Cyclus 209 SCHRDR.BOR. SPAANBR.

ISO-programmering

G209

Toepassing

 
Machine

Raadpleeg uw machinehandboek!

De machine en besturing moeten zijn voorbereid door de machinefabrikant.

De cyclus is uitsluitend op machines met een gestuurde spil uitvoerbaar.

De besturing snijdt de schroefdraad in meerdere verplaatsingen tot de ingevoerde diepte. Via een parameter kan worden vastgelegd of het gereedschap bij het spaanbreken al dan niet helemaal uit de boring moet worden teruggetrokken.

Cyclusverloop

  1. De besturing positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang met FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak en voert daar een spiloriëntatie uit
  2. Het gereedschap verplaatst zich naar de ingevoerde diepte-instelling, draait de spilrotatierichting om en keert – afhankelijk van de definitie – met een bepaalde waarde terug of wordt uit de boring teruggetrokken, om de spanen te verwijderen. Wanneer u een factor voor de toerentalverhoging gedefinieerd hebt, verplaatst de besturing zich met een overeenkomstig hoger spiltoerental uit de boring
  3. Vervolgens wordt de spilrotatierichting weer omgekeerd en wordt het gereedschap naar de volgende diepte-instelling verplaatst
  4. De besturing herhaalt dit proces (2 en 3) totdat de ingevoerde draaddiepte is bereikt
  5. Vervolgens wordt het gereedschap naar de veiligheidsafstand teruggetrokken. Indien een 2e veiligheidsafstand is ingevoerd, verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX daarheen
  6. Op veiligheidsafstand stopt de besturing de spil
 
Tip

Bij het schroefdraad tappen worden de spil en de gereedschapsas altijd ten opzichte van elkaar gesynchroniseerd. De synchronisatie kan bij stilstaande spil plaatsvinden.

Instructies

 
Machine

De cyclus 209 SCHRDR.BOR. SPAANBR. kan met de optionele machineparameter hideRigidTapping (nr. 128903) worden verborgen.

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u bij een cyclus de diepte positief invoert, keert de besturing de berekening van de voorpositionering om. Het gereedschap verplaatst zich in de gereedschapsas in ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Diepte negatief invoeren
  2. Met machineparameter displayDepthErr (nr. 201003) instellen of de besturing bij de invoer van een positieve diepte een foutmelding af dient te geven (on) of niet (off)
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Als u voor deze cyclus M3 (resp. M4) programmeert, draait de spil na het cycluseinde (met het in de TOOL-CALL-regel geprogrammeerde toerental).
  • Als u voor deze cyclus geen M3 (resp. M4) programmeert, blijft de spil na het einde van deze cyclus staan. Dan moet u vóór de volgende bewerking de spil met M3 (resp. M4) opnieuw inschakelen.
  • Wanneer u in de gereedschapstabel in de kolom Pitch de spoed van de draadtap invoert, vergelijkt de besturing de spoed uit de gereedschapstabel met de in de cyclus gedefinieerde spoed. De besturing geeft een foutmelding wanneer de waarden niet met elkaar overeenstemmen.
  • Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer deze kleiner is dan de DRAADDIEPTE Q201, komt de besturing met een foutmelding.
 
Tip

Wanneer u geen dynamiekparameter (bijv. veiligheidsafstand, spiltoerental,...) wijzigt, is het mogelijk de schroefdraad achteraf dieper te boren. De veiligheidsafstand Q200 moet echter zo groot gekozen worden, dat de gereedschapsas binnen deze baan de versnellingsbaan verlaten heeft.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • Positioneerregel naar het startpunt (midden van de boring) van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie R0 programmeren
  • Het voorteken van de cyclusparameter Draaddiepte legt de werkrichting vast.
  • Wanneer via de cyclusparameter Q403 een toerentalfactor voor sneller terugtrekken is gedefinieerd, beperkt de besturing het toerental tot het maximumtoerental van de actieve stand instelling spil/toerenbereik.

