PLANE VECTOR

Toepassing

Met de functie PLANE VECTOR definieert u het bewerkingsvlak met twee vectoren.

Functiebeschrijving

Vectoren definiëren een bewerkingsvlak als twee van elkaar onafhankelijke richtingsgegevens, uitgaande van het niet-gezwenkte werkstukcoördinatensysteem W-CS.

Basisvector met de componenten BX, BY en BZ

Component NZ van de normaalvector

Ook als een of meer componenten de waarde 0 bevatten, moet u alle zes componenten definiëren.

 
Tip

U hoeft geen gestandaardiseerde vector in te voeren. U kunt de tekeningmaten gebruiken of willekeurige waarden die de verhouding tussen de componenten niet wijzigen.

Toepassingsvoorbeeld

De basisvector met de componenten BX, BY en BZ bepaalt de richting van de gezwenkte X-as. De normaalvector met de componenten NX, NY en NZ definieert de richting van de gezwenkte Z-as en dus indirect het bewerkingsvlak. De normaalvector staat loodrecht op het gezwenkte bewerkingsvlak.

Toepassingsvoorbeeld

Voorbeeld

11 PLANE VECTOR BX+1 BY+0 BZ+0 NX+0 NY-1 NZ+1 TURN MB MAX FMAX SYM- TABLE ROT

Uitgangstoestand

De uitgangstoestand toont de positie en de oriëntatie van het nog niet-gezwenkte bewerkingsvlakcoördinatensysteem WPL-CS. De positie definieert het werkstuknulpunt dat in het voorbeeld naar de bovenkant van de afkanting is verschoven. Het actieve werkstuknulpunt definieert ook de positie waarmee de besturing het WPL-CS oriënteert of draait.

Oriëntatie van de gereedschapsas

Met behulp van de gedefinieerde normaalvector met de componenten NX+0, NY-1 en NZ+1 oriënteert de besturing de Z-as van het bewerkingsvlakcoördinatensysteem WPL-CS loodrecht op het vlak van de afkanting.

De uitlijning van de gezwenkte X-as komt door de component BX+1 overeen met de oriëntatie van de niet-gezwenkte X-as.

De oriëntatie van de gezwenkte Y-as vindt automatisch plaats, omdat alle assen loodrecht ten opzichte van elkaar staan.

 
Tip

Wanneer u de bewerking van de afkanting in een subprogramma programmeert, kunt u met vier bewerkingsvlakdefinities een rondom lopende afkanting maken.

Als het voorbeeld het bewerkingsvlak van de eerste afkanting definieert, programmeert u de overige afkantingen met behulp van de volgende vectorcomponenten:

  • BX+0, BY+1 en BZ+0 en NX+1, NY+0 en NZ+1 voor de tweede afkanting
  • BX-1, BY+0 en BZ+0 en NX+0, NY+1 en NZ+1 voor de derde afkanting
  • BX+0, BY-1 en BZ+0 en NX-1, NY+0 en NZ+1 voor de vierde afkanting

De waarden zijn gerelateerd aan het niet-gezwenkte werkstukcoördinatensysteem W-CS.

Let erop dat u vóór elke bewerkingsvlakdefinitie het werkstuknulpunt moet verschuiven.

Invoer

11 PLANE VECTOR BX+1 BY+0 BZ+0 NX+0 NY-1 NZ+1 TURN MB MAX FMAX SYM- TABLE ROT

De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:

Syntaxiselement

Betekenis

PLANE VECTOR

Syntaxisopener voor de definitie van bewerkingsvlakken met behulp van twee vectoren

BX, BY en BZ

Componenten van de basisvector gerelateerd aan het werkstukcoördinatensysteem W-CS voor oriëntatie van de gezwenkte X-as

Invoer: -99.9999999...+99.9999999

NX, NY en NZ

Componenten van de normaalvector gerelateerd aan het W-CS voor de oriëntatie van de gezwenkte Z-as

Invoer: -99.9999999...+99.9999999

MOVE, TURN of STAY

Type positionering van de rotatie-as

 
Tip

Afhankelijk van de selectie kunt u de optionele syntaxiselementen MB, DIST en F, F AUTO of FMAX definiëren.

Rotatie-aspositionering

SYM of SEQ

Selectie van een unieke zwenkoplossing

Zwenkoplossingen

Syntaxiselement optioneel

COORD ROT of TABLE ROT

Type transformatie

Transformatiewijzen

Syntaxiselement optioneel

Instructies

  • Wanneer de componenten van de normaalvector zeer geringe waarden bijvoorbeeld 0 of 0.0000001 bevat, kan de besturing de schuinte van het bewerkingsvlak niet bepalen. In dergelijke gevallen breekt de besturing de bewerking af met een foutmelding. Dit gedrag kan niet worden geconfigureerd.
  • De besturing berekent intern uit de door u ingevoerde waarden telkens gestandaardiseerde vectoren.

Aanwijzingen in combinatie met niet-loodrechte vectoren

Om te zorgen dat de definitie van het bewerkingsvlak eenduidig is, moeten de vectoren loodrecht ten opzichte van elkaar geprogrammeerd zijn.

Met de optionele machineparameter autoCorrectVector (nr. 201207) definieert de machinefabrikant het gedrag van de besturing bij niet-loodrechte vectoren.

Als alternatief voor een foutmelding kan de besturing de niet-loodrechte basisvector corrigeren of vervangen. De normaalvector verandert de besturing daarbij niet.

Correctiegedrag van de besturing bij niet-loodrechte basisvector:

  • De besturing projecteert de basisvector langs de normaalvector op het bewerkingsvlak die door de normaalvector is gedefinieerd.

Correctiegedrag van de besturing bij niet-loodrechte basisvector, die bovendien te kort, parallel aan of antiparallel voor de normaalvector is:

  • Wanneer de normaalvector in de component NX de waarde 0 bevat, komt de basisvector overeen met de oorspronkelijke X-as.
  • Wanneer de normaalvector in de component NY de waarde 0 bevat, komt de basisvector overeen met de oorspronkelijke Y-as.

Definitie

Afkorting

Definitie

B bijvoorbeeld in BX

Basisvector

N bijvoorbeeld in NX

Normaalvector