CAM-gegenereerde NC-programma's

Toepassing

CAM-gegenereerde NC-programma's worden buiten de besturing met behulp van CAM-systemen gemaakt.

In combinatie met 4-assige simultane bewerkingen en vlakken met vrije vormen biedt een CAM-systeem een comfortabele en deels zelfs de enige oplossing.

Om ervoor te zorgen dat met de CAM gegenereerde NC-programma's het volledige prestatiepotentieel van de besturing benut wordt en u bijvoorbeeld interventie- en correctiemogelijkheden krijgt, moet aan bepaalde eisen worden voldaan.

CAM-gegenereerde NC-programma's moeten aan dezelfde eisen voldoen als handmatig gemaakte NC-programma's. Bovendien worden er andere eisen uit de procesketen gesteld.

Processtappen

De procesketen beschrijft de weg van een constructie tot het gemaakte werkstuk.

3D-modellen maken
(CAD)
[Object]
Bewerkingsstrategieën
definiëren
(CAM)
[Object]
NC-programma uitvoeren
(postprocessor)
[Object]
NC-programma uitvoeren
(NC-besturing)
[Object]
Bewegingen uitvoeren
(machine)
[Object]
Werkstuk
[Object]

Uitvoerformaten van NC-programma's

Uitvoer in HEIDENHAIN-klaartekst

Wanneer u het NC-programma in klaartekst uitvoert, hebt u de volgende mogelijkheden:

  • 3-assige uitvoering
  • Uitvoer met maximaal vier assen, zonder M128 of FUNCTION TCPM
  • Uitvoer met maximaal vier assen, met M128 of FUNCTION TCPM (#9 / #4-01-1)
 
Tip

Voorwaarden voor een 4-assige bewerking:

  • Machine met rotatieassen
  • Uitgebreide functies groep 1 (#8 / #1-01-1)
  • Uitgebreide functies groep 2 (#9 / #4-01-1) voor M128 of FUNCTION TCPM
 
Tip

De TNC7 basic kan max. vier assen gelijktijdig bewegen. Wanneer met een NC-regel meer dan vier assen moeten worden verplaatst, toont de besturing een foutmelding.

Wanneer de aspositie niet verandert, kunt u toch meer dan vier assen programmeren.

Wanneer voor het CAM-systeem de kinematica van de machine en de exacte gereedschapsgegevens beschikbaar zijn, is het mogelijk om NC-programma's zonder M128 of FUNCTION TCPM uit te voeren. De geprogrammeerde aanzet wordt daarbij op alle asonderdelen per NC-regel verrekend, waaruit verschillende snijsnelheden kunnen voortvloeien.

Machineneutraal en flexibeler is een NC-programma met M128 of FUNCTION TCPM, omdat de besturing de kinematicaberekening overneemt en de gereedschapsgegevens uit het gereedschapsbeheer gebruikt. De geprogrammeerde aanzet werkt daarbij op het geleidepunt van het gereedschap.

Gereedschapsinstelling compenseren met FUNCTION TCPM (#9 / #4-01-1)

Referentiepunten op het gereedschap

Voorbeelden

11 L X+88 Y+23.5375 Z-8.3 R0 F5000

; 3-assig

11 L X+88 Y+23.5375 Z-8.3 C+45 R0 F5000

; 4-assig zonder M128

11 L X+88 Y+23.5375 Z-8.3 C+45 R0 F5000 M128

; 4-assig met M128

Uitvoer met vectoren

Vanuit het oogpunt van natuurkunde en geometrie is een vector een gerichte grootheid, die een richting en een lengte beschrijft.

Bij de uitvoer met vectoren heeft de besturing ten minste één vector nodig, die de richting van de vlaknormaalvector of de gereedschapsinstelling beschrijft. Optioneel bevat de NC-regel beide vectoren.

 
Tip

Voorwaarden:

  • Machine met rotatieassen
  • Uitgebreide functies groep 1 (#8 / #1-01-1)
  • Uitgebreide functies groep 2 (#9 / #4-01-1)
 
Tip

De TNC7 basic kan max. vier assen gelijktijdig bewegen. Wanneer met een NC-regel meer dan vier assen moeten worden verplaatst, toont de besturing een foutmelding.

Wanneer de aspositie niet verandert, kunt u toch meer dan vier assen programmeren.

