Variabele aan tabelkolom koppelen met SQL BIND

Toepassing

SQL BIND koppelt een Q-parameter aan een tabelkolom. De SQL-commando's FETCH, UPDATE en INSERT verwerken deze koppeling (toewijzing) bij de gegevensoverdracht tussen result-set (resultaatset) en NC-programma.

Voorwaarden

  • Sleutelgetal 555343
  • Tabel aanwezig
  • Geschikte tabelnaam
  • De namen van tabellen en tabelkolommen moeten met een letter beginnen en mogen geen rekenkundig teken, bijv. + bevatten. Deze tekens kunnen op basis van SQL-commando's bij het inlezen of uitlezen van gegevens tot problemen leiden.

Functiebeschrijving

Programmeer een willekeurig aantal koppelingen met SQL BIND..., voordat u de commando's FETCH, UPDATE of INSERT gebruikt.

Een SQL BIND zonder tabel- en kolomnaam heft de koppeling op. De koppeling eindigt uiterlijk met het einde van het NC-programma of van het subprogramma.

Invoer

11 SQL BIND Q881 "Tab_example.Position_Nr"

; Q881 verbinden met de kolom "Position_Nr" van de tabel "Tab_example"

U navigeert als volgt naar deze functie:

NC-functie invoegen Alle functies FN SQL SQL BIND

De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:

Syntaxiselement

Betekenis

SQL BIND

Syntaxaopener voor het SQL-commando BIND

Q, QL, QR, QS of Q REF

Te verbinden variabele

Naam of QS

Tabelnaam en tabelkolom, met . gescheiden of QS-parameters met de definitie

Vaste of variabele naam

Syntaxiselement optioneel

Instructies

  • Als tabelnaam kunt u het pad van de tabel of een synoniem invoeren.
  • SQL-opdrachten uitvoeren met SQL EXECUTE

  • Bij het lezen en schrijven houdt de besturing uitsluitend rekening met de kolommen die u met de SELECT -opdracht opgeeft. Wanneer u in het SELECT-commando kolommen zonder koppeling opgeeft, onderbreekt de besturing de lees- of schrijfbewerking met een foutmelding.