Cyclus 1022 CILINDER SNEL SLIJPEN (#156 / #4-04-1)

ISO-programmering

G1022

Toepassing

 
Machine

Raadpleeg uw machinehandboek!

Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.

Met de cyclus 1022 CILINDER SNEL SLIJPEN kunt u rondkamers en ronde tappen schuren. Daarbij voert de besturing cirkel- en helixbanen uit om de cilindermantel volledig te bewerken. Om de vereiste nauwkeurigheid en kwaliteit van het oppervlak te bereiken, kunt u de bewegingen met een pendelslag overlagen. Normaal is de aanzet van de pendelslag zo groot dat per cirkelbaan meerdere pendelslagen worden uitgevoerd. Dit komt overeen met slijpen met een snelslag. De zijdelingse verplaatsingen vinden plaats, afhankelijk van de definitie, boven of onder. De aanzet van de pendelslag programmeert u in de cyclus.

Cyclusverloop

  1. De besturing positioneert het gereedschap afhankelijk van de POSITIE KAMER Q367 boven de cilinder. Vervolgens verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX naar de VEILIGE HOOGTE Q260.
  2. Het gereedschap verplaatst zich met FMAX naar het startpunt in het bewerkingsvlak en aansluitend met de AANZET VOORPOS. Q253 op VEILIGHEIDSAFSTAND Q200.
  3. Het slijpgereedschap verplaatst zich naar het startpunt van de gereedschapsas. Het startpunt is afhankelijk van de BEWERKINGSRICHTING Q1031. Wanneer u een pendelslag in Q1000 hebt gedefinieerd, start de besturing de pendelslag.
  4. Afhankelijk van parameter Q1021 stelt de besturing het slijpgereedschap zijdelings in. Vervolgens zet de besturing aan in de gereedschapsas.
  5. Verplaatsing

  6. Wanneer de einddiepte is bereikt, legt het slijpgereedschap een verdere volledige cirkel zonder verplaatsing van de gereedschapsas af.
  7. De besturing herhaalt stap 4 en 5 totdat de diameter van het bewerkte deel Q223 of overmaat Q14 is bereikt.
  8. Na de laatste aanzetbeweging beweegt het slijpgereedschap de IDLE RUNS, CONT. END Q457.
  9. Het slijpgereedschap verlaat de cilinder op een halve cirkel met veiligheidsafstand Q200 en stopt de pendelslag.
  10. De besturing verplaatst het gereedschap met AANZET VOORPOS. Q253 op VEILIGHEIDSAFSTAND Q200 en vervolgens met ijlgang naar de VEILIGE HOOGTE Q260.

Verplaatsing

  1. De besturing plaatst het slijpgereedschap in een halve cirkel om de ZIJDELINGSE VERPL. Q534 dicht.
  2. Het slijpgereedschap legt een volledige cirkel af en voert eventueel geprogrammeerde LEGE RUNS CONTOUR Q456 uit.
  3. Wanneer het te verplaatsen gedeelte in de gereedschapsas groter is dan breedte B van de slijpschijf, verplaatst de cyclus zich met een helixbaan.

Helixbaan

De helixbaan kunt u via een spoed in parameter Q1032 beïnvloeden. De stijging per helixbaan (= 360°) staat in verhouding tot de breedte van de slijpschijf.

Het aantal helixbanen (= 360°) is afhankelijk van de spoed en de DIEPTE Q201. Hoe kleiner de spoed, des te meer helixbanen (= 360°) ontstaan.

Voorbeeld:

  • Breedte van de slijpschijf B = 20 mm
  • Q201 DIEPTE = 50 mm
  • Q1032 FACTOR AANZET (Spoed) = 0,5

De besturing berekent de verhouding van de spoed ten opzichte van de breedte van de slijpschijf.

Stijging per helixbaan =

De besturing legt het traject van 10 mm in de gereedschapsas binnen een helix terug. Door de DIEPTE Q201 en de spoed per helixbaan ontstaan vijf helixbanen.

Aantal helixbanen =

Instructies

 
Machine

De machinefabrikant kan de overrides voor de pendelbewegingen wijzigen.

  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • De besturing start de pendelslag altijd in positieve richting.
  • De laatste zijdelingse verplaatsing kan afhankelijk van de invoer kleiner uitvallen.
  • Bij de simulatie geeft de besturing de pendelbeweging niet weer. De grafische simulatieweergave in de werkstanden PGM-afloop regel voor regel en Automatische programma-afloop geeft de pendelbeweging weer.
  • Deze cyclus kan ook met een freesgereedschap worden uitgevoerd. Bij een freesgereedschap komt de lengte van de snijkant LCUTS overeen met de breedte van de slijpschijf.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • De controller gaat ervan uit dat de bodem van de cilinder een bodem heeft. Daarom kunt u alleen aan het oppervlak een overloop in Q1030 definiëren. Wanneer u bijv. een doorgaande boring bewerkt, moet u rekening houden met de onderste overloop in de DIEPTE Q201.
  • Wanneer Q1000=0, voert de besturing geen overlappende pendelbeweging uit.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameters

Q650 Type figuur?

