Cyclus 23 NABEWERKEN DIEPTE

ISO-programmering

G123

Toepassing

Met cyclus 23 NABEWERKEN DIEPTE wordt de in cyclus 20 geprogrammeerde overmaat diepte nabewerkt. De besturing verplaatst het gereedschap voorzichtig (verticale tangentiële cirkel) naar het te bewerken oppervlak, als er voldoende ruimte beschikbaar is. Als er weinig ruimte is, verplaatst de besturing het gereedschap loodrecht naar de diepte. Daarna wordt de nabewerkingsovermaat afgefreesd die bij het ruimen is blijven bestaan.

Vóór de oproep van cyclus 23 moet u nog meer cycli programmeren:

  • Cyclus 14 CONTOUR of SEL CONTOUR
  • Cyclus 20 CONTOURDATA
  • evt. cyclus 21 VOORBOREN
  • evt. cyclus 22 RUIMEN

Cyclusverloop

  1. De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang met FMAX naar de veilige hoogte.
  2. Daarna volgt een verplaatsing in de gereedschapsas met aanzet Q11.
  3. De besturing verplaatst het gereedschap voorzichtig (verticale tangentiële cirkel) naar het te bewerken oppervlak, als er voldoende ruimte beschikbaar is. Als er weinig ruimte is, verplaatst de besturing het gereedschap loodrecht naar de diepte
  4. De nabewerkingsovermaat die bij het ruimen is blijven bestaan, wordt afgefreesd
  5. Ten slotte verplaatst het gereedschap zich in de gereedschapsas terug naar veilige hoogte, of naar de laatste vóór de cyclus geprogrammeerde positie. Dit gedrag is afhankelijk van machineparameter posAfterContPocket (nr. 201007).

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u de parameter posAfterContPocket (nr. 201007) op ToolAxClearanceHeight hebt ingesteld, positioneert de besturing het gereedschap na het cycluseinde uitsluitend in de gereedschapsas op de veilige hoogte. De besturing positioneert het gereedschap niet op het bewerkingsvlak. Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Gereedschap na cycluseinde met alle coördinaten van het bewerkingsvlak positioneren, bijv. L X+80 Y+0 R0 FMAX
  2. Na de cyclus een absolute positie programmeren, geen incrementele verplaatsing
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • De besturing bepaalt automatisch het startpunt voor de nabewerking diepte. Het startpunt is afhankelijk van de ruimte in de kamer.
  • De ingaande radius voor het positioneren op de einddiepte is intern vast gedefinieerd en onafhankelijk van de insteekhoek van het gereedschap.
  • Als tijdens de bewerking M110 actief is, wordt bij aan de binnenkant gecorrigeerde cirkelbogen de aanzet dienovereenkomstig gereduceerd.
  • Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q15, komt de besturing met een foutmelding.
  • De volgende cyclus houdt rekening met additionele functies M109 en M110: De besturing houdt bij bewerkingen aan de binnen- en buitenzijde de aanzet van cirkelbogen bij binnen- en buitenradiussen op de snijkant van het gereedschap constant.
  • Aanzet bij cirkelbanen aanpassen met M109

Aanwijzing in combinatie met machineparameters

  • Met machineparameter posAfterContPocket (nr. 201007) definieert u het gedrag na de bewerking van de contourkamer.
    • PosBeforeMachining: terugkeren naar startpositie
    • ToolAxClearanceHeight: gereedschapsas op veilige hoogte positioneren.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q11 Aanzet diepteverplaatsing?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het insteken in mm/min

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q12 Aanzet uitruimen?

Aanzet bij verplaatsingen in het bewerkingsvlak

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q208 Aanzet vrijzetten?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap na de bewerking in mm/min. Wanneer Q208=0 wordt ingevoerd, trekt de besturing het gereedschap met aanzet Q12 terug.

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF

Voorbeeld

11 CYCL DEF 23 NABEWERKEN DIEPTE ~

Q11=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q12=+500

;AANZET UITRUIMEN ~

Q208=+99999

;AANZET TERUGTREKKEN