Cyclus 200 BOREN
ISO-programmering
G200
Toepassing
Verwante onderwerpen
- Cyclus 203 UNIVERSEEL-BOREN optioneel met afnemende verplaatsing, stilstandtijd en spaanbreken
- Cyclus 205 UNIVERSEELBOREN optioneel met afnemende verplaatsing, spaanbreken, verdiept startpunt en voorstopafstand
- Cyclus 241 EENLIPPIG DIEPBOREN optioneel met verdiept startpunt, stilstanddiepte, rotatierichting en toerental bij het in- en uitschuiven van de boring
Cyclusverloop
- De besturing positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang met FMAX naar de veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak
- Het gereedschap boort met de geprogrammeerde aanzet F tot de eerste diepte-instelling
- De besturing trekt het gereedschap met FMAX terug naar de veiligheidsafstand, blijft daar - indien ingevoerd - en verplaatst zich aansluitend weer met FMAX naar de veiligheidsafstand boven de eerste diepte-instelling
- Aansluitend boort het gereedschap met de ingevoerde aanzet F naar een volgende diepte-instelling
- De besturing herhaalt dit proces (2 tot 4) totdat de ingevoerde boordiepte is bereikt (de stilstandtijd uit Q211 werkt bij elke verplaatsing)
- Ten slotte verplaatst het gereedschap zich vanaf de bodem van de boring met FMAX naar de veiligheidsafstand of naar de 2e veiligheidsafstand. De 2e veiligheidsafstand Q204 werkt pas wanneer deze groter is geprogrammeerd dan de veiligheidsafstand Q200
Instructies
- Diepte negatief invoeren
- Met machineparameter displayDepthErr (nr. 201003) instellen of de besturing bij de invoer van een positieve diepte een foutmelding af dient te geven (on) of niet (off)
- Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q201, komt de besturing met een foutmelding.
Aanwijzingen voor het programmeren
- Positioneerregel naar het startpunt (midden van de boring) van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie R0 programmeren
- Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing de cyclus niet uit.
- Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q201, komt de besturing met een foutmelding.
Wanneer u zonder spaanbreken boort, definieert u in de parameter Q202 een hogere waarde als de diepte Q201 plus de berekende diepte uit de gereedschapspunthoek. Hierbij kunt u ook een duidelijke hogere waarde opgeven.
Cyclusparameters
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Q200 Veiligheidsafstand? Afstand gereedschapspunt – werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q201 Diepte? Afstand werkstukoppervlak – bodem van de boring. De waarde werkt incrementeel. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q206 Aanzet diepteverplaatsing? Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het boren in mm/min Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU | |
Q202 Diepteverplaatsing? Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst. De waarde werkt incrementeel. De diepte hoeft geen veelvoud van de diepte-instelling te zijn. De besturing verplaatst in één slag naar diepte als:
Invoer: 0...99999,9999 | |
Q210 Stilstandstijd boven? Tijd in seconden die het gereedschap op veiligheidsafstand stilstaat, nadat het door de besturing uit de boring is teruggetrokken, om de spanen te verwijderen. Invoer: 0...3600.0000 Alternatief PREDEF | |
Q203 Coörd. werkstukoppervlakte? Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve referentiepunt. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q204 2e veiligheidsafstand? Afstand in de gereedschapsas tussen gereedschap en werkstuk (spanmiddel) waarbij een botsing is uitgesloten. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q211 Stilstandstijd onder? Tijd in seconden die het gereedschap op de bodem van de boring stilstaat. Invoer: 0...3600.0000 Alternatief PREDEF | |
Q395 Referentie naar diameter (0/1)? Selectie of de ingevoerde diepte is gerelateerd aan de gereedschapspunt of aan het cilindrische deel van het gereedschap. Wanneer de nesturing de diepte aan het cilindrische deel van het gereedschap moet relateren, moet u de punthoek van het gereedschap in de kolom T-ANGLE van de gereedschapstabel TOOL.T definiëren. 0 = diepte gerelateerd aan de gereedschapspunt 1 = diepte gerelateerd aan het cilindrische deel van het gereedschap Invoer: 0, 1 |
11 CYCL DEF 200 BOREN ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
12 L X+30 Y+20 FMAX M3 | ||
13 CYCL CALL | ||
14 L X+80 Y+50 FMAX M99 |