Cyclus 421 METEN BORING

ISO-programmering

G421

Toepassing

Met tastcyclus 421 worden het middelpunt en de diameter van een boring (rondkamer) bepaald. Wanneer u de bijbehorende tolerantiewaarden in de cyclus definieert, vergelijkt de besturing de nominale en actuele waarden en slaat de afwijkingen op in Q-parameters.

 
Tip

In plaats van cyclus 421 METEN BORING adviseert HEIDENHAIN de krachtigere cyclus 1401 TASTEN CIRKEL.

Cyclusverloop

  1. De besturing positioneert het tastsysteem met positioneerlogica naar de voorpositie van de eerste tastpositie 1.
  2. Positioneerlogica

  3. Vervolgens verplaatst het tastsysteem zich naar de ingevoerde meethoogte en voert het eerste tastproces met tastaanzet (kolom F) uit. De besturing bepaalt de tastrichting automatisch, gerelateerd aan de geprogrammeerde starthoek
  4. Vervolgens verplaatst het tastsysteem zich cirkelvormig, met meethoogte of op veilige hoogte, naar de volgende tastpositie 2 en voert daar het tweede tastproces uit
  5. De besturing positioneert het tastsysteem naar de tastpositie 3 en vervolgens naar de tastpositie 4 en voert daar het derde en vierde tastproces uit
  6. Ten slotte positioneert de besturing het tastsysteem terug naar de veilige hoogte en slaat de actuele waarden en de afwijkingen op in de volgende Q-parameters:

Q-parameter-
nummer

Betekenis

Q151

Actuele waarde midden hoofdas

Q152

Actuele waarde midden nevenas

Q153

Actuele waarde diameter

Q161

Afwijking midden hoofdas

Q162

Afwijking midden nevenas

Q163

Afwijking diameter

Instructies

  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Hoe kleiner de hoekstap wordt geprogrammeerd, des te onnauwkeuriger berekent de besturing de boringmaten. Kleinste invoerwaarde: 5°.
  • De besturing zet een actieve basisrotatie aan het begin van de cyclus terug.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • U moet vóór de cyclusdefinitie een gereedschapsoproep voor de definitie van de tastsysteemas hebben geprogrammeerd.
  • De nominale diameter Q262 moet tussen de kleinste en grootste maat (Q276/Q275) liggen.
  • Wanneer u in parameter Q330 naar een freesgereedschap verwijst, dan hebben de ingevoerde gegevens in de parameters Q498 en Q531 geen effect.
  • Wanneer u in parameter Q330 naar een draaigereedschap verwijst, geldt het volgende:
    • Parameter Q498 en Q531 moeten worden beschreven
    • De gegevens van de parameters Q498, Q531 uit bijv. cyclus 800 moeten met deze gegevens overeenstemmen
    • Wanneer de besturing een correctie van het draaigereedschap uitvoert, worden de desbetreffende waarden in kolom DZL of DXL gecorrigeerd
    • De besturing bewaakt ook de breuktolerantie die in de kolom LBREAK is gedefinieerd

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameters

Q273 Midden 1e as (nom. waarde)?

Midden van de boring in de hoofdas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q274 Midden 2e as (nominale waarde)?

Midden van de boring in de nevenas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q262 Nominale diameter?

Diameter van de boring invoeren.

Invoer: 0...99999,9999

Q325 Starthoek?

Hoek tussen de hoofdas van het bewerkingsvlak en de eerste tastpositie. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -360.000...+360.000

Q247 Hoekstap?

Hoek tussen twee meetpunten, waaronder het tastsysteem zich naar het volgende meetpunt verplaatst. De rotatierichting wordt bepaald door het voorteken van de hoekstap(- = met de klok mee). Als u cirkelbogen wilt meten, programmeert u een hoekstap kleiner dan 90°. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: -120...+120

Q261 Meethoogte in tastsysteemas?

Coördinaat van het midden van de kogel in de tastsysteemas waarin de meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q320 Veiligheidsafstand?

Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q260 Veilige hoogte?

Coördinaat in de gereedschapsas waarin een botsing tussen het tastsysteem en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF

Q301 Verpl. veiligheidshoogte (0/1)?

Vastleggen hoe het tastsysteem zich tussen de meetpunten moet verplaatsen:

0: tussen meetpunten op meethoogte verplaatsen

1: tussen meetpunten op veilige hoogte verplaatsen

Invoer: 0, 1

Q275 Maximale maat boring?

Maximaal toegestane diameter van de boring (rondkamer)

Invoer: 0...99999,9999

Q276 Minimale maat boring?

