Programma-instellingen voor cycli

Overzicht

Sommige cycli gebruiken steeds weer identieke cyclusparameters, zoals de veiligheidsafstand Q200, die u bij elke cyclusdefinitie moet opgeven. Via de functie GLOBAL DEF kunt u deze cyclusparameters aan het programmabegin één keer definiëren, zodat deze algemeen globaal voor alle in het NC-programma gebruikte cycli actief zijn. In de desbetreffende cyclus verwijst u met PREDEF naar de waarde die u aan het programmabegin hebt gedefinieerd.

De volgende GLOBAL DEF-functies zijn beschikbaar:

Cyclus

Oproep

Verdere informatie

100

ALGEMEEN

Definitie van algemeen geldende cyclusparameters

  • Q200 VEILIGHEIDSAFSTAND
  • Q204 2E VEILIGHEIDSAFST.
  • Q253 AANZET VOORPOS.
  • Q208 AANZET TERUGTREKKEN

DEF-actief

105

BOREN

Definitie van speciale boorcyclusparameters

  • Q256 TERUGTR.HGT SPAANBR.
  • Q210 STILSTANDSTIJD BOVEN
  • Q211 STILSTANDSTIJD ONDER

DEF-actief

110

KAMER FREZEN

Definitie van speciale kamerfreescyclusparameters

  • Q370 BAANOVERLAPPING
  • Q351 FREESWIJZE
  • Q366 INSTEKEN

DEF-actief

111

CONTOUR FREZEN

Definitie van speciale contourfreescyclusparameters

  • Q2 BAANOVERLAPPING
  • Q6 VEILIGHEIDSAFSTAND
  • Q7 VEILIGE HOOGTE
  • Q9 ROTATIERICHTING

DEF-actief

125

POSITIONEREN

Definitie van het positioneergedrag bij CYCL CALL PAT

  • Q345 SELECT. POS. HOOGTE

DEF-actief

120

AANTASTEN

Definitie van speciale tastcycli

  • Q320 VEILIGHEIDSAFSTAND
  • Q260 VEILIGE HOOGTE
  • Q301 VERPL.VEILIGH.HOOGTE

DEF-actief

GLOBAL DEF invoeren

  1. NC-functie invoegen selecteren
  2. De besturing opent het venster NC-functie invoegen.
  3. GLOBAL DEF selecteren
  4. Gewenste GLOBAL DEF-functie selecteren bijv. 100 ALGEMEEN
  5. Vereiste definities invoeren

GLOBAL DEF-informatie gebruiken

Wanneer u aan het programmabegin de juiste GLOBAL DEF-functies hebt ingevoerd, dan kunt u bij de definitie van een willekeurige cyclus naar deze algemeen geldende waarden refereren.

Ga daarbij als volgt te werk:

  1. NC-functie invoegen selecteren
  2. De besturing opent het venster NC-functie invoegen.
  3. GLOBAL DEF selecteren en definiëren
  4. NC-functie invoegen opnieuw selecteren
  5. Gewenste cyclus selecteren, bijv. 200 BOREN
  6. Wanneer de cyclus over cyclusparameters beschikt, toont de besturing de keuzemogelijkheid PREDEF in de actiebalk of in het invoerscherm als keuzemenu.

  1. PREDEF selecteren
  2. De besturing voert het woord PREDEF in de cyclusdefinitie in. Hierdoor hebt u een koppeling gemaakt met de bijbehorende GLOBAL DEF-parameter die u aan het programmabegin hebt gedefinieerd.
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Als u naderhand de programma-instellingen met GLOBAL DEF wijzigt, dan gelden de wijzigingen voor het gehele NC-programma. De uitvoering van de bewerkingen kan hierdoor dus aanzienlijk veranderen. Er bestaat botsingsgevaar!
  1. GLOBAL DEF bewust gebruiken. Vóór het afwerken Simulatie uitvoeren
  2. In bewerkingscycli een vaste waarde invoeren, dan verandert GLOBAL DEF de waarden niet

Algemeen geldende globale gegevens

Parameters gelden voor alle bewerkingscycli 2xx en de tastcycli 451, 452

Helpscherm

Parameters

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand gereedschapspunt – werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q204 2e veiligheidsafstand?

Afstand in de gereedschapsas tussen gereedschap en werkstuk (spanmiddel) waarbij een botsing is uitgesloten. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q253 Aanzet voorpositioneren?

Aanzet waarmee de besturing het gereedschap in een cyclus verplaatst.

Invoer: 0...99999.999 alternatief FMAX, FAUTO

Q208 Aanzet vrijzetten?

Aanzet waarmee de besturing het gereedschap terugpositioneert.

Invoer: 0...99999.999 alternatief FMAX, FAUTO

Voorbeeld

11 GLOBAL DEF 100 ALGEMEEN ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q204=+50

;2E VEILIGHEIDSAFST. ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q208=+999

;AANZET TERUGTREKKEN

Globale gegevens voor boorbewerkingen

De parameters gelden voor de boor-, draadtap- en draadfreescycli 200 tot 209, 240, 241 en 262 tot 267.