Voorbeelden

11 LN X0.499 Y-3.112 Z-17.105 NX0.2196165 NY-0.1369522 NZ0.9659258

; 3-assig met vlaknormaalvector, zonder gereedschapsoriëntatie

11 LN X0.499 Y-3.112 Z-17.105 NX0.2196165 NY-0.1369522 NZ0.9659258 TX+0 TY–0.8764339 TZ+0.2590319 M128

; 4-assig met M128, vlaknormaalvector en gereedschapsoriëntatie

Opbouw van een NC-regel met vectoren

Vlaknormaalvector loodrecht op de contour

Gereedschapsrichtingsvector

Voorbeeld

11 LN X+0.499 Y-3.112 Z-17.105 NX0 NY0 NZ1 TX+0,0078922 TY–0,8764339 TZ+0,2590319

; Rechte LN met vlaknormaalvector en gereedschapsoriëntatie

Syntaxiselement

Betekenis

LN

Rechte LN met vlaknormaalvector

X Y Z

Doelcoördinaten

NX NY NZ

Componenten van de vlaknormaalvector

Syntaxiselement optioneel

TX TY TZ

Componenten van de gereedschapsrichtingsvector

Syntaxiselement optioneel

Bewerkingswijzen op aantal assen

3-assige bewerking

Wanneer voor de bewerking van een werkstuk alleen de lineaire assen X, Y en Z nodig zijn, wordt een 3-assige bewerking uitgevoerd.

3+2-assige bewerking

Als voor de bewerking van een werkstuk het bewerkingsvlak moet worden gezwenkt, wordt een 3+2-assige bewerking uitgevoerd.

 
Tip

Voorwaarden:

  • Machine met rotatieassen
  • Uitgebreide functies groep 1 (#8 / #1-01-1)

Schuine bewerking

Bij de schuine bewerking, ook hellend frezen genoemd, staat het gereedschap in een door u gedefinieerde hoek ten opzichte van het bewerkingsvlak. U wijzigt niet de oriëntatie van het bewerkingsvlak-coördinatensysteem WPL-CS, maar uitsluitend de positie van de rotatie-assen en daarmee de gereedschapsinstelling. De besturing kan de afwijking compenseren die hierdoor in de lineaire assen ontstaat.

De schuine bewerking wordt toegepast in combinatie met ondersnijdingen en korte inspanlengtes van het gereedschap.

 
Tip

Voorwaarden:

  • Machine met rotatieassen
  • Uitgebreide functies groep 1 (#8 / #1-01-1)
  • Uitgebreide functies groep 2 (#9 / #4-01-1)

Bewerking in 4 assen

Bij de 4-assige bewerking, ook 4-assige simultaanbewerking genoemd, verplaatst de machine vier assen gelijktijdig.

 
Tip

Voorwaarden:

  • Machine met rotatieassen
  • Uitgebreide functies groep 1 (#8 / #1-01-1)
  • Uitgebreide functies groep 2 (#9 / #4-01-1)

Processtappen

CAD

Toepassing

Met behulp van CAD-systemen maken constructeurs de 3D-modellen van de benodigde werkstukken. Onjuiste CAD-gegevens hebben een negatief effect op de gehele procesketen, waaronder de kwaliteit van het werkstuk.

Instructies

  • Vermijd open of overlappende vlakken en overbodige punten in de 3D-modellen. Gebruik indien mogelijk de testfuncties van het CAD-systeem.
  • Construeer of sla de 3D-modellen op het midden van de tolerantie en niet gerelateerd aan de nominale maten.
 
Tip

Ondersteuning bij de productie met extra bestanden:

  • U kunt 3D-modellen in STL-formaat beschikbaar stellen. De simulatie in de besturing kan de CAD-gegevens bijvoorbeeld als onbewerkte en bewerkte werkstukken gebruiken. Extra modellen van de gereedschaps- en werkstukspanmiddelen zijn belangrijk in verband met de botsingstest (#40 / #5-03-1).
  • U kunt tekeningen met de te controleren afmetingen ter beschikking stellen. Het bestandstype van de tekeningen is hierbij niet belangrijk, omdat de besturing bijvoorbeeld ook PDF-bestanden kan openen en daarmee een papierloze productie ondersteunt.

Definitie

Afkorting

Definitie

CAD (computer- aided design)

Computerondersteund construeren

CAM en postprocessor

Toepassing

Met behulp van bewerkingsstrategieën binnen de CAM-systemen maken CAM-programmeurs op basis van de CAD-gegevens machine- en besturingsonafhankelijke NC-programma's.

