Basisprincipes
Toepassing
Met behulp van de werkstand Programma-afloop kunt u werkstukken maken, waarbij de besturing bijvoorbeeld NC-programma's naar keuze doorlopend of regelgewijs afwerkt.
Pallettabellen werkt u ook in deze bedrijfsmodus af.
Verwante onderwerpen
- Afzonderlijke NC-regels afwerken in de toepassing MDI
- NC-programma maken
- Pallettabellen
- NC-programma en alle opgeroepen bestanden naar het station TNC: kopiëren
- NC-programma's uitsluitend in het werkgebied Programma bewerken
Functiebeschrijving
De volgende inhoud geldt ook voor pallettabellen en opdrachtenlijsten.
Wanneer u een NC-programma opnieuw hebt geselecteerd of volledig hebt uitgevoerd, staat de cursor aan het begin van het programma.
Wanneer u de bewerking bij een andere NC-regel start, moet u de NC-regel eerst met Regelsprong selecteren.
Binnenkomst in het programma met regelsprong
De besturing bewerkt NC-programma's standaard in de werkstand Automatische programma-afloop met de toets NC-start. in deze werkstand voert de besturing het NC-programma uit t/m het einde van het programma of tot een handmatige resp. geprogrammeerde onderbreking.
In de modus Regel voor regel start u elke NC-regel apart met de toets NC-start.
De besturing toont de status van de uitvoering met het symbool STIB in het statusoverzicht.
Statusoverzicht van de TNC-balk
De werkstand Programma-afloop biedt de volgende werkgebieden:
- GPS (#44 / #1-06-1)
- Posities
- Programma
- Simulatie
- Status
- Procesbewaking (#168 / #5-01-1)
Als u een pallettabel opent, toont de besturing het werkgebied Opdrachtenlijst. Deze werkgebieden kunt u niet wijzigen.
Symbolen en knoppen
De werkstand Programma-afloop bevat de volgende symbolen en knoppen:
Symbool of knop | Betekenis |
---|---|
Bestand openen Met Bestand openen kunt u een bestand openen, bijvoorbeeld een NC-programma. Wanneer u een nieuw bestand opent, sluit de besturing het op dat moment geselecteerde bestand. | |
Uitvoeringscursor De uitvoeringscursor toont welke NC-regel op dat moment wordt afgewerkt of voor afwerking is gemarkeerd. | |
Regel voor regel | Wanneer de schakelaar actief is, start u de bewerking van elke NC-regel afzonderlijk met de toets NC-start. Als de modus regel voor regel actief is, verandert het symbool van de werkstand in de besturingsbalk. |
Q-info | De besturing opent het venster Q-parameterlijst waarin u de actuele waarden en beschrijvingen van de variabelen kunt bekijken en bewerken. |
Correctietabellen | De besturing opent een keuzemenu met de volgende tabellen:
|
GOTO cursor | De besturing markeert de op dat moment geselecteerde tabelregel voor de afwerking. De besturing biedt de knop bij een geopende pallettabel. |
F gelimiteerd | U activeert of deactiveert de aanzetbegrenzing voor de Functional Safety FS. Alleen bij machines met Functional Safety FS. |
AFC | U kunt de adaptieve aanzetregeling AFC (#45 / #2-31-1) in- of uitschakelen . |
AFC-instellingen | De besturing opent een keuzemenu met de volgende keuzemogelijkheden voor AFC (#45 / #2-31-1):
|
ACC | Als de schakelaar actief is, activeert de controller de actieve chatter-onderdrukking ACC (#145 / #2-30-1). |
F LIMIT | U activeert een aanzetbegrenzing en definieert de waarde. |
Opties voor de programma-afloop | Wanneer u de knop selecteert, opent de besturing het venster Opties voor de programma-afloop met de volgende keuzemogelijkheden:
|
Verbergregel | Wanneer de schakelaar actief is, werkt de besturing de met / verborgen NC-regels niet af. Wanneer de schakelaar actief is, grijs worden de NC-regels die overgeslagen moeten worden, door de besturing grijs weergegeven. |
