Cyclus 22 UITRUIMEN

ISO-programmering

G122

Toepassing

Met cyclus 22 RUIMEN legt u de technologiegegevens voor het ruimen vast.

Vóór de oproep van cyclus 22 moet u nog meer cycli programmeren:

  • Cyclus 14 CONTOUR of SEL CONTOUR
  • Cyclus 20 CONTOURDATA
  • evt. cyclus 21 VOORBOREN

Cyclusverloop

  1. De besturing positioneert het gereedschap boven het insteekpunt; daarbij wordt rekening gehouden met de overmaat voor kantnabewerking
  2. Bij de eerste diepte-instelling freest het gereedschap met de freesaanzet Q12 de contour van binnen naar buiten
  3. Daarbij worden de eilandcontouren (hier: C/D) door het benaderen van de kamercontour (hier: A/B) uitgefreesd
  4. In de volgende stap verplaatst de besturing het gereedschap naar de volgende diepte-instelling en herhaalt hij het ruimen totdat de geprogrammeerde diepte is bereikt
  5. Ten slotte verplaatst het gereedschap zich in de gereedschapsas terug naar veilige hoogte, of naar de laatste vóór de cyclus geprogrammeerde positie. Dit gedrag is afhankelijk van machineparameter posAfterContPocket (nr. 201007).

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u de parameter posAfterContPocket (nr. 201007) op ToolAxClearanceHeight hebt ingesteld, positioneert de besturing het gereedschap na het cycluseinde uitsluitend in de gereedschapsas op de veilige hoogte. De besturing positioneert het gereedschap niet op het bewerkingsvlak. Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Gereedschap na cycluseinde met alle coördinaten van het bewerkingsvlak positioneren, bijv. L X+80 Y+0 R0 FMAX
  2. Na de cyclus een absolute positie programmeren, geen incrementele verplaatsing
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Bij het naruimen houdt de besturing geen rekening met een gedefinieerde slijtagewaarde DR van het voorruimgereedschap.
  • Als tijdens de bewerking M110 actief is, wordt bij aan de binnenkant gecorrigeerde cirkelbogen de aanzet dienovereenkomstig gereduceerd.
  • Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q1, komt de besturing met een foutmelding.
  • De volgende cyclus houdt rekening met additionele functies M109 en M110: De besturing houdt bij bewerkingen aan de binnen- en buitenzijde de aanzet van cirkelbogen bij binnen- en buitenradiussen op de snijkant van het gereedschap constant.
  • Aanzet bij cirkelbanen aanpassen met M109

 
Tip

Eventueel een door het midden snijdende vingerfrees (DIN 844) gebruiken of voorboren met cyclus 21.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • In geval van kamercontouren met scherpe binnenhoeken kan bij toepassing van een overlappingsfactor groter dan een restmateriaal bij het ruimen blijven staan. Met name de binnenste baan moet aan de hand van een grafische testweergave worden gecontroleerd en eventueel moet de overlappingsfactor enigszins worden gewijzigd. Daardoor ontstaat een andere snede-opdeling, wat vaak tot het gewenste resultaat leidt.
  • De instelling voor het insteken van cyclus 22 kunt u vastleggen met parameter Q19 en in de gereedschapstabel met de kolommen ANGLE en LCUTS:
    • Als Q19=0 is gedefinieerd, steekt de besturing loodrecht in, ook wanneer voor het actieve gereedschap een insteekhoek (ANGLE) is gedefinieerd
    • Als u ANGLE=90° definieert, steekt de besturing loodrecht in. Als insteekaanzet wordt dan pendelaanzet Q19 gebruikt
    • Als pendelaanzet Q19 in cyclus 22 is gedefinieerd en ANGLE in de gereedschapstabel tussen 0,1 en 89,999 is gedefinieerd, steekt de besturing helixvormig in met de vastgelegde ANGLE
    • Als de pendelaanzet in cyclus 22 is gedefinieerd en er geen ANGLE in de gereedschapstabel staat, komt de besturing met een foutmelding
    • Als de geometrische omstandigheden zodanig zijn dat er niet helixvormig kan worden ingestoken (sleuf), probeert de besturing pendelend in te steken (de pendellengte wordt dan berekend uit LCUTS en ANGLE (pendellengte = LCUTS / tan ANGLE))

