Cyclus 202 UITDRAAIEN
ISO-programmering
G202
Toepassing
Cyclusverloop
- De besturing positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang FMAX naar de veiligheidsafstand Q200 boven het Q203 COORD. OPPERVLAK
- Het gereedschap boort met de booraanzet tot de diepte Q201
- Op de bodem van de boring staat het gereedschap stil indien ingevoerd met draaiende spil voor het vrijmaken
- Aansluitend voert de besturing een spiloriëntatie uit op de positie die in parameter Q336 gedefinieerd is
- Wanneer Q214 VRIJLOOPRICHTING is gedefinieerd, verplaatst de besturing zich in de ingevoerde richting om de VEIL.AFST. KANT Q357 vrij
- Vervolgens verplaatst de besturing het gereedschap met aanzet terugtrekking Q208 naar de veiligheidsafstand Q200
- De besturing positioneert het gereedschap weer terug naar het midden van de boring
- De besturing herstelt de spilstatus van het cyclusbegin
- Evt. gaat de besturing met FMAX naar de 2e veiligheidsafstand. De 2e veiligheidsafstand Q204 werkt pas wanneer deze groter is geprogrammeerd dan de veiligheidsafstand Q200. Indien Q214=0, wordt er langs de wand van de boring teruggetrokken
Instructies
- Diepte negatief invoeren
- Met machineparameter displayDepthErr (nr. 201003) instellen of de besturing bij de invoer van een positieve diepte een foutmelding af dient te geven (on) of niet (off)
- Controleer de positie van de gereedschapspunt wanneer u een spiloriëntatie op de hoek programmeert die u in Q336 invoert (bijv. in de toepassing MDI in de werkstand Handmatig). Hierbij mogen geen transformaties actief zijn.
- Hoek zo selecteren, dat de gereedschapspunt parallel aan de vrijlooprichting staat
- Vrijlooprichting Q214 zo kiezen, dat het gereedschap zich vanaf de rand van de boring verplaatst
- Functie M136 voorafgaand aan de cyclus met M137 deactiveren
- Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
- Na de bewerking positioneert de besturing het gereedschap weer naar het startpunt in het bewerkingsvlak. Dat betekent dat u aansluitend incrementeel verder kunt positioneren.
- Wanneer vóór de cyclusoproep de functie M7 of M8 actief was, herstelt de besturing deze status bij het cycluseinde.
- Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q201, komt de besturing met een foutmelding.
- Als Q214 VRIJLOOPRICHTING niet gelijk is aan 0, werkt Q357 VEIL.AFST. KANT.
Aanwijzingen voor het programmeren
- Positioneerregel naar het startpunt (midden van de boring) van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie R0 programmeren
- Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing de cyclus niet uit.
Cyclusparameters
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Q200 Veiligheidsafstand? Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q201 Diepte? Afstand werkstukoppervlak – bodem van de boring. De waarde werkt incrementeel. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q206 Aanzet diepteverplaatsing? Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het uitdraaien in mm/min Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU | |
Q211 Stilstandstijd onder? Tijd in seconden die het gereedschap op de bodem van de boring stilstaat. Invoer: 0...3600.0000 Alternatief PREDEF | |
Q208 Aanzet vrijzetten? Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het terugtrekken uit de boring in mm/min. Wanneer Q208=0 wordt ingevoerd, dan geldt aanzet diepteverplaatsing. Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF | |
Q203 Coörd. werkstukoppervlakte? Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q204 2e veiligheidsafstand? Afstand in de gereedschapsas tussen gereedschap en werkstuk (spanmiddel) waarbij een botsing is uitgesloten. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q214 Vrijlooprichting (0/1/2/3/4)? Richting vastleggen waarin de besturing het het gereedschap op de bodem van de boring terugtrekt (na de spiloriëntatie) 0:: gereedschap niet terugtrekken 1: gereedschap in minrichting van de hoofdas terugtrekken 2: gereedschap in minrichting van de nevenas terugtrekken 3: gereedschap in plusrichting van de hoofdas terugtrekken 4: gereedschap in plusrichting van de nevenas terugtrekken Invoer: 0, 1, 2, 3, 4 | |
Q336 Hoek voor spil-orientatie ? Hoek waaronder de besturing het gereedschap vóór het terugtrekken positioneert. De waarde werkt absoluut. Invoer: 0...360 | |
Q357 Veiligheids-afstand van de kant? Afstand tussen snijkant van gereedschap en wand van de boring. De waarde werkt incrementeel. Alleen actief wanneer Q214 VRIJLOOPRICHTING ongelijk aan 0 is. Invoer: 0...99999,9999 |
11 L Z+100 R0 FMAX | ||
12 CYCL DEF 202 UITDRAAIEN ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
13 L X+30 Y+20 FMAX M3 | ||
14 CYCL CALL | ||
15 L X+80 Y+50 FMAX M99 |