Basisprincipes van de coördinatendefinitie
U programmeert een werkstuk door de baanbewegingen en de doelcoördinaten te definiëren.
Afhankelijk van de maatvoering in de technische tekening gebruikt u cartesiaanse of poolcoördinaten met absolute of incrementele waarden.
Cartesiaanse coördinaten
Toepassing
Een cartesiaans coördinatensysteem bestaat uit twee of drie assen die haaks op elkaar staan. Cartesiaanse coördinaten zijn gerelateerd aan het nulpunt van het coördinatensysteem dat zich in het snijpunt van de assen bevindt.
Met cartesiaanse coördinaten kunt u een punt in de ruimte eenduidig bepalen door drie aswaarden te definiëren.
Functiebeschrijving
In het NC-programma definieert u de waarden in de lineaire assen X, Y en Z, bijvoorbeeld met een rechte L.
11 L X+60 Y+50 Z+20 RL F200 |
De geprogrammeerde coördinaten werken modaal. Wanneer de waarde van een as gelijk blijft, hoeft u de waarde in andere baanbewegingen niet opnieuw te definiëren.
Poolcoördinaten
Toepassing
Poolcoördinaten kunnen in een van de drie vlakken van een cartesiaanse coördinatensysteem worden gedefinieerd.
Poolcoördinaten zijn gerelateerd aan een vooraf gedefinieerde pool. Vanuit deze pool definieert u een punt met de afstand tot de pool en de hoek ten opzichte van de hoekreferentie-as.
Functiebeschrijving
Poolcoördinaten kunnen bijvoorbeeld in de volgende situaties worden gebruikt:
- Punten op cirkelbanen
- Productietekeningen met hoekmaten, bijvoorbeeld bij gatencirkels
U definieert pool CC met cartesiaanse coördinaten in twee assen. Deze assen leggen het vlak en de hoekreferentie-as vast.
De pool werkt modaal binnen een NC-programma.
De hoekreferentie-as gedraagt zich als volgt ten opzichte van het vlak:
Vlak | Hoekreferentieas |
---|---|
XY | +X |
YZ | +Y |
ZX | +Z |
11 CC X+30 Y+10 |
De poolcoördinatenradius PR is gerelateerd aan de pool. PR definieert de afstand van het punt tot de pool.
De poolcoördinatenhoek PA definieert de hoek tussen de hoekreferentie-as en het punt.
11 LP PR+30 PA+10 RR F300 |
De geprogrammeerde coördinaten werken modaal. Wanneer de waarde van een as gelijk blijft, hoeft u de waarde in andere baanbewegingen niet opnieuw te definiëren.
Absolute invoer
Toepassing
Absolute invoer heeft altijd betrekking op een oorsprong. Bij cartesiaanse coördinaten is de oorsprong het nulpunt en bij poolcoördinaten de pool en de hoekreferentie-as.
Functiebeschrijving
Absolute invoer definieert het punt waarop de besturing positioneert.
11 L X+10 Y+10 RL F200 M3 | ; Op punt 1 plaatsen |
12 L X+30 Y+20 | ; Op punt 2 plaatsen |
13 L X+50 Y+30 | ; Op punt 3 plaatsen |
11 CC X+45 Y+25 | ; Pool cartesiaans in twee assen definiëren |
12 LP PR+30 PA+0 RR F300 M3 | ; Op punt 1 plaatsen |
13 LP PA+60 | ; Op punt 2 plaatsen |
14 LP PA+120 | ; Op punt 3 plaatsen |
15 LP PA+180 | ; Op punt 4 plaatsen |
Incrementele incrementele invoer
Toepassing
Incrementele invoerwaarden hebben altijd betrekking op de laatst geprogrammeerde coördinaten. Bij cartesiaanse coördinaten zijn dat de waarden van de assen X, Y en Z, bij poolcoördinaten de waarden van de poolcoördinatenradius PR en de poolcoördinatenhoek PA.
Functiebeschrijving
Met incrementele invoer wordt de waarde gedefinieerd waarmee de besturing positioneert. De laatst geprogrammeerde coördinaten dienen hierbij als het denkbeeldige nulpunt van het coördinatensysteem.
U legt incrementele coördinaten met I vóór elke asopgave vast.
11 L X+10 Y+10 RL F200 M3 | ; Absoluut op punt 1 plaatsen |
12 L IX+20 IY+10 | ; Incrementeel op punt 2 plaatsen |
13 L IX+20 IY+10 | ; Incrementeel op punt 3 plaatsen |
11 CC X+45 Y+25 | ; Pool cartesiaans en absoluut in twee assen definiëren |
12 LP PR+30 PA+0 RR F300 M3 | ; Absoluut op punt 1 plaatsen |
13 LP IPA+60 | ; Incrementeel op punt 2 plaatsen |
14 LP IPA+60 | ; Incrementeel op punt 3 plaatsen |
15 LP IPA+60 | ; Incrementeel op punt 4 plaatsen |