Cyclus 3 METEN
ISO-programmering
NC-syntaxis alleen in klaartekst beschikbaar.
Toepassing
Cyclusverloop
- Het tastsysteem verplaatst zich van de actuele positie met de ingevoerde aanzet in de vastgelegde tastrichting. De tastrichting moet via de poolhoek in de cyclus worden vastgelegd
- Nadat de besturing de positie heeft geregistreerd, stopt het tastsysteem. De besturing slaat de coördinaten van het middelpunt van de tastkogel X, Y, Z in drie opeenvolgende Q-parameters op. De besturing voert geen lengte- en radiuscorrecties uit. Het nummer van de eerste resultaatparameter moet worden vastgelegd in de cyclus
- Ten slotte verplaatst de besturing het tastsysteem tegen de tastrichting in terug met de waarde die u in parameter MB hebt gedefinieerd
Instructies
De precieze werkingswijze van tastcyclus 3 wordt door uw machinefabrikant of een softwarefabrikant vastgelegd die cyclus 3 binnen speciale tastcycli gebruikt.
- Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodi FUNCTION MODE MILL en FUNCTION MODE TURN uitvoeren.
- De bij andere tastcycli actieve tastsysteemgegevens DIST (maximale verplaatsing naar tastpositie) en F (tastaanzet) zijn niet actief in tastsysteemcyclus 3.
- Let erop dat de besturing in principe altijd vier opeenvolgende Q-parameters beschrijft.
- Wanneer de besturing geen geldige tastpositie heeft kunnen bepalen, wordt het NC-programma zonder foutmelding verder uitgevoerd. In dat geval wijst de besturing aan de 4e resultaatparameter de waarde -1 toe, zodat u zelf op de juiste wijze op fouten kunt reageren.
- De besturing verplaatst het tastsysteem maximaal met de terugtrekbaan MB terug, echter niet verder dan het startpunt van de meting. Hierdoor is bij het terugtrekken een botsing uitgesloten.
Met de functie FN17: SYSWRITE ID990 NR6 kunt u vastleggen of de cyclus op taster-ingang X12 of X13 moet werken.
Cyclusparameters
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Parameternr. voor resultaat? Nummer van de Q-parameter invoeren waaraan de besturing de waarde van de eerste vastgestelde coördinaat (X) moet toewijzen. De waarden Y en Z staan in de direct volgende Q-parameters. Invoer: 0...1999 | |
Aantast-as? As invoeren in de richting waarvan moet worden getast, en met de ENT-toets bevestigen. Invoer X, Y of Z | |
Aantast-hoek? Met deze hoek definieert u de tastrichting. De hoek heeft betrekking op de tastas. Met de toets ENT bevestigen Invoer: –180...+180 | |
Maximale meetweg? Invoeren hoever het tastsysteem zich vanaf het startpunt moet verplaatsen, en met de ENT-toets bevestigen. Invoer: 0...999999999 | |
Voeding meten Meetaanzet in mm/min invoeren. Invoer: 0...3000 | |
Maximale terugtrekafstand? Verplaatsing tegen de tastrichting in, nadat de taststift is uitgeweken. De besturing verplaatst het tastsysteem maximaal terug naar het startpunt, zodat een botsing is uitgesloten. Invoer: 0...999999999 | |
Ref. systeem? (0=ACT/1=REF) Vastleggen of de tastrichting en het meetresultaat betrekking moeten hebben op het actuele coördinatensysteem (ACTUEEL, kan dus verschoven of verdraaid zijn) of op het machinecoördinatensysteem (REF): 0: in het actuele systeem tasten en meetresultaat in het ACTUEEL-systeem opslaan 1: tast in het machinevaste REF-systeem. Meetresultaat in het ref-systeem opslaan Invoer: 0, 1 | |
Foutmodus? (0=UIT/1=AAN) Vastleggen of de besturing bij een uitgeweken taststift aan het begin van de cyclus een foutmelding moet geven of niet. Indien modus 1 is geselecteerd, dan slaat de besturing in de 4e resultaatparameter de waarde -1 op en voert de cyclus verder uit: 0: foutmelding weergeven 1: geen foutmelding weergeven Invoer: 0, 1 |
11 TCH PROBE 3.0 METEN |
12 TCH PROBE 3.1 Q1 |
13 TCH PROBE 3.2 X HOEK:+15 |
14 TCH PROBE 3.3 ABST+10 F100 MB1 REFERENTIESYSTEEM0 |
15 TCH PROBE 3.4 ERRORMODE1 |