Stop bij M1 | Wanneer de schakelaar actief is, stopt de besturing de afwerking bij elke volgende NC-regel met M1. Overzicht van additionele functies Wanneer de schakelaar niet actief is, grijs geeft de besturing het syntaxiselement M1 weer. |
GOTO regelnummer | Een NC-regel voor het afwerken markeren, zonder rekening te houden met de vorige NC-regels |
Handmatig verplaatsen | Tijdens een onderbreking van de programma-afloop kunt u de assen handmatig verplaatsen. Wanneer Handmatig verplaatsen actief is, verandert het symbool van de werkstand in de besturingsbalk. |
Bewerken | Als de schakelaar actief is, kunt u de pallettabel bewerken. De besturing biedt de knop bij geopende pallettabel. |
3D ROT | Tijdens een onderbreking van de programma-afloop bij gezwenkt bewerkingsvlak kunnen de assen handmatig worden verplaatst (#8 / #1-01-1). |
Positie benaderen | Opnieuw benaderen van de contour na het handmatig verplaatsen van de machine-assen tijdens een onderbreking |
Regelsprong | Met de functie Regelsprong kunt u de bewerking vanaf een willekeurige NC-regel starten. De besturing houdt rekenkundig met het NC-programma rekening tot aan deze NC-regel, bijvoorbeeld of de spil met M3 is ingeschakeld. |
Gereedschap vrijzetten | Wanneer het NC-programma tijdens een schroefdraadcyclus wordt gestopt, kunt u het gereedschap terugtrekken. Ontbrekende link! |
Openen in de editor | De besturing opent het actieve NC-programma in de werkstand Programmeren, ook opgeroepen NC-programma's'. De besturing biedt de knop bij geopend NC-programma. |
Gereedschappen | De besturing opent het bestand Gereedschapsbeheer in de werkstand Tabellen. |
Interne stop | Wanneer een NC-programma door een fout of een stop is onderbroken, activeert de besturing deze knop. Met deze knop kunt u de programma-afloop afbreken. |
Programma terugzetten | Wanneer u Interne stop selecteert, activeert de besturing deze knop. De besturing plaatst de cursor aan het begin van het programma en zet naast de modaal werkende programma-informatie ook de programma-runtime terug. |
Aanzetbegrenzing F LIMIT
Met de knop F LIMIT kunt u de aanzetsnelheid voor alle werkstanden reduceren. De reductie geldt voor alle ijlgang- en aanzetbewegingen. De door u ingevoerde waarde blijft na een herstart actief.
De knop F LIMIT is in de toepassing MDI en in de werkstand Programmeren beschikbaar.
Wanneer u de knop F LIMIT in de functiebalk selecteert, opent de besturing het venster Aanzet F LIMIT.
Wanneer een aanzetbegrenzing actief is, laat de besturing de knop F LIMIT in kleur oplichten en toont de gedefinieerde waarde. In de werkgebieden Posities en Status toont de besturing de aanzet oranje.
U deactiveert de aanzetbegrenzing door in het venster Aanzet F LIMIT de waarde 0 in te voeren.
Programma-afloop onderbreken, stoppen of afbreken
De programma-afloop kan op verschillende manieren worden gestopt:
- Programma-afloop onderbreken, bijv. met de additionele functie M0
- Programma-afloop stoppen, bijv. met de toets NC-stop
- Programma-afloop afbreken, bijvoorbeeld met de toets NC-stop en de knop Interne stop
- Programma-afloop beëindigen, bijv. met de additionele functies M2 of M30
De besturing breekt bij belangrijke fouten de programma-afloop automatisch af, bijv. bij een cyclusoproep met stilstaande spil.
Meldingsmenu van de informatiebalk
Wanneer in de modus Regel voor regel of de toepassing MDI wordt afgewerkt, gaat de besturing na elke afgewerkte NC-regel naar de onderbroken toestand.
De besturing toont de actuele toestand van de programma-afloop met het symbool STIB.