Met behulp van de postprocessor worden de NC-programma's vervolgens machine- en besturingsspecifiek uitgevoerd.

Opmerkingen over de CAD-gegevens

  • Voorkom kwaliteitsverlies door ongeschikte overdrachtsformaten. Geïntegreerde CAM-systemen met fabrikantspecifieke interfaces werken deels zonder kwaliteitsverlies.
  • Gebruik de beschikbare nauwkeurigheid van de ontvangen CAD-gegevens. Voor nabewerking van grote radiussen wordt aanbevolen om te werken met geometrie- of modelfouten van minder dan 1 μm.

Aanwijzingen voor koordefouten en cyclus 32 TOLERANTIE

Ingestelde baan (werkstukcontour)
[Object]
Koordefout
[Object]
NC-gegevens
[Object]
  • Bij het voorbewerken ligt de focus op de bewerkingssnelheid.
  • De som van de koordefout en de tolerantie T in cyclus 32 TOLERANTIE moet kleiner zijn dan de contourovermaat, omdat anders beschadigingen zouden kunnen ontstaan.

  • Koordefouten in het CAM-systeem

    0,004 mm t/m 0,015 mm

    Tolerantie T in cyclus 32 TOLERANTIE

    0,05 mm t/m 0,3 mm

  • Bij het nabewerken met het doel van een hoge nauwkeurigheid moeten de waarden de vereiste gegevensdichtheid leveren.
  • Koordefouten in het CAM-systeem

    0,001 mm t/m 0,004 mm

    Tolerantie T in cyclus 32 TOLERANTIE

    0,002 mm t/m 0,006 mm

  • Bij het nabewerken met het doel van een hoge kwaliteit van het oppervlak moeten de waarden een afvlakking van de contour toestaan.
  • Koordefouten in het CAM-systeem

    0,001 mm t/m 0,005 mm

    Tolerantie T in cyclus 32 TOLERANTIE

    0,010 mm t/m 0,020 mm

Cyclus 32 TOLERANTIE

Aanwijzingen voor besturingsgeoptimaliseerde NC-uitvoer

  • Voorkom afrondingsfouten door asposities met ten minste vier decimalen uit te voeren. Voor optische componenten en werkstukken met grote radiussen (kleine krommingen) worden ten minste vijf decimalen aanbevolen. Voor de uitvoer van vlaknormaalvectoren (bij rechte LN) zijn minimaal zeven decimalen vereist.
  • Voorkom dat toleranties worden opgeteld, door bij opeenvolgende positioneerregels absolute in plaats van incrementele coördinatenwaarden uit te voeren.
  • Voer indien mogelijk positioneerregels als cirkelbogen uit. De besturing rekent cirkels intern nauwkeuriger.
  • Vermijd herhalingen van identieke posities, aanzetgegevens en additionele functies, bijvoorbeeld M3.
  • Wanneer een subprogramma-oproep en een subprogrammadefinitie door meerdere NC-regels van elkaar zijn gescheiden, kunnen er rekengerelateerde onderbrekingen optreden. Voorkom met behulp van de volgende mogelijkheden bijv. ononderbroken markeringen door vrije sneden:
    • Subprogramma's met posities voor het vrijmaken aan het begin van het programma programmeren. De besturing weet bij een latere oproep al waar het subprogramma zich bevindt.
    • Bewerkingsposities of coördinaattransformaties in een afzonderlijk NC-programma structureren. Daardoor moet de besturing bijv. veiligheidsposities en coördinaattransformaties in het NC-programma alleen nog oproepen.
  • Voer cyclus 32 TOLERANTIE uitsluitend opnieuw uit indien instellingen zijn gewijzigd.
  • Zorg ervoor dat hoeken (krommingsovergangen) nauwkeurig door een NC-regel gedefinieerd zijn.
  • Wanneer de gereedschapsbaan met sterke richtingswijzigingen is uitgevoerd, fluctueert de aanzet sterk. Rond, indien mogelijk, de gereedschapsbanen af.
  • Gereedschapsbanen met sterke richtingsveranderingen bij de overgangen

