Correctie van het onbewerkte FUNCTION TURNDATA BLANK (#50 / #4-03-1)
Toepassing
Met behulp van de correctie van het onbewerkte werkstuk herkent de besturing al bewerkte gedeeltes en past alle banen voor het benaderen en verlaten aan de op dat moment geldende bewerkingssituatie aan. Hierdoor worden luchtsneden voorkomen en wordt de bewerkingstijd aanzienlijk verkort.
U definieert het onbewerkte werkstuk voor correctie in een subprogramma of een afzonderlijk NC-programma.
Verwante onderwerpen
- Subprogramma's
Subprogramma's en herhalingen van programmadelen met label LBL
- Draaimodus FUNCTION MODE TURN
- Onbewerkt werkstuk voor de simulatie definiëren met BLK FORM
Voorwaarden
- Software-optie Freesdraaien (#50 / #4-03-1)
- Draaimodus FUNCTION MODE TURN actief
Correctie van het onbewerkte werkstuk is alleen mogelijk bij de cyclusbewerking in de draaimodus.
- Gesloten contour van het onbewerkte werkstuk voor correctie van het onbewerkte werkstuk
De beginpositie en de eindpositie moeten identiek zijn. Het onbewerkte werkstuk komt overeen met de dwarsdoorsnede van een rotatiesymmetrische component.
Functiebeschrijving
Met TURNDATA BLANK roept u een contourbeschrijving op die de besturing als gecorrigeerd onbewerkt werkstuk gebruikt.
U kunt het onbewerkte werkstuk in een subprogramma binnen het NC-programma of als afzonderlijk NC-programma definiëren.
De correctie van het onbewerkte werkstuk is uitsluitend actief in combinatie met voorbewerkingscycli. Bij nabewerkingscycli bewerkt de besturing altijd de complete contour, bijv. zodat de contour geen offset heeft.
Als u de te bewerken contour groter definieert dan het onbewerkte werkstuk, toont de besturing een foutmelding.
Cycli voor freesbewerking (#50 / #4-03-1)
U kunt bestanden of subprogramma's op de volgende manieren selecteren:
- Bestandspad invoeren
- Nummer of naam van het subprogramma invoeren
- Bestand of subprogramma met behulp van een keuzevenster selecteren
- Bestandspad of naam van het subprogramma in een QS-parameter definiëren
- Nummer van het subprogramma in een Q-, QL-, of QR-parameter definiëren
Met de functie FUNCTION TURNDATA BLANK OFF deactiveert u de correctie van het onbewerkte werkstuk.
Invoer
1 FUNCTION TURNDATA BLANK LBL "BLANK" | ; Correctie onbewerkt werkstuk uit het subprogramma "BLANK" |
* - ... | |
11 LBL "BLANK" | ; Begin van subprogramma |
12 L X+0 Z+0 | ; Contourbegin |
13 L X+50 | ; Coördinaten in positieve richting van de hoofdas |
14 L Z+50 | |
15 L X+30 | |
16 L Z+70 | |
17 L X+0 | |
18 L Z+0 | ; Contoureinde |
19 LBL 0 | ; Einde van subprogramma |
U navigeert als volgt naar deze functie:
NC-functie invoegen Alle functies speciale functies Draaifuncties FUNCTION TURNDATA FUNCTION TURNDATA BLANK
De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:
Syntaxiselement | Betekenis |
---|---|
FUNCTION TURNDATA BLANK | Syntaxisopener voor correctie van het onbewerkte werkstuk in de draaimodus |
OFF, Bestand, QS of LBL | Correctie van het onbewerkte werkstuk deactiveren, contour van het onbewerkte werkstuk als afzonderlijk NC-programma of als subprogramma oproepen |
Nummer, Naam of QS | Nummer of naam van het afzonderlijke NC-programma of subprogramma Vast of variabel nummer of naam Selectie met behulp van een keuzevenster mogelijk Bij selectie Bestand, QS of LBL |