Basisprincipes van de tastcycli 14xx

Toepassing

De tastcycli bevatten het volgende:

  • Inachtneming van de actieve machinekinematica
  • Halfautomatisch tasten
  • Bewaking van toleranties
  • Rekening houden met een 3D-kalibratie
  • Gelijktijdige bepaling van rotatie en positie
Begripsverklaringen

Aanduiding

Korte omschrijving

Nom. positie

Positie op uw tekening, bijv. positie van de boring

Nominale maat

Maat uit uw tekening bijv. diameter van de boring

actuele positie

Meetresultaat van de positie bijv. positie van de boring

Werkelijke maat

Meetresultaat van maat bijv. diameter van de boring

I-CS

Invoercoördinatensysteem
I-CS: Input Coordinate System

W-CS

Werkstukcoördinatensysteem
W-CS: Workpiece Coordinate System

Object

Tastobjecten: cirkel, tap, vlak, kant

Evaluatie

Meetresultaten in Q-parameters

De besturing legt de meetresultaten van de desbetreffende tastcyclus vast in de globaal actieve Q-parameters Q9xx. De parameters kunt u in uw NC-programma blijven gebruiken. Let op de tabel met resultaatparameters die bij elke cyclusbeschrijving is vermeld.

Referentiepunt en gereedschapsas

De besturing legt het referentiepunt in het bewerkingsvlak vast, gerelateerd aan de tastsysteemas die in uw meetprogramma is gedefinieerd

Actieve tastsysteemas

Referentiepunt vastleggen in

Z

X en Y

Y

Z en X

X

Y en Z

Instructies

  • Verschuivingen kunnen in de basistransformatie van de referentiepunttabel worden geschreven, wanneer bij consistent bewerkingsvlak, of bij positieobjecten met actieve TCPM wordt getast.
  • Rotaties kunnen in de basistransformatie van de referentiepunttabel als basisrotatie worden geschreven of ook als as-offset van de eerste rondtafelas vanuit het werkstuk beschouwd.

Protocol

De vastgestelde resultaten worden in TCHPRAUTO.html vastgelegd, maar ook opgeslagen in de voor de cyclus bestemde Q-parameters.

De gemeten afwijkingen geven het verschil weer van de gemeten werkelijke waarden ten opzichte van het midden van de tolerantie. Wanneer geen tolerantie is aangegeven, zijn ze gerelateerd aan de nominale maat.

In de geest van het protocol is de maateenheid van het hoofdprogramma zichtbaar.

Instructies

  • De tastposities zijn gerelateerd aan de geprogrammeerde nominale posities in I-CS.
  • Neem de nominale posities over uit uw tekening.
  • U moet vóór de cyclusdefinitie een gereedschapsoproep voor de definitie van de tastsysteemas programmeren.
  • De tastcycli 14xx ondersteunen de taststiftvorm SIMPLE en L-TYPE.
  • Om optimale resultaten met betrekking tot de nauwkeurigheid met een L-TYPE te verkrijgen, is het raadzaam het tasten en kalibreren met dezelfde snelheid uit te voeren. Let op de positie van de aanzet-override als deze bij het tasten actief is.
  • Wanneer het tastsysteem van het werkstuk niet exact horizontaal of verticaal uitstuurt, kunnen er afwijkingen in de meetresultaten ontstaan. Daarom adviseert HEIDENHAIN het werkstuktastsysteem vóór het tasten te 3D kalibreren (#92 / #2-02-1). Bij de tastcycli 14xx wordt rekening gehouden met de 3D-kalibratiegegevens.
  • Wanneer u niet alleen de rotatie, maar ook een gemeten positie wilt gebruiken, moet u het vlak zo loodrecht als mogelijk tasten. Hoe groter de hoekfout en hoe groter de tastkogelradius, des te groter is de positiefout. Door de grote hoekafwijkingen in de uitgangspositie kunnen hier desbetreffende afwijkingen in de positie ontstaan.

Halfautomatische modus

Wanneer de tastposities ten opzichte van het actuele nulpunt niet bekend zijn, kan de cyclus in halfautomatische modus worden uitgevoerd. Hier kunt u de startpositie bepalen door handmatig voorpositioneren voordat u de tastprocedure uitvoert.

Vermeld daartoe "?" voorafgaand aan de benodigde nominale positie. Dit kunt u realiseren via de selectiemogelijkheid Naam in de actiebalk. Afhankelijk van het object moet u de nominale posities definiëren die de richting van uw tastproces bepalen, zie "Voorbeelden".

 
Tip

Afhankelijk van het object moet u de nominale posities definiëren die de richting van uw tastproces bepalen.

