Cyclus 451 KINEMATICA OPMETEN (#48 / #2-01-1)

ISO-programmering

G451

Toepassing

 
Machine

Raadpleeg uw machinehandboek!

Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.

Met tastcyclus 451 kunt u de kinematica van uw machine controleren en eventueel optimaliseren. Daarbij meet u met het 3D-tastsysteem TS een HEIDENHAIN kalibreerkogel die u op de machinetafel hebt bevestigd.

De besturing bepaalt de statische zwenknauwkeurigheid. De software beperkt daarbij de ruimtelijke fout die door de zwenkbewegingen ontstaat, tot een minimum en slaat de machinegeometrie aan het einde van de meting automatisch op in de desbetreffende machineconstanten van de kinematicabeschrijving.

Cyclusverloop

  1. Kalibreerkogel opspannen, erop letten dat er geen botsing kan optreden
  2. In de werkstand Handbediening het referentiepunt in het midden van de kogel instellen of, wanneer Q431=1 of Q431=3 gedefinieerd is: tastsysteem handmatig in de tastsysteemas boven de kalibreerkogel en in het bewerkingsvlak in het midden van de kogel positioneren
  3. Werkstand voor programma-afloop selecteren en kalibreerprogramma starten
  4. De besturing meet automatisch achtereenvolgens alle rotatie-assen op met de door u opgegeven nauwkeurigheid
 
Tip

Programmeer- en bedieningsinstructies:

  • Indien in de modus Optimaliseren de vastgestelde kinematicagegevens de toegestane grenswaarde (maxModification nr. 204801) overschrijden, komt de besturing met een waarschuwingsmelding. De overname van de vastgestelde waarden moet u dan met NC-start bevestigen.
  • Tijdens het vastleggen van het referentiepunt wordt de geprogrammeerde radius van de kalibreerkogel alleen bij de tweede meting bewaakt. Want wanneer de voorpositionering ten opzichte van de kalibreerkogel onnauwkeurig is en u dan het referentiepunt vastlegt, wordt de kalibreerkogel twee keer getast.

Resultaatparameters Q

De besturing slaat de resultaten van de tastcyclus in de volgende Q-parameters op:

Q-parameter-
nummer

Betekenis

Q141

Gemeten standaardafwijking A-as (-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q142

Gemeten standaardafwijking B-as (-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q143

Gemeten standaardafwijking C-as (-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q144

Geoptimaliseerde standaardafwijking A-as (-1, wanneer as niet is geoptimaliseerd)

Q145

Geoptimaliseerde standaardafwijking B-as (-1, wanneer as niet is geoptimaliseerd)

Q146

Geoptimaliseerde standaardafwijking C-as (-1, wanneer as niet is geoptimaliseerd)

Q147

Offsetfout in X-richting, voor handmatige overname in de desbetreffende machineparameter

Q148

Offsetfout in Y-richting, voor handmatige overname in de desbetreffende machineparameter

Q149

Offsetfout in Z-richting, voor handmatige overname in de desbetreffende machineparameter

Resultaatparameters QS

De besturing slaat in de QS-parameters QS144 - QS146 de gemeten positiefouten van de rotatie-assen op. Elk resultaat is tien tekens lang. De resultaten worden door een spatie van elkaar gescheiden.

Voorbeeld: QS146 = "0.01234567 -0.0123456 0.00123456 -0.0012345"

Q-parameter-
nummer

Betekenis

QS144

Positiefout van de A-as

EY0A EZ0A EB0A EC0A

QS145

Positiefout van de B-as

EZ0B EX0B EC0B EA0B

QS146

Positiefout van de C-as

EX0C EY0C EA0C EB0C

 
Tip

Positiefouten zijn afwijkingen van de ideale aspositie en worden met vier tekens aangeduid.

Voorbeeld: EX0C= positiefout in de C-as in X-richting.

U kunt de afzonderlijke resultaten in het NC-programma met behulp van de stringverwerking in numerieke waarden omzetten en bijv. binnen analyses gebruiken.

