Cyclus 232 VLAKFREZEN
ISO-programmering
G232
Toepassing
Met cyclus 232 kunt u een vlak oppervlak in meerdere verplaatsingen en rekening houdend met een nabewerkingsovermaat vlakfrezen. Hiervoor zijn drie bewerkingsstrategieën beschikbaar:
- Strategie Q389=0: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing buiten het te bewerken vlak
- Strategie Q389=1: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing langs de rand van het te bewerken vlak
- Strategie Q389=2: regel voor regel bewerken, terugtrekken en zijdelingse verplaatsing met de positioneeraanzet
Verwante onderwerpen
- Cyclus 233 VLAKFREZEN
Cyclusverloop
- De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang met FMAX vanuit de actuele positie met positioneerlogica naar het startpunt 1: is de actuele positie in de spilas groter dan de 2e veiligheidsafstand, dan verplaatst de besturing het gereedschap eerst in het bewerkingsvlak en daarna in de spilas, en anders eerst naar de 2e veiligheidsafstand en daarna in het bewerkingsvlak. Het startpunt in het bewerkingsvlak ligt op een afstand gelijk aan de gereedschapsradius en de zijdelingse veiligheidsafstand naast het werkstuk
- Vervolgens verplaatst het gereedschap zich met de positioneeraanzet in de spilas naar de door de besturing berekende eerste diepte-instelling
Strategie Q389=0
- Daarna verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde aanzet frezen naar het eindpunt 2. Het eindpunt ligt buiten het vlak. De besturing berekent het eindpunt uit het geprogrammeerde startpunt, de geprogrammeerde lengte, de geprogrammeerde zijdelingse veiligheidsafstand en de gereedschapsradius
- De besturing verplaatst het gereedschap met aanzet voorpositioneren naar het startpunt van de volgende regel; de besturing berekent de verstelling uit de geprogrammeerde breedte, de gereedschapsradius en de maximale factor baanoverlapping
- Vervolgens verplaatst het gereedschap zich terug in de richting van het startpunt 1
- Het proces herhaalt zich, totdat het ingevoerde vlak volledig is bewerkt. Aan het eind van de laatste baan vindt de positionering plaats naar de volgende bewerkingsdiepte
- Om loze slagen te vermijden, wordt het vlak vervolgens in omgekeerde volgorde bewerkt
- Het proces herhaalt zich, totdat alle verplaatsingen zijn uitgevoerd Bij de laatste verplaatsing wordt slechts de ingevoerde nabewerkingsovermaat met de aanzet nabewerken afgefreesd
- Aan het einde verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX terug naar de 2e veiligheidsafstand
Strategie Q389=1
- Daarna verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde aanzet frezen naar het eindpunt 2. Het eindpunt ligt aan de rand van het vlak. De besturing berekent het eindpunt uit het geprogrammeerde startpunt, de geprogrammeerde lengte en de gereedschapsradius
- De besturing verplaatst het gereedschap met aanzet voorpositioneren naar het startpunt van de volgende regel; de besturing berekent de verstelling uit de geprogrammeerde breedte, de gereedschapsradius en de maximale factor baanoverlapping
- Vervolgens verplaatst het gereedschap zich terug in de richting van het startpunt 1. De sprong naar de volgende regel vindt weer plaats aan de rand van het werkstuk
- Het proces herhaalt zich, totdat het ingevoerde vlak volledig is bewerkt. Aan het eind van de laatste baan vindt de positionering plaats naar de volgende bewerkingsdiepte
- Om loze slagen te vermijden, wordt het vlak vervolgens in omgekeerde volgorde bewerkt
- Het proces herhaalt zich, totdat alle verplaatsingen zijn uitgevoerd Bij de laatste verplaatsing wordt slechts de ingevoerde nabewerkingsovermaat met de aanzet nabewerken afgefreesd
- Aan het einde verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX terug naar de 2e veiligheidsafstand
Strategie Q389=2
- Daarna verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde aanzet frezen naar het eindpunt 2. Het eindpunt ligt buiten het oppervlak. De besturing berekent het eindpunt uit het geprogrammeerde startpunt, de geprogrammeerde lengte, de geprogrammeerde zijdelingse veiligheidsafstand en de gereedschapsradius
- De besturing verplaatst het gereedschap in de spilas op veiligheidsafstand boven de actuele diepte-instelling en verplaatst het met de aanzet voorpositioneren meteen terug naar het startpunt van de volgende regel. De besturing berekent de verspringing uit de geprogrammeerde breedte, de gereedschapsradius en de maximale factor baanoverlapping
- Vervolgens verplaatst het gereedschap zich terug in actuele diepte-instelling en vervolgens weer in de richting van het eindpunt 2
- Het proces herhaalt zich, totdat het ingevoerde vlak volledig is bewerkt. Aan het eind van de laatste baan vindt de positionering plaats naar de volgende bewerkingsdiepte
- Om loze slagen te vermijden, wordt het vlak vervolgens in omgekeerde volgorde bewerkt
- Het proces herhaalt zich, totdat alle verplaatsingen zijn uitgevoerd Bij de laatste verplaatsing wordt slechts de ingevoerde nabewerkingsovermaat met de aanzet nabewerken afgefreesd
- Aan het einde verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX terug naar de 2e veiligheidsafstand
Instructies
- Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
Aanwijzingen voor het programmeren
- Als voor Q227 STARTPUNT 3E AS en Q386 EINDPUNT 3E AS hetzelfde is ingevoerd, voert de besturing de cyclus niet uit (diepte = 0 geprogrammeerd).