Cyclusverloop

Ga als volgt te werk:

  1. Cyclus uitvoeren
  2. De besturing onderbreekt het NC-programma.
  3. Er verschijnt een venster.
  4. Tastsysteem met de asrichtingstoetsen naar de gewenste tastpositie positioneren
  5. of

  6. Tastsysteem met het elektrische handwiel maar het gewenste punt positioneren
  7. Evt. tastrichting in venster wijzigen

  1. Toets NC-start selecteren
  2. De besturing sluit het venster en voert het eerste tastproces uit.
  3. Wanneer MODUS VEILIGE HOOGTE Q1125 = 1 of 2, opent de besturing in het tabblad FN 16 werkgebied Status een melding. Deze melding informeert u dat de modus voor vrijzetten naar veilige hoogte niet mogelijk is.
  4. Tastsysteem naar een veilige positie verplaatsen

  1. Toets NC-start selecteren
  2. De cyclus resp. het programma wordt voortgezet. Evt. moet u het complete proces voor andere tastposities herhalen.
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Bij de uitvoering van de halfautomatische modus negeert de besturing de geprogrammeerde waarden 1 en 2 voor terugtrekken naar veilige hoogte. Afhankelijk van de positie waarop het tastsysteem zich vooraf bevindt, bestaat er gevaar voor botsingen!
  1. In halfautomatische modus na elk tastproces handmatig naar een veilige hoogte verplaatsen
 
Tip

Programmeer- en bedieningsinstructies:

  • Neem de nominale posities over uit uw tekening.
  • De halfautomatische modus wordt alleen in de machinemodi uitgevoerd, dus niet in de simulatie.
  • Wanneer u bij een tastpositie in alle richtingen geen nominale posities definieert, toont de besturing een foutmelding.
  • Als u voor een richting geen nominale positie hebt gedefinieerd, worden na het tasten van het object de nominale posities overgenomen. Dat betekent dat de gemeten actuele positie achteraf als nominale positie wordt aangenomen. Bijgevolg is er voor deze positie geen afwijking en daarom geen positiecorrectie.

Voorbeelden

Belangrijk: neem de nominale posities over uit uw tekening!

In de drie voorbeelden worden de nominale posities uit deze tekening gebruikt.

Uitlijnen via twee boringen

In dit voorbeeld lijnt u twee boringen uit. Het tasten vindt plaats in de X-as (hoofdas) en Y-as (nevenas). Daarom moet u voor deze assen absoluut de nominale positie uit de tekening definiëren! De nominale positie van de Z-as (gereedschapsas) is niet nodig, omdat u geen maat in deze richting opneemt.

  • QS1100 = nominale positie 1 hoofdas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1101 = nominale positie 1 nevenas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1102 = nominale positie 1 gereedschapsas onbekend
  • QS1103 = nominale positie 2 hoofdas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1104 = nominale positie 2 nevenas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1105 = nominale positie 2 gereedschapsas onbekend

11 TCH PROBE 1411 TASTEN TWEE CIRKELS ~

QS1100= "?30"

;1.PUNT HOOFDAS ~

QS1101= "?50"

;1E PUNT NEVENAS ~

QS1102= "?"

;1.PUNT WZ-AS ~

Q1116=+10

;Diameter 1 ~

QS1103= "?75"

;2.PUNT HOOFDAS ~

QS1104= "?50"

;2.PUNT NEVENAS ~

QS1105= "?"

;2E PUNT WZ-AS ~

Q1117=+10

;DIAMETER 2 ~

Q1115=+0

;GEOMETRIETYPE ~

Q423=+4

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q325=+0

;STARTHOEK ~

Q1119=+360

;OPENINGSHOEK ~

Q320=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q1125=+2

;MODUS VEILIGE HOOGTE ~

Q309=+0

;FOUTREACTIE ~

Q1126=+0

;ROTATIE-ASSEN UITL. ~

Q1120=+0

;OVERNAMEPOSITION ~

Q1121=+0

;ROTATIE OVERNEMEN

Uitlijnen via een kant

In dit voorbeeld lijn u een kant uit. Het tasten vindt plaats in de Y-as (nevenas). Daarom moet u voor deze as absoluut de nominale positie uit de tekening definiëren! De nominale posities van de X-as (hoofdas) en de Z-as (gereedschapsas) zijn niet nodig, omdat u geen maat in deze richting opneemt.

  • QS1100 = nominale positie 1 hoofdas onbekend
  • QS1101 = nominale positie 1 nevenas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1102 = nominale positie 1 gereedschapsas onbekend
  • QS1103 = nominale positie 2 hoofdas onbekend
  • QS1104 = nominale positie 2 nevenas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1105 = nominale positie 2 gereedschapsas onbekend

11 TCH PROBE 1410 TASTEN KANT ~

QS1100= "?"

;1.PUNT HOOFDAS ~

QS1101= "?0"

;1E PUNT NEVENAS ~

QS1102= "?"

;1.PUNT WZ-AS ~

QS1103= "?"