Minimaal toegestane diameter van de boring (rondkamer)

Invoer: 0...99999,9999

Q279 Tolerantie midden 1e as ?

Toegestane positie-afwijking in de hoofdas van het bewerkingsvlak.

Invoer: 0...99999,9999

Q280 Tolerantie midden 2e as?

Toegestane positie-afwijking in de nevenas van het bewerkingsvlak.

Invoer: 0...99999,9999

Q281 Meetprotocol (0/1/2)?

Vastleggen of de besturing een meetprotocol moet maken:

0: geen meetprotocol maken

1: meetprotocol maken: de besturing slaat het protocolbestand TCHPR421.TXT standaard in de directory op waarin ook het bijbehorende NC-programma staat

2: programma-afloop onderbreken en meetprotocol op het besturing-beeldscherm weergeven. NC-programma met NC-start voortzetten

Invoer: 0, 1, 2

Q309 PGM-stop bij tolerantieoverschr.

Vastleggen of de besturing bij tolerantie-overschrijdingen de programma-afloop moet onderbreken en een foutmelding moet geven:

0: programma-afloop niet onderbreken, geen foutmelding geven

1: programma-uitvoering onderbreken, foutmelding geven

Invoer: 0, 1

Q330 Gereedschap voor bewaking?

Vastleggen of de besturing gereedschapsbewaking moet uitvoeren:

0: bewaking niet actief

>0: nummer of naam van het gereedschap waarmee de besturing de bewerking heeft uitgevoerd. U kunt via de selectiemogelijkheid in de actiebalk een gereedschap direct uit de gereedschapstabel overnemen.

Invoer: 0...99999.9 alternatief maximaal 255 tekens

Gereedschapsbewaking

Q423 Aantal keren tasten vlak (4/3)?

Vastleggen of de besturing de cirkel met drie of vier keer tasten moet meten:

3: drie meetpunten gebruiken

4: vier meetpunten gebruiken (standaardinstelling)

Invoer: 3, 4

Q365 Type verplaatsing recht=0/circ=1

Vastleggen met welke baanfunctie het gereedschap zich tussen de meetpunten moet verplaatsen wanneer verplaatsen op veilige hoogte (Q301=1) actief is:

0: tussen de bewerkingen via een rechte verplaatsen

1: tussen de bewerkingen cirkelvormig op de steekcirkeldiameter verplaatsen

Invoer: 0, 1

Q498 GS omkeren (0=nee/1=ja)?

Alleen relevant wanneer u eerder in parameter Q330 een draaigereedschap hebt opgegeven. Voor een correcte bewaking van het draaigereedschap moet de besturing de precieze bewerkingssituatie kennen. Geef daarom het volgende aan:

1: draaigereedschap is gespiegeld (180° geroteerd), bijv. via cyclus 800 en parameter Gereedschap omkeren Q498=1

0: draaigereedschap komt overeen met de beschrijving uit de draaigereedschapstabel toolturn.trn, geen wijziging door bijv. cyclus 800 en parameter Gereedschap omkeren Q498=0

Invoer: 0, 1

Q531 Instelhoek?

Alleen relevant wanneer u eerder in parameter Q330 een draaigereedschap hebt opgegeven. Voer de invalshoek tussen draaigereedschap en werkstuk tijdens de bewerking in, bijv. uit cyclus 800 Parameter Instelhoek? Q531.

Invoer: –180...+180

Voorbeeld

11 TCH PROBE 421 METEN BORING ~

Q273=+50

;MIDDEN 1E AS ~

Q274=+50

;MIDDEN 2E AS ~

Q262=+15.25

;NOMINALE DIAMETER ~

Q325=+0

;STARTHOEK ~

Q247=+60

;HOEKSTAP ~

Q261=-5

;MEETHOOGTE ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+20

;VEILIGE HOOGTE ~

Q301=+1

;VERPL.VEILIGH.HOOGTE ~

Q275=+15.34

;MAXIMALE MAAT ~

Q276=+15.16

;MINIMALE MAAT ~

Q279=+0.1

;TOLERANTIE 1E MIDD. ~

Q280=+0.1

;TOLERANTIE 2E MIDD. ~

Q281=+1

;MEETPROTOCOL ~

Q309=+0

;PGM-STOP BIJ FOUT ~

Q330=+0

;GEREEDSCHAP ~

Q423=+4

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q365=+1

;TYPE VERPLAATSING ~

Q498=+0

;GEREEDSCHAP OMKEREN ~

Q531=+0

;INSTELHOEK