Voorbeeld:

De cyclus levert in de QS-parameter QS146 de volgende resultaten:

QS146 = "0.01234567 -0.0123456 0.00123456 -0.0012345"

Het volgende voorbeeld toont hoe u de verkregen resultaten in numerieke waarden kunt omzetten.

11 QS0 = SUBSTR ( SRC_QS146 BEG0 LEN10 )

; eerste resultaat EX0Cuit QS146 uitlezen

12 QL0 = TONUMB ( SRC_QS0 )

; De alfanumerieke waarde uit QS0 omzetten naar een numerieke waarde en QL0 toewijzen

13 QS0 = SUBSTR ( SRC_QS146 BEG11 LEN10 )

; tweede resultaat EY0C uit QS146 uitlezen

14 QL1 = TONUMB ( SRC_QS0 )

; De alfanumerieke waarde uit QS0 omzetten naar een numerieke waarde en QL1 toewijzen

15 QS0 = SUBSTR ( SRC_QS146 BEG22 LEN10 )

; derde resultaat EA0C uit QS146 uitlezen

16 QL2 = TONUMB ( SRC_QS0 )

; De alfanumerieke waarde uit QS0 omzetten naar een numerieke waarde en QL2 toewijzen

17 QS0 = SUBSTR ( SRC_QS146 BEG33 LEN10 )

; vierde resultaat EB0C uit QS146 uitlezen

18 QL3 = TONUMB ( SRC_QS0 )

; De alfanumerieke waarde uit QS0 omzetten naar een numerieke waarde en QL3 toewijzen

Stringfuncties

Positioneerrichting

De positioneerrichting van de op te meten rotatie-as volgt uit de start- en eindhoek die u in de cyclus hebt vastgelegd. Bij 0° vindt automatisch een referentiemeting plaats.

Kies de start- en eindhoek zodanig, dat dezelfde positie door de besturing niet dubbel wordt opgemeten. Een dubbele meetpuntopname (bijv. meetpositie +90° en -270°) is niet zinvol. Dit leidt echter niet tot een foutmelding.

  • Voorbeeld: Starthoek = +90°, eindhoek = -90°
    • Starthoek = +90°
    • Eindhoek = -90°
    • Aantal meetpunten = 4
    • Daaruit berekende hoekstap = (-90° - +90°) / (4 – 1) = -60°
    • Meetpunt 1 = +90°
    • Meetpunt 2 = +30°
    • Meetpunt 3 = -30°
    • Meetpunt 4 = -90°
  • Voorbeeld: Starthoek = +90°, eindhoek = +270°
    • Starthoek = +90°
    • Eindhoek = +270°
    • Aantal meetpunten = 4
    • Daaruit berekende hoekstap = (270° – 90°) / (4 – 1) = +60°
    • Meetpunt 1 = +90°
    • Meetpunt 2 = +150°
    • Meetpunt 3 = +210°
    • Meetpunt 4 = +270°

Machines met assen met Hirth-vertanding

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Voor het positioneren moet de as zich uit het Hirth-raster verplaatsen. De besturing rondt zo nodig de meetposities zodanig af, dat deze in het Hirth-raster passen (afhankelijk van starthoek, eindhoek en aantal meetpunten). Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Zorg daarom voor voldoende veiligheidsafstand, zodat een botsing tussen het tastsysteem en de kalibreerkogel uitgesloten is
  2. Zorg daarbij ook voor voldoende ruimte voor het verplaatsen naar de veiligheidsafstand (software-eindschakelaar)
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Afhankelijk van de machineconfiguratie kan de besturing de rotatie-assen niet automatisch positioneren. In dat geval is er een speciale M-functie van de machinefabrikant nodig waarmee de besturing de rotatie-assen kan verplaatsen. In machineparameter mStrobeRotAxPos (nr. 204803) moet de machinefabrikant daarvoor het nummer van de M-functie hebben ingevoerd. Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Documentatie van uw machinefabrikant in acht nemen
 
Tip
  • Terugtrekhoogte groter dan 0 vastleggen, als software-optie (#9 / #4-01-1) niet beschikbaar is.
  • De meetposities worden berekend uit de starthoek, de eindhoek en het aantal metingen voor de desbetreffende as en het Hirth-raster.

