Werkstukreferentiepunt in het CAD-bestand

Toepassing

Het nulpunt van de tekening is in het CAD-bestand niet altijd zodanig gepositioneerd, dat het direct als referentiepunt van het werkstuk kan worden gebruikt. De besturing beschikt daarom over een functie waarmee u het werkstukreferentiepunt naar een zinvolle positie kunt plaatsen door op een element te klikken. Bovendien kunt u de oriëntatie van het coördinatensysteem bepalen.

Functiebeschrijving

Wanneer u het symbool Oorsprong selecteert, toont de besturing in het venster Lijstweergave de volgende informatie:

  • Afstand tussen het ingestelde referentiepunt en het nulpunt van de tekening
  • Oriëntatie van het bewerkingsvlak

De besturing geeft waarden die niet gelijk zijn aan 0 oranje weer.

Werkstukreferentiepunt in het CAD-bestand

U kunt het referentiepunt op de volgende punten instellen:

  • Via directe invoer van cijfers in het gedeelte Lijstweergave
  • Bij lijnen:
    • Beginpunt
    • Middelpunt
    • Eindpunt
  • Bij cirkelbogen:
    • Beginpunt
    • Middelpunt
    • Eindpunt
  • Bij volledige cirkels:
    • Bij de kwadrant-overgang
    • In het centrum
  • In het snijpunt van:
    • Twee lijnen, ook wanneer het snijpunt in het verlengde van de desbetreffende lijn ligt
    • Lijn en cirkelboog
    • Lijn en volledige cirkel
    • Van twee cirkels, ongeacht of het een steekcirkel of volledige cirkel is

Wanneer u een referentiepunt van het werkstuk hebt vastgelegd, toont de besturing het symbool Oorsprong in de menubalk met een geel kwadrant.

In het NC-programma worden het referentiepunt en de optionele oriëntatie als commentaar beginnend met origin ingevoegd.

4 ;orgin = X... Y... Z...

5 ;orgin_plane_spatial = SPA... SPB... SPC...

U kunt de informatie over het werkstukreferentiepunt en het werkstuknulpunt in een bestand of op het klembord opslaan, ook zonder de software-optie CAD Import (#42 / #1-03-1).

 
Tip

De besturing behoudt de inhoud van het klembord slechts zolang de CAD Viewer geopend is.

U kunt het referentiepunt ook nog wijzigen nadat u de contour hebt geselecteerd. De besturing berekent de werkelijke contourgegevens pas wanneer u de geselecteerde contour in een contourprogramma opslaat.

Referentiepunt van het werkstuk of werkstuknulpunt instellen en bewerkingsvlak oriënteren

 
Tip
  • De volgende handleidingen gelden voor bediening met een muis. U kunt de stappen ook met Touch-gebaren uitvoeren.
  • Algemene gebaren voor het touchscreen

  • De volgende inhoud geldt ook voor het werkstuknulpunt. In dat geval selecteert u aan het begin het symbool Vlak.

Referentiepunt van het werkstuk of werkstuknulpunt op een afzonderlijk element instellen

U legt het referentiepunt van het werkstuk op een afzonderlijk element als volgt vast:

    1. Oorsprong selecteren

    1. Cursor op het gewenste element plaatsen
    2. Als u een muis gebruikt, toont de besturing voor het element selecteerbare referentiepunten met behulp van grijze symbolen.

    1. Op het pictogram op de gewenste positie klikken
    2. De besturing plaatst het referentiepunt van het werkstuk op de geselecteerde positie. De besturing geeft het symbool groen weer.

    1. Indien van toepassing bewerkingsvlak oriënteren

    Referentiepunt van het werkstuk of werkstuknulpunt op het snijpunt van twee elementen vastleggen

    U kunt het referentiepunt van het werkstuk op snijpunten van lijnen, volledige cirkels en cirkelbogen vastleggen.

    U legt het referentiepunt van het werkstuk op het snijpunt van twee elementen als volgt vast:

      1. Oorsprong selecteren

      1. Op het eerste element klikken
      2. De besturing accentueert het element in kleur.
      3. Op het tweede element klikken
      4. De besturing plaatst het referentiepunt van het werkstuk op het snijpunt van beide elementen. De besturing markeert het referentiepunt van het werkstuk met een groen symbool.

      1. Indien van toepassing bewerkingsvlak oriënteren
       
      Tip
      • Bij meerdere mogelijke snijpunten, kiest de besturing het snijpunt dat het dichtst ligt bij de muisklik van het tweede element.
      • Wanneer twee elementen geen direct snijpunt hebben, bepaalt de besturing automatisch het snijpunt in het verlengde van de elementen.
      • Wanneer de besturing geen snijpunt kan berekenen, wordt de markering van het eerder gemarkeerde element weer ongedaan gemaakt.

      Bewerkingsvlak oriënteren

      Om het bewerkingsvlak te oriënteren, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

      • Ingesteld referentiepunt
      • Aan het referentiepunt grenzende elementen die voor de gewenste uitlijning kunnen worden gebruikt

      U kunt het bewerkingsvlak als volgt oriënteren:

      1. Element in positieve richting van de X-as selecteren
      2. De besturing lijnt de X-as uit.
      3. De besturing wijzigt hoek C in het lijstweergavegedeelte.
      4. Element in positieve richting van de Y-as selecteren
      5. De besturing lijnt de Y- en Z-as uit.
      6. De besturing wijzigt hoek A en C in het lijstweergavegedeelte.