u met behulp van de kolom FADE punten zo markeren dat deze voor bewerking worden verborgen.

U verbergt punten op de volgende manier:

  1. Gewenste punt in de tabel selecteren
  2. Kolom FADE selecteren

  1. Bewerken activeren

  1. Y invoeren
  2. De besturing verbergt het punt bij de cyclusoproep.

Wanneer u in de kolom FADE een Y invoert, kunt u dit punt met behulp van de schakelaar Verbergregel in de werkstand Programma-afloop overslaan.

Symbolen en knoppen