Helpscherm

Parameters

Q256 Terugtrekhoogte voor spaanbreuk?

Waarde waarmee de besturing het gereedschap bij spaanbreken terugtrekt. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0.1...99999.9999

Q210 Stilstandstijd boven?

Tijd in seconden die het gereedschap op veiligheidsafstand stilstaat, nadat het door de besturing uit de boring is teruggetrokken, om de spanen te verwijderen.

Invoer: 0...3600.0000

Q211 Stilstandstijd onder?

Tijd in seconden die het gereedschap op de bodem van de boring stilstaat.

Invoer: 0...3600.0000

Voorbeeld

11 GLOBAL DEF 105 BOREN ~

Q256=+0.2

;TERUGTR.HGT SPAANBR. ~

Q210=+0

;STILSTANDSTIJD BOVEN ~

Q211=+0

;STILSTANDSTIJD ONDER

Globale gegevens voor freesbewerkingen met kamercycli

De parameters gelden voor de cycli 208, 232, 233, 251 tot 258, 262 tot 264, 267, 272, 273, 275, 277

Helpscherm

Parameters

Q370 Factor baanoverlapping?

Q370 x gereedschapsradius, levert de zijdelingse verplaatsing k op.

Invoer: 0.1...1.999

Q351 Freeswijze? Meel.=+1, Tegenl.=-1

Soort freesbewerking. Er wordt rekening gehouden met de spilrotatierichting.

+1 = meelopend frezen

–1 = tegenlopend frezen

(wanneer u 0 invoert, vindt de bewerking meelopend plaats)

Invoer: –1, 0, +1

Q366 Insteek strategie (0/1/2)?

Soort insteekstrategie:

0: loodrecht insteken. Onafhankelijk van de in de gereedschapstabel gedefinieerde insteekhoek ANGLE steekt de besturing loodrecht in

1: helixvormig insteken. In de gereedschapstabel moet de insteekhoek ANGLE voor het actieve gereedschap op een andere waarde dan 0 gedefinieerd zijn. Anders komt de besturing met een foutmelding

2: pendelend insteken In de gereedschapstabel moet de insteekhoek ANGLE voor het actieve gereedschap op een andere waarde dan 0 gedefinieerd zijn. Anders komt de besturing met een foutmelding. De pendellengte hangt af van de insteekhoek; als minimumwaarde hanteert de besturing tweemaal de gereedschapsdiameter

Invoer: 0, 1, 2

Voorbeeld

11 GLOBAL DEF 110 KAMERFREZEN ~

Q370=+1

;BAANOVERLAPPING ~

Q351=+1

;FREESWIJZE ~

Q366=+1

;INSTEKEN

Globale gegevens voor freesbewerkingen met contourcycli

De parameters gelden voor de cycli 20, 24, 25, 27 tot 29, 39, 276

Helpscherm

Parameters

Q2 Factor baanoverlapping?

Q2 x gereedschapsradius levert de zijdelingse verplaatsing k op.

Invoer: 0.0001...1.9999

Q6 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen kopvlak van het gereedschap en het werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q7 Veilige hoogte?

Hoogte waarop een botsing met het werkstuk uitgesloten is (voor tussenpositionering en terugtrekken aan het einde van de cyclus). De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q9 Rot.richting? met de klok mee=-1

Bewerkingsrichting voor kamers

  • Q9 = -1 tegenlopend voor kamer en eiland
  • Q9 = +1 meelopend voor kamer en eiland

Invoer: –1, 0, +1

Voorbeeld

11 GLOBAL DEF 111 CONTOUR FREZEN ~

Q2=+1

;BAANOVERLAPPING ~

Q6=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q7=+50

;VEILIGE HOOGTE ~

Q9=+1

;ROTATIERICHTING

Globale gegevens voor het positioneergedrag

Parameters gelden voor alle bewerkingscycli wanneer u de desbetreffende cyclus met de functie CYCL CALL PAT oproept.

Helpscherm

Parameter

Q345 Select. positioneer hoogte (0/1)

Terugtrekken in de gereedschapsas aan het einde van een bewerkingsstap naar de 2e veiligheidsafstand of naar de positie aan het begin van de unit.

Invoer: 0, 1

Voorbeeld

11 GLOBAL DEF 125 POSITIONEREN ~

Q345=+1

;SELECT. POS. HOOGTE

Globale gegevens voor tastfuncties

De parameters zijn van toepassing op alle tastcycli 4xx en 14xx en voor de cycli 271, 1271, 1272, 1273, 1274, 1278

Helpscherm

Parameters

Q320 Veiligheidsafstand?

Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q260 Veilige hoogte?

Coördinaat in de gereedschapsas waarin een botsing tussen het tastsysteem en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF

Q301 Verpl. veiligheidshoogte (0/1)?

Vastleggen hoe het tastsysteem zich tussen de meetpunten moet verplaatsen:

0: tussen meetpunten op meethoogte verplaatsen

1: tussen meetpunten op veilige hoogte verplaatsen

Invoer: 0, 1

Voorbeeld

11 GLOBAL DEF 120 AANTASTEN ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q301=+1

;VERPL.VEILIGH.HOOGTE