Rekenvoorbeeld meetposities voor een A-as:

Starthoek Q411 = -30

Eindhoek Q412 = +90

Aantal meetpunten Q414 = 4

Hirth-raster = 3°

Berekende hoekstap = (Q412 - Q411) / (Q414 -1)

Berekende hoekstap = (90° - (-30°)) / (4 – 1) = 120 / 3 = 40°

Meetpositie 1 = Q411 + 0 * hoekstap = -30° -30°

Meetpositie 2 = Q411 + 1 * hoekstap = +10°

Meetpositie 3 = Q411 + 2 * hoekstap = +50° 51°

Meetpositie 4 = Q411 + 3 * hoekstap = +90° 90°

Keuze van het aantal meetpunten

Om tijd te besparen, kunt u een globale optimalisatie, bijv. bij de inbedrijfname, met een klein aantal meetpunten (1 - 2) uitvoeren.

Daarna voert u een fijne optimalisatie uit met een gemiddeld aantal meetpunten (aanbevolen aantal = ca. 4). Een nog groter aantal meetpunten levert meestal geen betere resultaten op. In het ideale geval dient u de meetpunten gelijkmatig over het zwenkbereik van de as te verdelen.

Een as met een zwenkbereik van 0-360° meet u daarom idealiter op met 3 meetpunten op 90°, 180° en 270°. Definieer dus de starthoek met 90° en de eindhoek met 270°.

Wanneer u de nauwkeurigheid wilt controleren, dan kunt u in de modus Controleren ook een groter aantal meetpunten opgeven.

 
Tip

Wanneer een meetpunt bij 0° is gedefinieerd, wordt dit genegeerd, omdat bij 0° altijd de referentiemeting plaatsvindt.

Keuze van de positie van de kalibreerkogel op de machinetafel

In principe kunt u de kalibreerkogel op elke bereikbare plaats op de machinetafel aanbrengen. Hij kan echter ook op spanmiddelen of werkstukken worden bevestigd. Het meetresultaat kan door de volgende factoren positief worden beïnvloed:

  • Machines met rondtafel/zwenktafel: kalibreerkogel zover mogelijk verwijderd van het rotatiecentrum opspannen
  • Machines met grote verplaatsingen: kalibreerkogel zo dicht mogelijk bij de latere bewerkingspositie opspannen
 
Tip

Kies de positie van de kalibreerkogel op de machinetafel zodanig dat een botsing bij de meting is uitgesloten.

Instructies m.b.t. de diverse kalibratiemethodes

  • Globale optimalisatie tijdens de inbedrijfstelling na invoer van globale maten
    • Aantal meetpunten tussen 1 en 2
    • Hoekstap van de rotatie-assen: ca. 90°
  • Fijne optimalisatie over het gehele verplaatsingsbereik
    • Aantal meetpunten tussen 3 en 6
    • De start- en eindhoek moeten een zo groot mogelijk verplaatsingsbereik van de rotatie-assen bestrijken
    • Positioneer de kalibreerkogel zodanig op de machinetafel dat bij tafel-rotatie-assen een grote meetcirkelradius ontstaat, of dat bij kop-rotatie-assen de meting op een representatieve positie kan plaatsvinden (bijv. in het midden van het verplaatsingsbereik)
  • Optimalisatie van een speciale rotatie-aspositie
    • Aantal meetpunten tussen 2 en 3
    • De metingen worden uitgevoerd met behulp van de instelhoek van een as (Q413/Q417/Q421) rond de rotatieashoek, waarbij de bewerking later moet plaatsvinden
    • Positioneer de kalibreerkogel zodanig op de machinetafel dat de kalibratie op dezelfde positie plaatsvindt als de bewerking
  • Machinenauwkeurigheid controleren
    • Aantal meetpunten tussen 4 en 8
    • De start- en eindhoek moeten een zo groot mogelijk verplaatsingsbereik van de rotatie-assen bestrijken
  • Bepaling van de omkeerfout van de rotatie-as
    • Aantal meetpunten tussen 8 en 12
    • De start- en eindhoek moeten een zo groot mogelijk verplaatsingsbereik van de rotatie-assen bestrijken

