Cyclus 21 VOORBOREN
ISO-programmering
G121
Toepassing
U gebruikt cyclus 21 VOORBOREN wanneer u aansluitend een gereedschap voor het ruimen van uw contour gebruikt dat niet is voorzien van een door het midden snijdende vingerfrees (DIN 844). Met deze cyclus wordt een boring gemaakt in het gedeelte dat later met bijvoorbeeld cyclus 22 wordt geruimd. Cyclus 21 houdt voor de insteekpunten rekening met de overmaat voor kantnabewerking, de overmaat voor dieptenabewerking en de radius van het ruimgereedschap. De insteekpunten zijn gelijktijdig de startpunten voor het ruimen.
Vóór de oproep van cyclus 21 moet u nog twee cycli programmeren:
- Cyclus 14 CONTOUR of SEL CONTOUR - cyclus 21 VOORBOREN heeft deze nodig om de boorpositie in het vlak te bepalen
- Cyclus 20 CONTOURDATA - cyclus 21 VOORBOREN heeft deze nodig om bijvoorbeeld de boordiepte en de veiligheidsafstand te bepalen
Cyclusverloop
- De besturing positioneert eerst het gereedschap in het vlak (positie volgt uit de contour die u eerder met cyclus 14 of SEL CONTOUR hebt gedefinieerd, en uit de informatie over het ruimgereedschap)
- Vervolgens verplaatst het gereedschap zich in ijlgang met FMAX naar de veiligheidsafstand. (de veiligheidsafstand voert u in cyclus 20 CONTOURDATA in)
- Het gereedschap boort met de ingevoerde aanzet F van de actuele positie tot de eerste diepte-instelling
- Vervolgens wordt het gereedschap door de besturing in ijlgang met FMAX teruggetrokken en weer verplaatst tot aan de eerste diepte-instelling, minus de voorstopafstand t
- De besturing bepaalt de voorstopafstand automatisch:
- Boordiepte tot 30 mm: t = 0,6 mm
- Boordiepte groter dan 30 mm: t = boordiepte/50
- Maximale voorstopafstand: 7 mm
- Aansluitend boort het gereedschap met de ingevoerde aanzet F naar een volgende diepte-instelling
- De besturing herhaalt dit proces (1 t/m 4) totdat de ingevoerde boordiepte is bereikt. Daarbij wordt rekening gehouden met de overmaat voor dieptenabewerking
- Ten slotte verplaatst het gereedschap zich in de gereedschapsas terug naar veilige hoogte, of naar de laatste vóór de cyclus geprogrammeerde positie. Dit gedrag is afhankelijk van machineparameter posAfterContPocket (nr. 201007).
Instructies
- Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
- De besturing houdt geen rekening met een in de TOOL CALL-regel geprogrammeerde deltawaarde DR voor de berekening van insteekpunten.
- Bij vernauwingen kan de besturing eventueel niet met een gereedschap voorboren dat groter is dan het voorbewerkingsgereedschap.
- Wanneer Q13=0, worden de gegevens van het gereedschap gebruikt dat zich in de spil bevindt.
Aanwijzing in combinatie met machineparameters
- Met machineparameter posAfterContPocket (nr. 201007) definieert u het gedrag na de bewerking. Wanneer u ToolAxClearanceHeight hebt geprogrammeerd, positioneer uw gereedschap dan na het cycluseinde in het vlak niet incrementeel, maar naar een absolute positie.
Cyclusparameters
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Q10 Diepteverplaatsing? Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst (voorteken bij negatieve werkrichting "–"). De waarde werkt incrementeel. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q11 Aanzet diepteverplaatsing? Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het insteken in mm/min Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ | |
Q13 resp. QS13 Nummer/naam ruimgereedschap? Nummer of naam van het ruimgereedschap. U kunt via de selectiemogelijkheid in de actiebalk het gereedschap direct uit de gereedschapstabel overnemen. Invoer: 0...999999.9 of maximaal 255 tekens |
11 CYCL DEF 21 VOORBOREN ~ | ||
| ||
| ||
|