- Programmeer Q227 groter dan Q386. Anders komt de besturing met een foutmelding.
Q204 2E VEILIGHEIDSAFST. zo invoeren dat een botsing met het werkstuk of met spanmiddelen uitgesloten is.
Cyclusparameters
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Q389 Bewerkingsstrategie (0/1/2)? Vastleggen hoe de besturing het vlak moet bewerken: 0: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing met de positioneeraanzet buiten het te bewerken vlak 1: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing met de aanzet frezen langs de rand van het te bewerken vlak 2: regel voor regel bewerken, terugtrekken en zijdelingse verplaatsing met positioneeraanzet Invoer: 0, 1, 2 | |
Q225 Startpunt 1e as? Startpuntcoördinaat van het te bewerken vlak in de hoofdas van het bewerkingsvlak definiëren. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q226 Startpunt 2e as? Startpuntcoördinaat van het te bewerken vlak in de nevenas van het bewerkingsvlak definiëren. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q227 Startpunt 3e as? Coördinaat werkstukoppervlak van waaruit de verplaatsingen berekend worden. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q386 Eindpunt in 3e as? Coördinaat in de spilas waarop het vlak moet worden vlakgefreesd. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q218 Lengte eerste zijde? Lengte van het te bewerken vlak in de hoofdas van het bewerkingsvlak. Met het voorteken kunt u de richting van de eerste freesbaan gerelateerd aan het startpunt 1e as vastleggen. De waarde werkt incrementeel. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q219 Lengte tweede zijde? Lengte van het te bewerken vlak in de nevenas van het bewerkingsvlak. Met het voorteken kunt u de richting van de eerste dwarsverplaatsing gerelateerd aan het STARTPUNT 2E AS vastleggen. De waarde werkt incrementeel. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q202 Maximale dieptestap? Maat waarmee het gereedschap telkens maximaal wordt verplaatst. De besturing berekent de werkelijke diepte-instelling uit het verschil tussen het eindpunt en het startpunt in de gereedschapsas rekening houdend met de nabewerkingsovermaat, zodat steeds met dezelfde diepte-instelling wordt gewerkt. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 | |
Q369 Overmaat voor dieptenabewerking? Overmaat in de diepte die na het voorbewerken overblijft. Invoer: 0...99999,9999 | |
Q370 Maximale baan overlap factor? Maximale zijdelingse verplaatsing k. De besturing berekent de werkelijke zijdelingse verplaatsing uit de lengte van de 2e zijde (Q219) en de gereedschapsradius zodanig, dat steeds met een constante zijdelingse verplaatsing wordt bewerkt. Als u in de gereedschapstabel een radius R2 hebt ingevoerd (bijv. plaatradius bij gebruik van een freeskop), vermindert de besturing de zijdelingse verplaatsing dienovereenkomstig. Invoer: 0.001...1.999 | |
Q207 Aanzet frezen? Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen in mm/min Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU, FZ | |
Q385 Aanzet nabewerken? Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen van de laatste verplaatsing in mm/min Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU, FZ | |
Q253 Aanzet voorpositioneren? Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het benaderen van de startpositie en het verplaatsen naar de volgende regel in mm/min; wanneer dwars in het materiaal verplaatst wordt (Q389=1), voert de besturing de dwarsverplaatsing met freesaanzet Q207 uit. Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF | |
Q200 Veiligheidsafstand? Afstand tussen gereedschapspunt en startpositie in de gereedschapsas. Als u met bewerkingsstrategie Q389=2 freest, benadert de besturing op veiligheidsafstand boven de actuele diepte-instelling het startpunt van de volgende regel. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q357 Veiligheids-afstand van de kant? Parameter Q357 heeft invloed op de volgende situaties: Benaderen van de eerste diepte-instelling: Q357 is de zijdelingse afstand van het gereedschap tot het werkstuk. Voorbewerken met de freesstrategieën Q389=0-3: Het te bewerken vlak wordt in Q350 FREESRICHTING met de waarde uit Q357 vergroot, voor zover in deze richting geen begrenzing is ingesteld. Nabewerken zijkant: De banen worden met Q357 in Q350 FREESRICHTING verlengd. Invoer: 0...99999,9999 | |
Q204 2e veiligheidsafstand? Coördinaat spilas waarin een botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF |
11 CYCL DEF 232 VLAKFREZEN ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|