Instructies m.b.t. de nauwkeurigheid

 
Machine

Eventueel voor de duur van de meting de spaninrichting van de rotatie-assen uitschakelen, omdat dit anders verkeerde meetresultaten kan opleveren. Raadpleeg het machinehandboek.

Geometrie- en positioneerfouten van de machine beïnvloeden de meetwaarden en dus ook de optimalisatie van een rotatie-as. Een restfout die niet kan worden gecorrigeerd, blijft dus altijd bestaan.

Indien ervan wordt uitgegaan dat er geen geometrie- en positioneerfouten aanwezig zijn, dan zijn de door de cyclus bepaalde waarden op elk willekeurig punt in de machine tot een bepaald tijdstip exact reproduceerbaar. Hoe groter de geometrie- en positioneerfouten, des te groter is de spreiding van de meetresultaten wanneer u de metingen op verschillende posities uitvoert.

De door de besturing in het meetprotocol vermelde spreiding is een maatstaf voor de nauwkeurigheid van de statische zwenkbewegingen van een machine. Bij de beoordeling van de nauwkeurigheid moet echter ook rekening worden gehouden met de meetcirkelradius en bovendien met het aantal en de positie van de meetpunten. Bij slechts één meetpunt kan er geen spreiding worden berekend. De getoonde spreiding heeft in dat geval betrekking op de ruimtelijke fout van het meetpunt.

Indien er meer rotatie-assen gelijktijdig bewegen, overlappen de fouten elkaar. In het ongunstigste geval worden ze bij elkaar opgeteld.

 
Tip

Indien uw machine is uitgevoerd met een gestuurde spil, moet de hoeknageleiding in de tastsysteemtabel (kolom TRACK) worden geactiveerd. Dit leidt in het algemeen tot een grotere nauwkeurigheid bij het meten met een 3D-tastsysteem.

Omkeerfout

Met een omkeerfout wordt een geringe speling bedoeld tussen de impulsgever (hoekmeetsysteem) en de tafel, die bij het omkeren van de richting ontstaat. Als de omkeerfout van de rotatie-assen buiten het regelbereik ligt, bijv. omdat de hoekmeting met de motorimpulsgever plaatsvindt, kan dit tot aanzienlijke fouten bij het zwenken leiden.

Met de invoerparameter Q432 kunt u een meting van de omkeerfout activeren. Hiervoor voert u een hoek in die de besturing als passeerhoek gebruikt. De cyclus voert dan per rotatie-as twee metingen uit. Wanneer u hoekwaarde 0 overneemt, bepaalt de besturing geen omkeerfout.

 
Machine

Wanneer in de optionele machineparameter mStrobeRotAxPos (nr. 204803) een M-functie voor positionering van de rotatie-assen is ingesteld, of indien er sprake is van een Hirth-as, dan kan de omkeerfout niet worden bepaald.

 
Tip

Programmeer- en bedieningsinstructies:

  • De besturing voert geen automatische compensatie van de omkeerfout uit.
  • Bij een meetcirkelradius < 1 mm bepaalt de besturing niet langer de omkeerfout. Hoe groter de meetcirkelradius, des te nauwkeuriger kan de besturing de omkeerfout van de rotatie-as bepalen.
  • Protocolfunctie

Instructies

 
Machine

Hoekcompensatie is alleen mogelijk met software-optie KinematicsComp (#52 / #2-04-1).