;2.PUNT HOOFDAS ~

QS1104= "?0"

;2.PUNT NEVENAS ~

QS1105= "?"

;2E PUNT WZ-AS ~

Q372=+2

;TASTRICHTING ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q1125=+2

;MODUS VEILIGE HOOGTE ~

Q309=+0

;FOUTREACTIE ~

Q1126=+0

;ROTATIE-ASSEN UITL. ~

Q1120=+0

;OVERNAMEPOSITION ~

Q1121=+0

;ROTATIE OVERNEMEN

Uitlijnen via het vlak

In dit voorbeeld lijnt u een vlak uit. Hier moet u absoluut alle drie de nominale posities uit de tekening definiëren. Voor de hoekberekening is het namelijk belangrijk dat bij elke tastpositie alle drie de assen in acht wordt genomen.

  • QS1100 = nominale positie 1 hoofdas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1101 = nominale positie 1 nevenas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1102 = nominale positie 1 gereedschapsas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1103 = nominale positie 2 hoofdas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1104 = nominale positie 2 nevenas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1105 = nominale positie 2 gereedschapsas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1106 = nominale positie 3 hoofdas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1107 = nominale positie 3 nevenas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend
  • QS1108 = nominale positie 3 gereedschapsas vooraf ingesteld, maar positie van het werkstuk onbekend

11 TCH PROBE 1420 TASTEN VLAK ~

QS1100= "?50"

;1.PUNT HOOFDAS ~

QS1101= "?10"

;1E PUNT NEVENAS ~

QS1102= "?0"

;1.PUNT WZ-AS ~

QS1103= "?80"

;2.PUNT HOOFDAS ~

QS1104= "?50"

;2.PUNT NEVENAS ~

QS1105= "?0"

;2E PUNT WZ-AS ~

QS1106= "?20"

;3.PUNT HOOFDAS ~

QS1107= "?80"

;3.PUNT NEVENAS ~

QS1108= "?0"

;3.PUNKT WZ-AS ~

Q372=-3

;TASTRICHTING ~

Q320=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q1125=+2

;MODUS VEILIGE HOOGTE ~

Q309=+0

;FOUTREACTIE ~

Q1126=+0

;ROTATIE-ASSEN UITL. ~

Q1120=+0

;OVERNAMEPOSITION ~

Q1121=+0

;ROTATIE OVERNEMEN

Evaluatie van de toleranties

Met behulp van de cycli 14xx kunt u ook tolerantiebereiken controleren. Daarbij kunnen de positie en de grootte van een object worden gecontroleerd.

U kunt de volgende toleranties definiëren:

Tolerantie

Voorbeeld

DIN EN ISO 286-2

10H7

DIN ISO 2768-1

10m

Nominale maten met opgave van tolerantie

10+0,01-0,015

U kunt de nominale maten met de volgende tolerantiegegevens invoeren:

Combinatie

Voorbeeld

Productiemaat

x+-y

10+-0.5

10.0

x-+y

10-+0.5

10.0

x-y+z

10-0.1+0.5

10.2

x+y-z

10+0.1-0.5

9.8

x+y+z

10+0.1+0.5

10.3

x-y-z

10-0.1-0.5

9.7

x+y

10+0.5

10.25

x-y

10-0.5

9.75

Wanneer u een invoer met tolerantie programmeert, bewaakt de besturing het tolerantiebereik. De besturing schrijft de statussen goed, nabewerking of afkeur in de retourparameter Q183. Wanneer een correctie van het referentiepunt is geprogrammeerd, corrigeert de besturing het actieve referentiepunt na het tasten

De volgende cyclusparameters staan invoer met toleranties toe:

  • Q1100 1.PUNT HOOFDAS
  • Q1101 1E PUNT NEVENAS
  • Q1102 1.PUNT WZ-AS
  • Q1103 2.PUNT HOOFDAS
  • Q1104 2.PUNT NEVENAS
  • Q1105 2E PUNT WZ-AS
  • Q1106 3.PUNT HOOFDAS
  • Q1107 3.PUNT NEVENAS
  • Q1108 3.PUNKT WZ-AS
  • Q1116 DIAMETER 1
  • Q1117 DIAMETER 2

Ga bij de programmering als volgt te werk:

  1. Cyclusdefinitie starten
  2. Keuzemogelijkheid Naam in de actiebalk activeren
  3. Nominale positie /-maat incl. tolerantie programmeren
  4. In de cyclus is bijv. QS1116="+8-2-1" opgeslagen.
 
Tip
  • Wanneer u een tolerantie niet volgens de DIN-invoer programmeert of de nominale maten met tolerantie verkeerd programmeert, bijv. spatie, beëindigt de besturing de afwerking met een foutmelding.
  • Let bij de invoer van de DIN en ISO- en DIN ISO-toleranties op hoofd- en kleine letters. U mag geen spaties invoeren.