Statusoverzicht van de TNC-balk
In onderbroken of afgebroken toestand kunt u bijvoorbeeld de volgende functies uitvoeren:
- Werkstand selecteren
- Assen handmatig verplaatsen
- Q-parameter met behulp van de functie Q INFO controleren en evt. wijzigen
- Instelling voor de met M1 geprogrammeerde optionele onderbreking wijzigen
- Instelling voor het met / geprogrammeerde overslaan van NC-regels wijzigen
- De onderstaande interacties nalaten:
- Cursorbeweging naar een andere NC-regel
- Sprongfunctie GOTO naar een andere NC-regel
- Bewerken van een NC-regel
- Wijzigen van variabelewaarden met de van het venster Q-parameterlijst
- Verandering van werkstand
- Contextreferentie door herhaling van de benodigde NC-regels terugzetten
Geprogrammeerde onderbrekingen
Onderbrekingen kunnen direct in het NC-programma worden vastgelegd. De besturing onderbreekt de programma-afloop in de NC-regel die een van de onderstaande gegevens bevat:
- geprogrammeerde stop STOP (met en zonder additionele functie)
- geprogrammeerde stop M0
- voorwaardelijke stop M1
Programma-uitvoering voortzetten
Na een stop met de toets NC-stop of een geprogrammeerde onderbreking kunt u de programma-afloop met de toets NC-start voortzetten.
Na een programmaonderbreking met Interne stop moet u de programma-afloop aan het begin van het NC-programma beginnen of de functie Regelsprong gebruiken.
Na een onderbreking van de programma-afloop in een subprogramma of herhaling van een programmadeel moet u de functie Regelsprong gebruiken om opnieuw te kunnen beginnen.
Modaal werkende programma-informatie
De besturing slaat bij een onderbreking van de programma-afloop de volgende gegevens op:
- het laatst opgeroepen gereedschap
- actieve coördinatenomrekeningen (bijv. nulpuntverschuiving, rotatie, spiegeling)
- coördinaten van het laatst gedefinieerde cirkelmiddelpunt
De besturing gebruikt de gegevens voor het opnieuw benaderen van de contour met de knop Positie benaderen.
Opnieuw benaderen van de contour
De opgeslagen gegevens blijven tot het resetten actief, bijv. door een programmakeuze.
Instructies
- Alle geprogrammeerde NC-functies en transformaties binnen het NC-programma weer opheffen
- Simulatie uitvoeren voordat u een NC-programma uitvoert
- De algemene en de additionele statusweergave op actieve NC-functies en transformaties controleren, bijvoorbeeld actieve basisrotatie, voordat u een NC-programma uitvoert
- NC-programma's voorzichtig en in de modus Regel voor regel starten
- De besturing markeert in de werkstand Programma-afloop actieve bestanden met de status M, bijvoorbeeld een geselecteerd NC-programma of tabellen. Wanneer u zo'n bestand in een andere werkstand opent, toont de besturing de status in het tabblad van de toepassingsbalk.
- De besturing controleert vóór het verplaatsen van een as of het gedefinieerde toerental is bereikt. Bij positioneerregels met aanzet FMAX controleert de besturing het toerental niet.
- Tijdens de programma-afloop kunt u de aanzet en het spiltoerental met de potentiometer wijzigen.
- Als u tijdens een onderbreking van de programma-afloop het referentiepunt van het werkstuk wijzigt, moet u de NC-regel voor voortzetting opnieuw selecteren.
- HEIDENHAIN adviseert na elke gereedschapsoproep de spil met M3 of M4 in te schakelen. Hierdoor worden problemen bij de programma-afloop, bijvoorbeeld bij het starten na een onderbreking, voorkomen.
- De instellingen in het werkgebied GPS werken op de programma-afloop, bijvoorbeeld Handwiel-override (#44 / #1-06-1).
- De besturing toont de uitvoeringscursor altijd op de voorgrond. De uitvoeringscursor overlapt of verbergt eventueel andere symbolen.
Definities
Afkorting | Definitie |
---|---|
GPS (global program settings) | Globale programma-instellingen |
ACC (active chatter control) | Actieve chatter-onderdrukking |