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u deze cyclus uitvoert, mag geen basisrotatie of 3D-basisrotatie actief zijn. De besturing wist eventueel de waarden uit de kolommen SPA, SPB en SPC van de referentiepunttabel. Na de cyclus moet u een basisrotatie of 3D-basisrotatie opnieuw instellen, anders bestaat er botsingsgevaar.
  1. Vóór de uitvoering van de cyclus Basisrotatie deactiveren.
  2. Stel het referentiepunt en de basisrotatie na een optimalisatie opnieuw in.
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Let er vóór de cyclusstart op dat M128 of FUNCTION TCPM is uitgeschakeld.
  • Cyclus 453, zoals ook 451 en 452 wordt met een actieve 3D-ROT in automatisch bedrijf gelaten die met de positie van de rotatie-assen overeenkomt.
  • Vóór de cyclusdefinitie moet het referentiepunt in het midden van de kalibreerkogel zijn ingesteld en geactiveerd, of u definieert de invoerparameter Q431 op 1 of 3.
  • De besturing gebruikt als positioneeraanzet voor verplaatsing naar de tasthoogte in de tastsysteemas de kleinste waarde uit cyclusparameter Q253 en de FMAX-waarde uit de tastsysteemtabel. De besturing voert rotatie-asbewegingen in principe uit met positioneeraanzet Q253. De tasterbewaking is daarbij uitgeschakeld.
  • De besturing negeert gegevens in de cyclusdefinitie voor niet-actieve assen.
  • Een correctie in het machinenulpunt (Q406=3) is alleen mogelijk als aan kop- of tafelzijde overlappende rotatie-assen worden gemeten.
  • Wanneer u "Referentiepunt instellen vóór het opmeten" hebt geactiveerd (Q431 = 1/3), positioneer dan het tastsysteem vóór de cyclusstart met de veiligheidsafstand (Q320 + SET_UP) ongeveer midden boven de kalibreerkogel.
  • Inch-programmering: de besturing geeft meetresultaten en protocolgegevens in principe in mm weer.
  • Na de kinematicameting moet u het referentiepunt opnieuw opnemen.

Aanwijzingen in combinatie met machineparameters

  • Wanneer de optionele machineparameter mStrobeRotAxPos (nr. 204803) ongelijk aan -1 (M-functie positioneert rotatie-as) is gedefinieerd, start dan alleen een meting wanneer alle rotatie-assen op 0° staan.
  • De besturing bepaalt bij elk tastproces eerst de radius van de kalibreerkogel. Als de vastgestelde kogelradius meer van de ingevoerde kogelradius afwijkt dan in de optionele machineparameter maxDevCalBall (nr. 204802) is vastgelegd, komt de besturing met een foutmelding en wordt de meting beëindigd.
  • Voor een hoekoptimalisatie kan de machinefabrikant de configuratie dienovereenkomstig veranderen.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q406 Modus (0/1/2/3)?

Vastleggen of de besturing de actieve kinematica moet controleren of optimaliseren:

0: actieve machinekinematica controleren. De besturing meet de kinematica op in de door u vastgelegde rotatie-assen, maar voert geen wijzigingen in de actieve kinematica uit. De meetresultaten worden in een meetprotocol weergegeven.

1: actieve machinekinematica optimaliseren: De besturing meet de kinematica op in de door u vastgelegde rotatie-assen. Aansluitend optimaliseert deze de positie van de rotatie-assen van de actieve kinematica.

2: actieve machinekinematica optimaliseren: De besturing meet de kinematica op in de door u vastgelegde rotatie-assen. Vervolgens worden hoek- en positiefouten gecorrigeerd. Voorwaarde voor een hoekfoutcorrectie is (#52 / #2-04-1) KinematicsComp.

3: actieve machinekinematica optimaliseren: De besturing meet de kinematica op in de door u vastgelegde rotatie-assen. Vervolgens corrigeert de besturing automatisch het machinenulpunt. Vervolgens worden hoek- en positiefouten gecorrigeerd. Voorwaarde is (#52 / #2-04-1) KinematicsComp.

Invoer: 0, 1, 2, 3

Q407 Exacte radius kalibreerkogel?

Voer de exacte radius van de gebruikte kalibreerkogel in.

Invoer: 0.0001...99.9999

Q320 Veiligheidsafstand?

Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q408 Terugtrekhoogte?

0: niet naar terugtrekhoogte verplaatsen, de besturing nadert de volgende meetpositie in de op te meten as. Niet toegestaan voor Hirth-assen! De besturing benadert de eerste meetpositie in de volgorde A, dan B, vervolgens C

>0: terugtrekhoogte in het niet-gezwenkte werkstukcoördinatensysteem waarop de besturing vóór een positionering van de rotatie-as de spilas positioneert. Bovendien positioneert de besturing het tastsysteem in het bewerkingsvlak naar het nulpunt. De tasterbewaking is in deze modus niet actief. Definieer de positioneersnelheid in parameter Q253. De waarde werkt absoluut.

Invoer: 0...99999,9999

Q253 Aanzet voorpositioneren?

Geef de verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het positioneren in mm/min aan.

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF

Q380 Referentiehoek hoofdas?

Voer de referentiehoek (de basisrotatie) voor registratie van de meetpunten in het actieve werkstukcoördinatensysteem in. Door het vastleggen van een referentiehoek kan het meetbereik van een as aanzienlijk worden vergroot. De waarde werkt absoluut.

Invoer: 0...360

Q411 Starthoek A-as?

Starthoek in de A-as waar de eerste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q412 Eindhoek A-as?

Eindhoek in de A-as waar de laatste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q413 Instelhoek A-as?

Invalshoek van de A-as waar de andere rotatie-assen moeten worden opgemeten.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q414 Aantal meetpunten in A (0...12)?

Aantal keren dat de besturing voor het opmeten van de A-as moet tasten.

Bij invoer = 0 meet de besturing deze as niet op.

Invoer: 0...12

Q415 Starthoek B-as?

Starthoek in de B-as waar de eerste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q416 Eindhoek B-as?

Eindhoek in de B-as waar de laatste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q417 Instelhoek B-as?

Instelhoek van de B-as waar de andere rotatie-assen moeten worden opgemeten.

Invoer: -359.999...+360.000

Q418 Aantal meetpunten in B (0...12)?

Aantal keren dat de besturing voor het opmeten van de B-as moet tasten. Bij invoer = 0 meet de besturing deze as niet op.

Invoer: 0...12

Q419 Starthoek C-as?

Starthoek in de C-as waarbij de eerste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q420 Eindhoek C-as?

Eindhoek in de C-as waarbij de laatste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q421 Instelhoek C-as?

Invalshoek van de C-as waarbij de andere rotatie-assen moeten worden opgemeten.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q422 Aantal meetpunten in C (0...12)?

Aantal keren dat de besturing voor het opmeten van de C-as moet tasten. Bij invoer = 0 meet de besturing deze as niet op.

Invoer: 0...12

Q423 Aantal keren tasten?

Definieer het aantal keren dat de besturing voor het opmeten van de kalibreerkogel in het vlak moet tasten. Bij minder meetpunten is de snelheid hoger, bij meer meetpunten is de meting nauwkeuriger.

Invoer: 3...8

Q431 Preset instellen (0/1/2/3)?

Leg vast of de besturing het actieve referentiepunt automatisch in het midden van de kogel moet instellen:

0: referentiepunt niet automatisch in het midden van de kogel instellen: referentiepunt handmatig vóór de cyclusstart instellen

1: referentiepunt vóór het opmeten automatisch in het midden van de kogel instellen (het actieve referentiepunt wordt overschreven): tastsysteem handmatig vóór de cyclusstart boven de kalibreerkogel voorpositioneren

2: referentiepunt na het opmeten automatisch in het midden van de kogel vastleggen (het actieve referentiepunt wordt overschreven): Referentiepunt handmatig vóór de cyclusstart vastleggen

3: referentiepunt vóór en na het opmeten in het midden van de kogel instellen (het actieve referentiepunt wordt overschreven): tastsysteem handmatig vóór de cyclusstart boven de kalibreerkogel voorpositioneren

Invoer: 0, 1, 2, 3

Q432 Hoekbereik omkeerfoutcomp.?