    Gereedschapsbanen met afgeronde overgangen

  • Laat tussen- of steunpunten achterwege bij het uitvoeren van rechte banen. Deze punten ontstaan bijvoorbeeld door een constante puntuitvoer.
  • Voorkom patronen op het werkstukoppervlak door exact synchrone puntverdeling op vlakken met gelijkmatige kromming te vermijden.
  • Gebruik de bij het werkstuk en de bewerkingsstap passende puntafstanden. Gangbare beginwaarden liggen tussen 0,25 mm en 0,5 mm. Waarden groter dan 2,5 mm worden ook bij hoge bewerkingsaanzetten niet aanbevolen.
  • Voorkom verkeerde positionering door de PLANE-functies (#8 / #1-01-1) met MOVE of TURN zonder aparte positioneerregels uit te voeren. Als u STAY uitvoert en de rotatie-assen afzonderlijk positioneert, gebruikt u in plaats van vaste aswaarden de variabelen Q120 tot en met Q122.
  • Bewerkingsvlak zwenken met PLANE-functies (#8 / #1-01-1)

  • Voorkom sterke aanzetonderbrekingen op het geleidepunt van het gereedschap door een ongunstige verhouding tussen de lineaire en rotatie-asbeweging te voorkomen. Een probleem is bijvoorbeeld een duidelijke wijziging van de gereedschapsinstelhoek bij een gelijktijdige geringe positiewijziging van het gereedschap. Houd rekening met de verschillende snelheden van de desbetreffende assen.
  • Wanneer de machine meerdere assen simultaan beweegt, kunnen de kinematische fouten van de assen worden opgeteld. Gebruik zo min mogelijk assen simultaan.
  • Vermijd onnodige aanzetbegrenzingen, deze kunt u binnen M128 of de functie FUNCTION TCPM (#9 / #4-01-1) voor compensatiebewegingen definiëren.
  • Gereedschapsinstelling compenseren met FUNCTION TCPM (#9 / #4-01-1)

  • Houd rekening met het machinespecifieke gedrag van rotatie-assen.
  • Aanwijzingen met betrekking tot software-eindschakelaars bij modulo-assen

Aanwijzingen met betrekking tot het gereedschap

  • Een kogelfrees, een CAM-uitvoer op het gereedschapsmiddelpunt en een hoge tolerantie van de rotatie-as TA (1° tot 3°) in cyclus 32 TOLERANTIE maken gelijkmatig aanzetverloop mogelijk.
  • Kogel- of torusfrees en een CAM-uitvoer gerelateerd aan de gereedschapspunt vereisen geringe tolerantie van de rotatie-as TA (ca. 0,1°) in cyclus 32 TOLERANTIE. Bij hogere waarden bestaat het gevaar dat de contour beschadigd kan worden. De omvang van de contourbeschadigingen hangt onder meer af van de gereedschapsinstelling, de gereedschapsradius en de ingrijpingsdiepte.

Referentiepunten op het gereedschap

Aanwijzingen voor gebruiksvriendelijke NC-uitvoer

  • U kunt NC-programma's eenvoudig aanpassen door de bewerkings- en tastcycli van de besturing te gebruiken.
  • Geef zowel de aanpassingsmogelijkheden als het overzicht prioriteit door de aanzetten centraal te definiëren met behulp van variabelen. Gebruik bij voorkeur vrij bruikbare variabelen, bijvoorbeeld QL-parameters.
  • Variabelen: Q-, QL-, QR- en QS-parameters

  • Verbeter het overzicht door de NC-programma 's te structureren. Gebruik binnen de NC-programma's bijvoorbeeld subprogramma's. Grotere projecten kunt u zo mogelijk over meerdere afzonderlijke NC-programma's verdelen.
  • Programmeertechnieken

  • Ondersteun correctiemogelijkheden door contouren uit te geven met gereedschapsradiuscorrectie.
  • Gereedschapsradiuscorrectie

  • Maak met behulp van indelingspunten snelle navigatie binnen NC-programma's mogelijk.
  • Indelen van NC-programma's

  • Communiceer met behulp van opmerkingen belangrijke aanwijzingen over het NC-programma.
  • Invoegen van commentaar

NC-besturing en machine

Toepassing

De TNC berekent op basis van de in het NC-programma gedefinieerde punten de bewegingen van de afzonderlijke machineassen en de vereiste snelheidsprofielen. Dankzij besturingsinterne filterfuncties wordt de contour daarbij zodanig verwerkt en afgevlakt, dat de besturing de maximaal toegestane baanafwijking aanhoudt.

De machine zet met behulp van het aandrijfsysteem de berekende bewegingen en snelheidsprofielen om in gereedschapsverplaatsingen.

Met behulp van verschillende ingreep- en correctiemogelijkheden kunt u de bewerking optimaliseren.