Aanwijzing in combinatie met machineparameters

  • Met de machineparameter CfgThreadSpindle (nr. 113600) definieert u het volgende:
    • sourceOverride (nr. 113603):
      FeedPotentiometer (Default) (toerental-override is niet actief), de besturing past het toerental vervolgens overeenkomstig aan
      Spilpotentiometer (aanzet override is niet actief)
    • thrdWaitingTime (nr. 113601): deze tijd wordt gewacht bij de draadkern na spilstop
    • ThrdPreSwitch (nr. 113602): de spil wordt om deze tijd vóór het bereiken van de draadkern gestopt

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q201 Draaddiepte ?

Afstand tussen werkstukoppervlak en draadkern. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q239 Spoed?

Spoed van de draad. Het voorteken legt rechtse of linkse draad vast:

+ = rechtse draad

= linkse draad

Invoer: -99.9999...+99.9999

Q203 Coörd. werkstukoppervlakte?

Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q204 2e veiligheidsafstand?

Afstand in de gereedschapsas tussen gereedschap en werkstuk (spanmiddel) waarbij een botsing is uitgesloten. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q257 Boordiepte tot spaanbreuk ?

Maat waarbij de besturing het spaanbreken uitvoert. Deze procedure wordt herhaald totdat Q201 DIEPTE is bereikt. Wanneer Q257 gelijk is aan 0, voert de besturing geen spaanbreken uit. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q256 Terugtrekhoogte voor spaanbreuk?

De besturing vermenigvuldigt spoed Q239 met de ingevoerde waarde en verplaatst het gereedschap bij het spaanbreken met deze berekende waarde terug. Wanneer Q256 = 0 wordt ingevoerd, trekt de besturing het gereedschap volledig uit de boring terug (naar veiligheidsafstand), om de spanen te verwijderen.

Invoer: 0...99999,9999

Q336 Hoek voor spil-orientatie ?

Hoek waaronder de besturing het gereedschap vóór het schroefdraad snijden positioneert. Hierdoor kan de schroefdraad eventueel worden nagesneden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: 0...360

Q403 Fact. toerent.ver. vrijzetten?

Factor waarmee de besturing het spiltoerental - en dus ook de terugtrekaanzet - bij het terugtrekken uit de boring verhoogt. Verhoging maximaal tot maximumtoerental van de actieve stand instelling spil/toerenbereik.

Invoer: 0.0001...10

Voorbeeld

11 CYCL DEF 209 SCHRDR.BOR. SPAANBR. ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q201=-18

;DRAADDIEPTE ~

Q239=+1

;SPOED ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q204=+50

;2E VEILIGHEIDSAFST. ~

Q257=+0

;BOORDPTE SPAANBREUK ~

Q256=+1

;TERUGTR.HGT SPAANBR. ~

Q336=+0

;HOEK SPIL ~

Q403=+1

;FACTOR TOERENTAL

12 CYCL CALL

Terugtrekken bij gestopt NC-programma

U kunt een draadsnijgereedschap in gestopte toestand als volgt vrijmaken:

  1. Gereedschap vrijzetten selecteren

  1. Knop NC-start indrukken
  2. Het gereedschap verplaatst zich uit de boring terug naar het startpunt van de bewerking.
  3. De spil stopt automatisch. de besturing komt met een foutmelding.
  4. NC-programma met de knop INTERNE STOP afbreken
  5. of

  6. Bevestigen van de foutmelding en doorgaan met NC-start
 
Tip
  • Werkstand Programma-afloop
  • Wanneer u het NC-programma met NC-stop stopt, toont de besturing de knop Gereedschap vrijzetten.

  • Toepassing MDI:
  • Wanneer u een schroefdraadcyclus oproept, verschijnt de knop Gereedschap vrijzetten. De knop wordt grijs weergegeven totdat u op NC-stop drukt.