Map Basisberekeningen
Toepassing
In de map Basisberekeningen van het venster NC-functie invoegen biedt de besturing de functies FN 0 tot en met FN 5.
Met de functie FN 0 kunt u numerieke waarden toewijzen aan variabelen. In plaats van een vaste getalwaarde kunt dan in het NC-programma een variabele programmeren. U kunt ook vooraf gedefinieerde variabelen gebruiken, bijvoorbeeld de actieve gereedschapsradius Q108. Met de functies FN 1 tot en met FN 5 kunt u met de variabelewaarden binnen het NC-programma rekenen.
Verwante onderwerpen
- Vooraf gedefinieerde variabelen
- Rekenen met formules
Functiebeschrijving
De map Basisberekeningen bevat de volgende functies:
Symbool | Functie |
---|---|
FN 0: Toewijzing Bijv FN 0: Q5 = +60 Q5 = 60 Een waarde of de status niet gedefinieerd toewijzen | |
FN 1: Additie bijv. FN 1: Q1 = –Q2 + –5 Q1 = –Q2+(–5) Som van twee waarden berekenen en toewijzen | |
FN 2: Aftrekken bijv. FN 2: Q1 = +10 – +5 Q1 = +10–(+5) Verschil van twee waarden berekenen en toewijzen | |
FN 3: Vermenigvuldigen bijv. FN 3: Q2 = +3 * +3 Q2 = 3*3 Product van twee waarden berekenen en toewijzen | |
FN 4: Delen bijv. FN 4: Q4 = +8 DIV +Q2 Q4 = 8/Q2 Quotiënt van twee waarden berekenen en toewijzen Beperking: Geen deling door 0 | |
FN 5: Vierkantswortel bijv. FN 5: Q20 = SQRT 4 Q20 = √4 Wortel uit een getal trekken en toewijzen Beperking: Geen wortel uit een negatieve waarde mogelijk |
Links van het =-teken definieert u de variabele waaraan u het resultaat toewijst.
Rechts van het =-teken kunt u vaste en variabele waarden gebruiken. De variabelen en getalwaarden in de vergelijkingen kunnen van een voorteken worden voorzien.
Productfamilies
Voor productfamilies worden bijvoorbeeld karakteristieke afmetingen van het werkstuk als variabelen geprogrammeerd. Voor de bewerking van de afzonderlijke werkstukken kan dan aan elke variabele een andere getalwaarde worden toegewezen.
11 LBL "Z1" | |
12 FN 0: Q50 = +30 | ; Cilinderradius Q50 de waarde 30 toewijzen |
13 FN 0: Q51 = +10 | ; Cilinderhoogte Q51 de waarde 10 toewijzen |
* - ... | |
21 L X +Q50 | ; Resultaat komt overeen met L X +30 |
Voorbeeld; Cilinder met Q-parameters
Cilinderradius: | R = Q50 |
Cilinderhoogte: | H = Q51 |
Cilinder Z1: | Q50 = +30 Q51 = +10 |
Cilinder Z2: | Q50 = +10 Q51 = +50 |
Variabele de status niet gedefinieerd toewijzen
U wijst de status niet gedefinieerd als volgt toe aan een variabele: | ||
| ||
| ||
| ||
|
Instructies
- De besturing maakt onderscheid tussen niet-gedefinieerde variabelen en variabelen met de waarde 0.
- U mag niet door 0 delen (FN 4).
- U mag geen wortel uit een negatieve waarde trekken (FN 5).