Aanwijzingen voor het gebruik van door CAM gegenereerde NC-programma's

  • De simulatie van de machine- en besturingsonafhankelijke NC-gegevens binnen de CAM-systemen kan van de werkelijke bewerking afwijken. Controleer de door CAM gegenereerde NC-programma's met behulp van de simulatie in de besturing.
  • Werkstand Simulatie

  • Houd rekening met het machinespecifieke gedrag van rotatie-assen.
  • Aanwijzingen met betrekking tot software-eindschakelaars bij modulo-assen

  • Zorg ervoor dat de benodigde gereedschappen beschikbaar zijn en dat er voldoende resterende standtijd is.
  • Gereedschapsgebruiktest

  • Wijzig, indien nodig, de waarden in de cyclus 32 TOLERANTIE, afhankelijk van de koordefout en de dynamiek van de machine.
  • Cyclus 32 TOLERANTIE

  •  
    Machine

    Raadpleeg uw machinehandboek!

    Enkele machinefabrikanten bieden de mogelijikheid om het gedrag van de machine via een extra cyclus aan de desbetreffende bewerking aan te passen, bijvoorbeeld cyclus 332 Tuning. Met cyclus 332 kunt u filterinstellingen, versnellingsinstellingen en schokinstellingen wijzigen.

  • Wanneer het met CAM gegenereerde NC-programma vectoren bevat, kunt u gereedschappen ook driedimensionaal corrigeren.
  • Uitvoerformaten van NC-programma's

  • Met behulp van softwareopties kunt u verdere optimalisaties doorvoeren.
  • Functies en functiepakketten

  • Software-opties

Aanwijzingen met betrekking tot software-eindschakelaars bij modulo-assen

 
Tip

De volgende aanwijzingen met betrekking tot software-eindschakelaars bij modulo-assen gelden eveneens voor verplaatsingsgrenzen.

Verplaatsingsgrenzen

Voor software-eindschakelaars bij modulo-assen gelden de volgende randvoorwaarden:

  • De ondergrens is groter dan -360° en kleiner dan +360°.
  • De bovengrens is niet negatief en kleiner dan +360°.
  • De ondergrens is niet groter dan de bovengrens.
  • De onder- en bovengrens liggen minder dan 360° uit elkaar.

Als niet aan de randvoorwaarden wordt voldaan, kan de besturing de modulo-as niet bewegen en volgt er een foutmelding.

Wanneer de doelpositie of een gelijkwaardige positie binnen het toegestane bereik liggen, is beweging bij actieve modulo-eindschakelaars toegestaan. De bewegingsrichting is automatisch, omdat er altijd slechts één van de posities kan worden benaderd. Neem de volgende voorbeelden in acht!

Gelijkwaardige posities verschillen met een offset van n x 360° van de doelpositie. De factor n komt overeen met een geheel getal.

Voorbeeld

11 L C+0 R0 F5000

; Eindschakelaar -80° en 80°

12 L C+320

; Doelpositie -40°

De besturing positioneert de modulo-as tussen de actieve eindschakelaars naar de positie -40° die 320° gelijkwaardig is.

Voorbeeld

11 L C-100 R0 F5000

; Eindschakelaar -90° en 90°

12 L IC+15

; Doelpositie -85°

De besturing voert de verplaatsingsbeweging uit, omdat de doelpositie binnen het toegestane bereik ligt. De besturing positioneert de as in de richting van de nabijgelegen eindschakelaar.

Voorbeeld

11 L C-100 R0 F5000

; Eindschakelaar -90° en 90°

12 L IC-15

; Foutmelding

De besturing toont een foutmelding omdat de doelpositie buiten het toegestane bereik ligt.

Voorbeelden

11 L C+180 R0 F5000

; Eindschakelaar -90° en 90°

12 L C-360

; Doelpositie 0°: geldt ook voor een veelvoud van 360°, bijvoorbeeld 720°

11 L C+180 R0 F5000

; Eindschakelaar -90° en 90°

12 L C+360

; Doelpositie 360°: geldt ook voor een veelvoud van 360°, bijvoorbeeld 720°

Als de as zich precies in het midden van het verboden bereik bevindt, is de weg naar beide eindschakelaars identiek. In dat geval kan de besturing de as in beide richtingen verplaatsen.