Aanwijzing in combinatie met machineparameters

  • Met machineparameter posAfterContPocket (nr. 201007) definieert u het gedrag na de bewerking van de contourkamer.
    • PosBeforeMachining: terugkeren naar startpositie
    • ToolAxClearanceHeight: gereedschapsas op veilige hoogte positioneren.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameters

Q10 Diepteverplaatsing?

Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q11 Aanzet diepteverplaatsing?

Aanzet bij verplaatsingen in de spilas

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q12 Aanzet uitruimen?

Aanzet bij verplaatsingen in het bewerkingsvlak

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q18 resp. QS18 Voorruimgereedschap?

Nummer of naam van het gereedschap waarmee de besturing reeds heeft voorgeruimd. U kunt via de selectiemogelijkheid in de actiebalk het voorruimgereedschap direct uit de gereedschapstabel overnemen. Bovendien kunt u met de selectiemogelijkheid Naam in de actiebalk zelf de gereedschapsnaam invoeren. De besturing voegt het aanhalingsteken (boven) automatisch in wanneer u het invoerveld verlaat. Indien niet is voorgeruimd, "0" invoeren; wanneer hier een nummer of een naam wordt ingevoerd, ruimt de besturing alleen dat deel uit dat niet met het voorruimgereedschap kon worden bewerkt. Wanneer het niet mogelijk is het naruimbereik zijdelings te benaderen, steekt de besturing pendelend in; daartoe moet in de gereedschapstabel TOOL.T de lengte van de snijkant LCUTS en de maximale insteekhoek ANGLE van het gereedschap gedefinieerd worden.

Invoer: 0...99999.9 alternatief maximaal 255 tekens

Q19 Aanzet pendelen?

Pendelaanzet in mm/min

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q208 Aanzet vrijzetten?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap na de bewerking in mm/min. Wanneer Q208=0 wordt ingevoerd, trekt de besturing het gereedschap met aanzet Q12 terug.

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF

Q401 Aanzetfactor in %?

Procentuele factor waarnaar de besturing de bewerkingsaanzet (Q12) reduceert, zodra het gereedschap bij het ruimen met de volle omtrek in het materiaal verplaatst. Wanneer u de aanzetreductie gebruikt, kunt u de Aanzet ruimen zo groot definiëren, dat er bij de in cyclus 20 vastgelegde baanoverlapping (Q2) optimale snij-omstandigheden gelden. De besturing reduceert dan bij overgangen of vernauwingen de aanzet zoals deze door u is gedefinieerd, zodat de bewerkingstijd in totaal korter zou moeten zijn.

Invoer: 0.0001...100

Q404 Naruimstrategie (0/1)?

Vastleggen hoe de besturing het gereedschap bij het naruimen verplaatst:

0: de besturing verplaatst het gereedschap tussen de na te ruimen gedeeltes op de actuele diepte langs de contour. De invoer werkt alleen wanneer de diameter van het naruimgereedschap groter is dan of gelijk is aan de radius van het voorruimgereedschap.

1: de besturing trekt het gereedschap tussen de na te ruimen gedeeltes terug naar veiligheidsafstand en verplaatst zich vervolgens naar het startpunt van het volgende ruimgereedschap.

Invoer: 0, 1

Voorbeeld

11 CYCL DEF 22 UITRUIMEN ~

Q10=-5

;DIEPTEVERPLAATSING ~

Q11=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q12=+500

;AANZET UITRUIMEN ~

Q18=+0

;VOORRUIMGEREEDSCHAP ~

Q19=+0

;AANZET PENDELEN ~

Q208=+99999

;AANZET TERUGTREKKEN ~

Q401=+100

;AANZETFACTOR ~

Q404=+0

;NARUIMSTRATEGIE