Hier definieert u de hoekwaarde die als gepasseerd hoekbereik voor de meting van de omkeerfout van de rotatie-as moet worden gebruikt. De passeerhoek moet duidelijk groter zijn dan de werkelijke omkeerfout van de rotatie-assen. Bij invoer = 0 meet de besturing de omkeerfout niet op.

Invoer: -3...+3

Kinematica opslaan en controleren

11 TOOL CALL "TOUCH_PROBE" Z

12 TCH PROBE 450 KINEMATICA OPSLAAN ~

Q410=+0

;MODUS ~

Q409=+5

;GEHEUGENAANDUIDING

13 TCH PROBE 451 KINEMATICA OPMETEN ~

Q406=+0

;MODUS ~

Q407=+12.5

;KOGELRADIUS ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q408=+0

;TERUGTREKHOOGTE ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q380=+0

;REFERENTIEHOEK ~

Q411=-90

;STARTHOEK A-AS ~

Q412=+90

;ENDWINKEL A-ACHSE ~

Q413=+0

;INSTELHOEK A-AS ~

Q414=+0

;MEETPUNTEN A-AS ~

Q415=-90

;STARTHOEK B-AS ~

Q416=+90

;EINDHOEK B-AS ~

Q417=+0

;INSTELHOEK B-AS ~

Q418=+2

;MEETPUNTEN B-AS ~

Q419=-90

;STARTHOEK C-AS ~

Q420=+90

;EINDHOEK C-AS ~

Q421=+0

;INSTELHOEK C-AS ~

Q422=+2

;MEETPUNTEN C-AS ~

Q423=+4

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q431=+0

;PRESET VASTLEGGEN ~

Q432=+0

;HOEKBEREIK OMK.FT

Diverse modi (Q406)

Modus Controleren Q406 = 0

  • De besturing meet de rotatie-assen op in de gedefinieerde posities en bepaalt daaruit de statische nauwkeurigheid van de zwenktransformatie
  • De besturing legt de resultaten van een mogelijke optimalisatie van de positie vast, maar voert geen aanpassingen uit

Modus Positie van de rotatie-assen optimaliseren Q406 = 1

  • De besturing meet de rotatie-assen op in de gedefinieerde posities en bepaalt daaruit de statische nauwkeurigheid van de zwenktransformatie
  • Daarbij probeert de besturing de positie van de rotatie-as in het kinematicamodel zo te wijzigen dat er een grotere nauwkeurigheid wordt bereikt
  • De machinegegevens worden automatisch aangepast

Modus Positie en hoek optimaliseren Q406 = 2

  • De besturing meet de rotatie-assen op in de gedefinieerde posities en bepaalt daaruit de statische nauwkeurigheid van de zwenktransformatie
  • De besturing probeert eerst de hoekpositie van de rotatie-as via compensatie te optimaliseren (#52 / #2-04-1)
  • Daarna vindt de positieoptimalisatie plaats. Daarvoor zijn geen extra metingen nodig, de positieoptimalisatie wordt automatisch door de besturing berekend
 
Tip

HEIDENHAIN adviseert, afhankelijk van de machinekinematica voor de juiste bepaling van de hoeken, de meting eenmalig met een invalshoek van 0° uit te voeren.

Modus machinenulpunt, Positie en hoek optimaliseren Q406 = 3

  • De besturing meet de rotatie-assen op in de gedefinieerde posities en bepaalt daaruit de statische nauwkeurigheid van de zwenktransformatie
  • De besturing probeert automatisch het machinenulpunt te optimaliseren (#52 / #2-04-1). Om de hoekpositie van een rotatie-as met een machinenulpunt te kunnen corrigeren, moet de te corrigeren rotatie-as in de machinekinematica dichter bij het machinebed liggen dan de gemeten rotatie-as
  • De besturing probeert eerst de hoekpositie van de rotatie-as via compensatie te optimaliseren (#52 / #2-04-1).
  • Daarna vindt de positieoptimalisatie plaats. Daarvoor zijn geen extra metingen nodig, de positieoptimalisatie wordt automatisch door de besturing berekend
 
