Referentiepuntbeheer
Toepassing
Met behulp van het referentiepuntbeheer kunt u afzonderlijke referentiepunten vastleggen en activeren. U slaat bijvoorbeeld de positie en scheve ligging van een werkstuk op in de referentiepunttabel. De actieve regel van de referentiepunttabel dient als werkstukreferentiepunt in het NC-programma en als coördinatenoorsprong van het werkstukcoördinatensysteem W-CS.
Referentiepunten in de machine
Gebruik de referentiepuntbeheertabel in de volgende gevallen:
- U zwenkt het bewerkingsvlak naar een machine met tafel- of koprotatie-assen (#8 / #1-01-1)
- U werkt aan een machine met een hoofdwisselsysteem
- U wilt meerdere werkstukken bewerken die met een verschillende scheve ligging zijn opgespannen
- U hebt met eerdere besturingen REF-gerelateerde nulpunttabellen gebruikt
Verwante onderwerpen
- Inhoud van de referentiepunttabel, schrijfbeveiliging
Functiebeschrijving
Referentiepunten vastleggen
U kunt referentiepunten op de volgende manieren vastleggen:
- Asposities handmatig vastleggen
- Tastcycli in de toepassing Instellen
Tastsysteemfuncties in de werkstand Handmatig (#17 / #1-05-1)
- Tastcycli in het NC-programma (#17 / #1-05-1)
Als u een waarde in een regel met schrijfbeveiliging van de referentiepunttabel wilt schrijven, breekt de besturing af met een foutmelding. U moet eerst de schrijfbeveiliging van deze regel verwijderen.
Referentiepunt met freesgereedschappen vastleggen
Als er geen werkstuktastsysteem beschikbaar is, kunt u het referentiepunt ook met behulp van een freesgereedschap vastleggen. De waarden worden in dit geval niet door tasten, maar door aanraken bepaald.
Wanneer u met een freesgereedschap aanraakt, beweegt u in de toepassing Handbediening met roterende spil langzaam naar de werkstukkant.
Zodra het gereedschap bij het werkstuk spanen genereert, plaatst u het referentiepunt in de gewenste as handmatig.
Referentiepunten activeren
- Vóór het activeren van een referentiepunt controleren of alle kolommen met waarden zijn beschreven
- Bij niet-gedefinieerde kolommen waarden invoeren, bijv. 0
- Als alternatief door de machinefabrikant 0 als standaardwaarde voor de kolommen laten definiëren
U kunt referentiepunten op de volgende manieren activeren:
- In de werkstand Tabellen handmatig activeren
- Cyclus 247 REF.PUNT VASTL.
- Functie PRESET SELECT
Als u een referentiepunt activeert, zet de besturing de volgende transformaties terug:
- Nulpuntverschuiving met de functie TRANS DATUM
- Spiegeling met de functie TRANS MIRROR of de cyclus 8 SPIEGELEN
- Rotatie met de functie TRANS ROTATION of de cyclus 10 ROTATIE
- Maatfactor met de functie TRANS SCALE of de cyclus 11 MAATFACTOR
- Asspecifieke maatfactor met de cyclus 26 MAATFACTOR ASSPEC.
Bij het zwenken van het bewerkingsvlak met behulp van PLANE-functies of cyclus 19 BEWERKINGSVLAK wordt de besturing niet teruggezet.
Basisrotatie en 3D-basisrotatie
In de kolommen SPA, SPB en SPC wordt een ruimtehoek ter oriëntatie van het werkstukcoördinatensysteem W-CS gedefinieerd. Deze ruimtehoek definieert de basisrotatie of 3D-basisrotatie van het referentiepunt.
Werkstukcoördinatensysteem W-CS
Wanneer een rotatie om de gereedschapsas is gedefinieerd, bevat het referentiepunt een basisrotatie, bijvoorbeeld SPC bij gereedschapsas Z. Als een van de overige kolommen is gedefinieerd, bevat het referentiepunt een 3D-basisrotatie. Wanneer het werkstukreferentiepunt een basisrotatie of 3D-basisrotatie bevat, houdt de besturing met deze waarden rekening wanneer een NC-programma wordt uitgevoerd.
U kunt met de knop 3D ROT (#8 / #1-01-1) definiëren dat de besturing ook in de toepassing Handbediening rekening houdt met een basisrotatie of 3D-basisrotatie.
Venster 3D-rotatie (#8 / #1-01-1)
De besturing toont bij een actieve basisrotatie of 3D-basisrotatie een symbool in het werkgebied Posities.
Referentiepunt handmatig vastleggen
Wanneer u het referentiepunt handmatig vastlegt, kunt u de waarden naar regel 0 van de referentiepunttabel of naar de actieve regel schrijven.
U stelt een referentiepunt in een as als volgt handmatig in: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
- Met de knop Referentiepunt vastleggen in de functiebalk opent u het venster Referentiepunt vastleggen voor de groen gemarkeerde regel.
- Wanneer u Referentiepunt 0 selecteert, activeert de besturing automatisch regel 0 van de referentiepunttabel als werkstukreferentiepunt.
Referentiepunt handmatig activeren
- Vóór het activeren van een referentiepunt controleren of alle kolommen met waarden zijn beschreven
- Bij niet-gedefinieerde kolommen waarden invoeren, bijv. 0
- Als alternatief door de machinefabrikant 0 als standaardwaarde voor de kolommen laten definiëren
U activeert een referentiepunt als volgt handmatig: | ||
| ||
| ||
|
Instructies
- Met de optionele machineparameter initial (nr. 105603) definieert de machinefabrikant voor elke kolom van een nieuwe regel een standaardwaarde.
- Met de optionele machineparameter CfgPresetSettings (nr.204600) kan de machinefabrikant het vastleggen van een referentiepunt in afzonderlijke assen blokkeren.
- Wanneer u een referentiepunt plaatst, moeten de posities van de rotatie-assen overeenstemmen met de zwenksituatie in het venster 3D-rotatie (#8 / #1-01-1). Wanneer de rotatie-assen anders gepositioneerd zijn dan in het venster 3D-rotatie is gedefinieerd, breekt de besturing standaard af met een foutmelding.
Met de optionele machineparameter chkTiltingAxes (nr. 204601) definieert de machinefabrikant de reactie van de besturing.
- Wanneer u met de radius van een freesgereedschap een werkstuk aanraakt, moet de waarde van de radius in het referentiepunt worden opgenomen.
- Ook als het actuele referentiepunt een basisrotatie of een 3D-basisrotatie bevat, positioneert de functie PLANE RESET in de toepassing MDI de rotatie-assen op 0°.
- Afhankelijk van de machine kan uw besturing over een palletreferentiepunttabel beschikken. Wanneer een palletreferentiepunt actief is, zijn de referentiepunten in de referentiepunttabel gerelateerd aan dit palletreferentiepunt.