Wanneer uit de positioneerregel twee gelijkwaardige doelposities voortkomen binnen het toegestane bereik, positioneert de besturing op de kortere weg. Wanneer beide gelijkwaardige eindposities 180° verwijderd zijn, kiest de besturing de bewegingsrichting volgens het geprogrammeerde voorteken.

Definities

Modulo-as
Modulo-assen zijn assen waarvan het meetsysteem slechts waarden van 0° tot 359,9999° levert. Wanneer een as als spil wordt gebruikt, moet de machinefabrikant deze as als modulo-as configureren.

Rollover-as
Rollover-assen zijn rotatie-assen die meerdere of een willekeurig aantal omwentelingen kunnen uitvoeren. Een rollover-as moet door de machinefabrikant worden geconfigureerd als modulo-as.

Modulo-telwijze
De digitale uitlezing van een rotatie-as met modulo-telmethode ligt tussen 0° en 359,9999°. Als de waarde van 359,9999° wordt overschreden, begint de weergave weer bij 0°.

Functies en functiepakketten

Bewegingsbesturing ADP

Puntenverdeling

Vergelijking met en zonder ADP

Door CAM gegenereerde NC-programma's met onvoldoende resolutie en variabele puntdichtheid in aangrenzende banen kunnen tot aanzetschommelingen en fouten op het werkstukoppervlak leiden.

De functie Advanced Dynamic Prediction ADP breidt de vooruitberekening van het toegestane maximale aanzetprofiel uit en optimaliseert de bewegingsbesturing van de desbetreffende assen bij het frezen. Zo kunt u met een korte bewerkingstijd een oppervlak met hoge kwaliteit realiseren en de nabewerking verkorten.

Overzicht van de belangrijkste voordelen van ADP:

  • Bij bidirectioneel frezen heeft de vooruit- en terugbaan een symmetrisch aanzetgedrag.
  • Naast elkaar liggende gereedschapsbanen zijn gelijkmatig aanzetverlopen.
  • Negatieve effecten van typische problemen van CAM-gegenereerde NC-programma's worden gecompenseerd of verzacht, bijvoorbeeld:
    • Korte trapachtige niveaus
    • Grove koordetoleranties
    • Sterk afgeronde coördinaten van het eindpunt van de regel
  • Ook bij moeilijke omstandigheden houdt de besturing de dynamische parameters exact in.

Dynamic Efficiency

Met het functiepakket Dynamic Efficiency kunt u de procesveiligheid bij zwaar verspanen en voorbewerking verhogen en zo efficiënter maken.

Dynamic Efficiency omvat de volgende softwarefuncties:

  • Active Chatter Control ACC (#45 / #2-31-1)
  • Adaptive Feed Control AFC (#45 / #2-31-1)
  • Cycli voor wervelfrezen (#167 / #1-02-1)

Het gebruik van Dynamic Efficiency biedt de volgende voordelen:

  • ACC, AFC en het wervelfrezen verminderen de verwerkingstijd dankzij een hoger verspaningsvolume.
  • AFC maakt gereedschapsbewaking mogelijk en verhoogt daarmee de procesveiligheid.
  • ACC en het wervelfrezen verlengen de levensduur van het gereedschap.
 
Manual

Zie de brochure Opties en accessoires voor meer informatie.

Dynamic Precision

Met het functiepakket Dynamic Precision kunt u snel en nauwkeurig bewerken bij een hoge oppervlaktekwaliteit.

Dynamic Precision omvat de volgende softwarefuncties:

  • Cross Talk Compensation CTC (#141 / #2-20-1)
  • Position Adaptive Control PAC (#142 / #2-21-1)
  • Load Adaptive Control LAC (#143 / #2-22-1)
  • Motion Adaptive Control MAC (#144 / #2-23-1)
  • Machine Vibration Control MVC (#146 / #2-24-1)

De functies bieden elk op zich belangrijke verbeteringen. Zij kunnen echter ook met elkaar worden gecombineerd en vullen elkaar aan:

  • CTC zorgt voor meer nauwkeurigheid in de versnellingsfasen.
  • MVC maakt betere oppervlakken mogelijk.
  • CTC en MVC leiden tot een snelle en nauwkeurige bewerking..
  • PAC maakt verhoogde contournauwkeurigheid mogelijk.
  • LAC houdt nauwkeurigheid constant, ook bij variabele belasting.
  • MAC vermindert trillingen en verhoogt de maximale versnelling bij ijlgangbewegingen.
 
Manual

Zie de brochure Opties en accessoires voor meer informatie.