Tip
  • HEIDENHAIN adviseert voor de juiste bepaling van de hoekfouten de invalshoek van de desbetreffende rotatie-as bij deze meting met 0° uit te voeren.
  • Na correctie van een machinenulpunt probeert de besturing om de compensatie van de bijbehorende hoekfout (locErrA/locErrB/locErrC) van de gemeten rotatie-as te reduceren.
Optimalisatie van de positie van de rotatie-assen met voorafgaand automatisch vastleggen van referentiepunten en meting van de omkeerfout van de rotatie-as

11 TOOL CALL "TOUCH_PROBE" Z

12 TCH PROBE 451 KINEMATICA OPMETEN ~

Q406=+1

;MODUS ~

Q407=+12.5

;KOGELRADIUS ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q408=+0

;TERUGTREKHOOGTE ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q380=+0

;REFERENTIEHOEK ~

Q411=-90

;STARTHOEK A-AS ~

Q412=+90

;EINDHOEK A-AS ~

Q413=+0

;INSTELHOEK A-AS ~

Q414=+0

;MEETPUNTEN A-AS ~

Q415=-90

;STARTHOEK B-AS ~

Q416=+90

;EINDHOEK B-AS ~

Q417=+0

;INSTELHOEK B-AS ~

Q418=+4

;MEETPUNTEN B-AS ~

Q419=+90

;STARTHOEK C-AS ~

Q420=+270

;EINDHOEK C-AS ~

Q421=+0

;INSTELHOEK C-AS ~

Q422=+3

;MEETPUNTEN C-AS ~

Q423=+3

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q431=+1

;PRESET VASTLEGGEN ~

Q432=+0.5

;HOEKBEREIK OMK.FT

Protocolfunctie

De besturing maakt na het uitvoeren van cyclus 451 een protocol (TCHPRAUTO.html) en slaat het protocolbestand in dezelfde map op waarin ook het bijbehorende NC-programma staat. Het protocol bevat de volgende gegevens:

  • Datum en tijd waarop het protocol is gemaakt
  • Padnaam van het NC-programma waaruit de cyclus is uitgevoerd
  • Gereedsch.naam
  • Actieve kinematica
  • Uitgevoerde modus (0=controleren/1=positie optimaliseren/2=positie optimaliseren/3=machinenulpunt en positie optimaliseren)
  • Invalshoeken
  • Voor elke opgemeten rotatie-as:
    • Starthoek
    • Eindhoek
    • Aantal meetpunten
    • Meetcirkelradius
    • Gemiddelde omkeerfout wanneer Q423>0
    • Posities van de assen
    • Hoekpositiefout alleen met software-optie KinematicsComp (#52 / #2-04-1)
    • Standaardafwijking (spreiding)
    • Maximale afwijking
    • Hoekfout
    • Correctiewaarden in alle assen (referentiepunt-verschuiving)
    • Positie van de gecontroleerde rotatie-assen vóór de optimalisatie (heeft betrekking op het begin van de kinematische transformatieketen, gewoonlijk op de spilneus)
    • Positie van de gecontroleerde rotatie-assen na de optimalisatie (heeft betrekking op het begin van de kinematische transformatieketen, gewoonlijk op de spilneus)
    • Gemiddelde positioneerfout en standaardafwijking van de positioneerfout ten opzichte van 0
    • SVG-bestanden met grafieken: gemeten en geoptimaliseerde fouten van de afzonderlijke meetposities.
      • Rode lijn: gemeten posities
      • Groene lijn: geoptimaliseerde waarden na de cyclusprocedure
      • Aanduiding van het diagram: asaanduiding afhankelijk van de rotatie-as bijv. EYC = componentfout in Y van as C.
      • X-as van het diagram: positie van de rotatie-as in graden °
      • Y-as van het diagram: afwijkingen van de posities in mm
Voorbeeld meting EYC: componentfout in Y van as C.