Cyclusverloop

Wanneer de actuele positie buiten de tolerantie ligt, is het gedrag van de besturing als volgt:

  • Q309=0: De besturing onderbreekt niet.
  • Q309=1: De besturing onderbreekt het programma met een melding bij afkeur en nabewerken.
  • Q309=2: De besturing onderbreekt het programma met een melding bij afkeur.

Wanneer Q309 = 1 of 2 is, gaat u als volgt te werk:

  1. Er wordt een venster geopend. De besturing geeft alle nominale en werkelijke maten van het object weer.
  2. NC-programma met knop AFBREKEN onderbreken

  1. of

  2. NC-programma met NC-start voortzetten
 
Tip

Houd er rekening mee dat de tastcycli de afwijkingen ten opzichte van het midden van de tolerantie in Q98x en Q99x retourneren. Als Q1120 en Q1121 zijn gedefinieerd, komen de waarden overeen met de grootten die voor de correctie worden gebruikt. Wanneer geen automatische verwerking is geactiveerd, slaat de besturing de waarden ten opzichte van het tolerantiecentrum op in de daarvoor bestemde parameter Q en kunt u deze waarden verder verwerken.

Voorbeeld

  • QS1116 = diameter 1 met opgave van een tolerantie
  • QS1117 = diameter 2 met opgave van een tolerantie

11 TCH PROBE 1411TASTEN TWEE CIRKELS ~

Q1100=+30

;1.PUNT HOOFDAS ~

Q1101=+50

;1E PUNT NEVENAS ~

Q1102=-5

;1.PUNT WZ-AS ~

QS1116="+8-2-1"

;DIAMETER 1 ~

Q1103=+75

;2.PUNT HOOFDAS ~

Q1104=+50

;2.PUNT NEVENAS ~

QS1105=-5

;2E PUNT WZ-AS ~

QS1117="+8-2-1"

;DIAMETER 2 ~

Q1115=+0

;GEOMETRIETYPE ~

Q423=+4

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q325=+0

;STARTHOEK ~

Q1119=+360

;OPENINGSHOEK ~

Q320=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q1125=+2

;MODUS VEILIGE HOOGTE ~

Q309=2

;FOUTREACTIE ~

Q1126=+0

;ROTATIE-ASSEN UITL. ~

Q1120=+0

;OVERNAMEPOSITION ~

Q1121=+0

;ROTATIE OVERNEMEN

Overdracht van een actuele positie

U kunt de werkelijke positie vooraf bepalen en de tastcyclus als actuele positie definiëren. Aan het object wordt zowel de nominale positie als de actuele positie doorgeven. De cyclus berekent basis van het verschil de vereiste correcties en past de tolerantiebewaking aan.

Ga bij de programmering als volgt te werk:

  1. Cyclus definiëren
  2. Keuzemogelijkheid Naam in de actiebalk activeren
  3. Nominale positie met evt. tolerantiebewaking programmeren
  4. "@" programmeren
  5. Actuele positie programmeren
  6. In de cyclus is bijv. QS1100="10+0.02@10.0123" opgeslagen.
 
Tip

Programmeer- en bedieningsinstructies:

  • Als u @ gebruikt, wordt niet getast. De besturing verrekent alleen de actuele en nominale posities.
  • U moet voor alle drie assen (hoofd-, neven- en gereedschapsas) de actuele posities definiëren. Wanneer u slechts één as met de actuele positie definieert, toont de besturing een foutmelding.
  • De actuele posities kunnen ook met Q1900-Q1999 worden gedefinieerd.

Voorbeeld

Met deze mogelijkheid kunt u bijv.:

  • Cirkelpatroon uit verschillende objecten bepalen
  • Tandwiel via tandwielmidden en de positie van een tand uitlijnen

De nominale posities worden hier met tolerantiebewaking en werkelijke positie gedefinieerd.

5 TCH PROBE 1410 TASTEN KANT ~

QS1100="10+0.02@10.0123"

;1.PUNT HOOFDAS ~

QS1101="50@50.0321"

;1E PUNT NEVENAS ~

QS1102="-10-0.2+0.2@Q1900"

;1.PUNT WZ-AS ~

QS1103="30+0.02@30.0134"

;2.PUNT HOOFDAS ~

QS1104="50@50.534"

;2.PUNT NEVENAS ~

QS1105="-10-0.02@Q1901"

;2E PUNT WZ-AS ~

Q372=+2

;TASTRICHTING ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q1125=+2

;MODUS VEILIGE HOOGTE ~

Q309=+0

;FOUTREACTIE ~

Q1126=+0

;ROTATIE-ASSEN UITL. ~

Q1120=+0

;OVERNAMEPOSITION ~

Q1121=+0

;ROTATIE OVERNEMEN