Geometrie van de figuur:

0: tas

1: eiland

Invoer: 0, 1

Q223 Diameter eindprodukt?

Diameter van de nabewerkte cilinder

Invoer: 0...99999,9999

Q368 Overmaat zijkant voor bewerking?

Zijdelingse overmaat die voorafgaand aan de slijpbewerking aanwezig is. De waarde moet groter zijn dan Q14. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: -0.9999...+99.9999

Q14 Overmaat voor kantnabewerking?

Zijdelingse overmaat die na de bewerking overblijft. Deze overmaat moet kleiner zijn dan Q368. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q367 Positie kamer (0/1/2/3/4)?

Positie van de figuur gerelateerd aan de positie van het gereedschap bij de cyclusoproep:

0: gereedschappos. = midden van de figuur

1: gereedschappos. = kwadrantovergang bij 90°

2: gereedschappos. = kwadrantovergang bij 0°

3: gereedschappos. = kwadrantovergang bij 270°

4: gereedschappos. = kwadrantovergang bij 180°

Invoer: 0, 1, 2, 3, 4

Q203 Coörd. werkstukoppervlakte?

Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q1030 Offset t.o.v. het oppervlak?

Positie van de bovenkant van het gereedschap aan het oppervlak. De offset dient als overloopbaan aan het oppervlak voor de pendelslag. De waarde werkt absoluut.

Invoer: 0...999.999

Q201 Diepte?

afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de contour. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: -99999.9999...+0

Q1031 Bewerkingsrichting?

Definitie van de bewerkingsrichting. Hierdoor ontstaat de startpositie.

-1 of 0: de besturing bewerkt de contour tijdens de eerste verplaatsing van boven naar beneden

+1: de besturing bewerkt de contour tijdens de eerste verplaatsing van beneden naar boven

Invoer: –1, 0, +1

Q534 Zijdelingse verpl.?

Maat waarmee het slijpgereedschap zijdelings wordt verplaatst.

Invoer: 0.0001...99.9999

Q1032 Factor voor spoed van de helix?

Met de factor Q1032 definieert u de spoed van een helixbaan (= 360°). Hierdoor ontstaat de diepte-instelling per helixbaan (= 360°). Q1032 wordt met de breedte B van het slijpgereedschap vermenigvuldigd.

Invoer: 0.000...1.000

Q456 Lege runs op de contour?

Aantal malen dat het slijpgereedschap de contour na elke verplaatsing zonder materiaalafname afverplaatst.

Invoer: 0...99

Q457 Lege runs op de eindcontour?

Aantal malen dat het slijpgereedschap de contour na de laatste verplaatsing zonder materiaalafname afverplaatst.

Invoer: 0...99

Q1000 Lengte van de pendelbeweging?

Lengte van de pendelbeweging, parallel aan de actieve gereedschapsas

0: de besturing voert geen pendelbeweging uit.

Invoer: 0...9999.9999

Q1001 Aanzet voor pendelslag?

Snelheid van de pendelslag in mm/min

Invoer: 0...999999

Q1021 Aanzet enkelzijdig (0/1)?

Positie waar de zijdelingse verplaatsing plaatsvindt:

0: zijdelingse verplaatsing onder en boven

1: eenzijdige levering afhankelijk van Q1031

  • Wanneer Q1031 = -1, vindt de zijdelingse verplaatsing boven plaats.
  • Wanneer Q1031 = +1, vindt de zijdelingse verplaatsing onder plaats.

Invoer: 0, 1

Q207 Aanzet slijpen?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het slijpen van de contour in mm/min

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU

Q253 Aanzet voorpositioneren?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het benaderen van de DIEPTE Q201. De aanzet werkt onder het COORD. OPPERVLAK Q203. Invoer in mm/min.

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF

Q15 Slijptype (-1/+1)?

Slijpkleur van de contouren vastleggen:

+1: slijpen van de gelijke loop

-1 of 0: slijpen van de tegenloop

Invoer: –1, 0, +1

Q260 Veilige hoogte?

Absolute hoogte waarop botsing met het werkstuk uitgesloten is.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Voorbeeld

11 CYCL DEF 1022 CILINDER SNEL SLIJPEN ~

Q650=+0

;FIGUURTYPE ~

Q223=+50

;DIAMETER EINDPRODUCT ~

Q368=+0.1

;OVERMAAT START ~

Q14=+0

;OVERMAAT ZIJKANT ~

Q367=+0

;POSITIE KAMER ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q1030=+2

;OFFSET OPPERVLAK ~

Q201=-20

;DIEPTE ~

Q1031=-1

;BEWERKINGSRICHTING ~

Q534=+0.05

;ZIJDELINGSE VERPL. ~

Q1032=+0.5

;FACTOR SPOED ~

Q456=+0

;LEGE RUNS CONTOUR ~

Q457=+0

;IDLE RUNS, CONT. END ~

Q1000=+5

;PENDELSLAG ~

Q1001=+5000

;PENDELAANZET ~

Q1021=+0

;AANZET ENKELZIJDIG ~

Q207=+50

;AANZET SLIJPEN ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q15=+1

;SLIJPTYPE ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND