Werkstuk programmeren en simuleren
Voorbeeldopdracht 1338459
Werkstand Programmeren selecteren
NC-programma's moeten altijd worden bewerkt in de werkstand Programmeren.
Voorwaarde
- Symbool van de werkstand selecteerbaar
Om de werkstand Programmeren te kunnen selecteren, moet de besturing zo ver zijn opgestart dat het symbool van de werkstand niet meer grijs wordt weergegeven.
Werkstand Programmeren selecteren
U kunt de werkstand Programmeren als volgt selecteren: | ||
|
Gedetailleerde informatie
- Werkstand Programmeren
Besturingsinterface voor het programmeren instellen
In de werkstand Programmeren hebt u meerdere mogelijkheden om een NC-programma te bewerken.
De eerste stappen beschrijven de workflow in de modus Klaartekst-editor en met geopende kolom Invoerscherm.
Kolom Invoerscherm openen
Om de kolom Invoerscherm te kunnen openen, moet een NC-programma geopend zijn.
U kunt de kolom Invoerscherm als volgt openen: | ||
|
Gedetailleerde informatie
- NC-programma bewerken
- Kolom Invoerscherm
Nieuw NC-programma maken:
U kunt als volgt een NC-programma maken in de werkstand Programmeren: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
Gedetailleerde informatie
- Werkgebied Bestand openen
- Werkstand Programmeren
Onbewerkt werkstuk definiëren
U kunt voor een NC-programma een onbewerkt werkstuk definiëren dat de besturing voor de simulatie gebruikt. Wanneer u een NC-programma maakt, toont de besturing automatisch het venster NC-functie invoegen voor de definitie van het onbewerkte werkstuk.
Wanneer u het venster gesloten hebt zonder een onbewerkt werkstuk te selecteren, kunt u de beschrijving van het onbewerkte werkstuk met behulp van de knop NC-functie invoegen achteraf selecteren.
Rechthoekig onbewerkt werkstuk definiëren
U definieert een rechthoekig blok met behulp van een beeldschermdiagonaal door het minimumpunt en het maximumpunt in te voeren, gerelateerd aan het actieve referentiepunt van het werkstuk.
U kunt de ingevoerde gegevens als volgt bevestigen:
- Toets ENT
- Pijltoets naar rechts
- Op het volgende syntaxiselement klikken of tikken
U kunt een rechthoekig onbewerkt werkstuk als volgt definiëren: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
0 BEGIN PGM 1339889 MM |
1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-40 |
2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0 |
3 END PGM 1339889 MM |
De volledige omvang van de besturingsfuncties is uitsluitend bij gebruik van gereedschapsas Z beschikbaar, bijv. patroondefinitie PATTERN DEF.
Beperkt en door de machinefabrikant voorbereid en geconfigureerd is toepassing van de gereedschapsassen X en Y mogelijk.
Gedetailleerde informatie
- Onbewerkt werkstuk invoegen
- Referentiepunten in de machine
Structuur van een NC-programma
Wanneer u NC-programma's op een uniforme manier structureert, biedt dat de volgende voordelen:
- Beter overzicht
- Snellere programmering
- Vermindering van storingsbronnen
Aanbevolen opbouw van een contourprogramma
De besturing voegt automatisch de NC-regels BEGIN PGM en END PGM in.
- BEGIN PGM met selectie van de maateenheid
- Onbewerkt werkstuk definiëren
- Gereedschap oproepen, met gereedschapsas en technologiegegevens
- Gereedschap naar een veilige positie verplaatsen, spil inschakelen
- In het bewerkingsvlak voorpositioneren, in de buurt van het eerste punt van de contour
- In de gereedschapsas voorpositioneren, evt. koelmiddel inschakelen
- Contour benaderen, evt. gereedschapsradiuscorrectie inschakelen
- Contour bewerken
- Contour verlaten, koelmiddel uitschakelen
- Gereedschap naar een veilige positie verplaatsen
- NC-programma afsluiten
- END PGM
Benaderen en verlaten van de contour
Wanneer u een contour programmeert, hebt u een startpunt en een eindpunt buiten de contour nodig.
De volgende posities zijn noodzakelijk voor het benaderen en verlaten van de contour:
Helpscherm | Positie |
---|---|
Startpunt Voor het startpunt gelden de volgende voorwaarden:
De afbeelding toont het volgende: Als het startpunt wordt vastgelegd in het donkergrijze gedeelte, dan wordt de contour bij het benaderen van het eerste contourpunt beschadigd. | |
Startpunt in de gereedschapas benaderen Vóór het benaderen van het eerste contourpunt moet u het gereedschap in de gereedschapsas op werkdiepte positioneren. Benader bij botsingsgevaar het startpunt in de gereedschapsas apart. | |
Eerste contourpunt De besturing verplaatst het gereedschap van het startpunt naar het eerste contourpunt. Voor de verplaatsing van het gereedschap naar het eerste contourpunt moet er een gereedschapsradiuscorrectie geprogrammeerd worden. | |
Eindpunt Voor het eindpunt gelden de volgende voorwaarden:
De afbeelding toont het volgende: Als het eindpunt wordt vastgelegd in het donkergrijze gedeelte, dan wordt de contour bij het benaderen van het eindpunt beschadigd. | |
Eindpunt in de gereedschapsas verlaten Programmeer de gereedschapsas bij het verlaten van het eindpunt apart. | |
Gemeenschappelijk start- en eindpunt Voor een gemeenschappelijk start- en eindpunt moet er een gereedschapsradiuscorrectie geprogrammeerd worden. Beschadiging van de contour uitsluiten: het optimale startpunt ligt tussen de verlengden van de gereedschapsbanen voor de bewerking van het eerste en het laatste contourelement. |
Gedetailleerde informatie
- Functies voor het benaderen en verlaten van de contour
Basisprincipes van de functies voor benaderen en verlaten
Eenvoudige contour programmeren
De volgende inhoud laat zien hoe u de weergegeven contour op diepte 5 mm rondfreest. De definitie van het onbewerkte werkstuk hebt u al gemaakt.
Nadat u een NC-functie hebt ingevoegd, toont de besturing een toelichting bij het actuele syntaxiselement in de dialoogbalk. U kunt de gegevens rechtstreeks in het formulier invoeren.
Programmeer NC-programma's zo alsof het gereedschap zich zou bewegen! Daardoor is het niet relevant of een kop- of tafelas de beweging uitvoert.
Gereedschap oproepen
U kunt een gereedschap als volgt oproepen: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
3 TOOL CALL 12 Z S6500 |
De volledige omvang van de besturingsfuncties is uitsluitend bij gebruik van gereedschapsas Z beschikbaar, bijv. patroondefinitie PATTERN DEF.
Beperkt en door de machinefabrikant voorbereid en geconfigureerd is toepassing van de gereedschapsassen X en Y mogelijk.
Het gereedschap naar een veilige positie verplaatsen
U verplaatst het gereedschap als volgt naar een veilige positie: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
4 L Z+250 R0 FMAX M3 |
Gereedschap in het bewerkingsvlak voorpositioneren
U positioneert in het bewerkingsvlak als volgt voor: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
5 L X-20 Y-20 FMAX |
In de gereedschapsas voorpositioneren
U kunt als volgt voorpositioneren in de gereedschapsas: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
6 L Z-5 R0 F3000 M8 |
Contour benaderen
U kunt de contour alsvolgt benaderen: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
7 APPR CT X+5 Y+5 CCA90 R+8 RL F700 |
Contour bewerken
U kunt de contour als volgt bewerken: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
8 L Y+95 |
9 L X+95 |
10 CHF 10 |
11 L Y+5 |
12 CHF 20 |
13 L X+5 |
Contour verlaten
U kunt de contour als volgt verlaten: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
14 DEP CT CCA90 R+8 F3000 M9 |
Het gereedschap naar een veilige positie verplaatsen
U verplaatst het gereedschap als volgt naar een veilige positie: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
15 L Z+250 R0 FMAX M30 |
Gedetailleerde informatie
- Gereedschapsoproep
- Rechte L
- Aanduiding van de assen en het bewerkingsvlak
- Functies voor het benaderen en verlaten van de contour
- Afkanting CHF
- Additionele functies
Bewerkingscyclus programmeren
De volgende inhoud laat zien hoe u de ronde sleuf uit de voorbeeldopdracht op diepte 5 mm freest. De definitie van het onbewerkte werkstuk en de buitencontour hebt u al gemaakt.
Nadat u een cyclus hebt ingevoegd, kunt u de bijbehorende waarden in de cyclusparameters definiëren. U kunt de cyclus rechtstreeks in de kolom Invoerscherm programmeren.
Gereedschap oproepen
U kunt een gereedschap als volgt oproepen: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
16 TOOL CALL 6 Z S6500 |
Het gereedschap naar een veilige positie verplaatsen
U verplaatst het gereedschap als volgt naar een veilige positie: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
17 L Z+250 R0 FMAX M3 |
Gereedschap in het bewerkingsvlak voorpositioneren
U positioneert in het bewerkingsvlak als volgt voor: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
18 L X+50 Y+50 FMAX |
Cyclus definiëren
De ronde sleuf definieert u als volgt: | ||
|
|
| ||
|
|
19 CYCL DEF 254 RONDE SLEUF ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
Cyclus oproepen
U kunt de cyclus als volgt oproepen: | ||
|
20 CYCL CALL |
Gereedschap naar een veilige positie verplaatsen en NC-programma beëindigen
U verplaatst het gereedschap als volgt naar een veilige positie: | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
21 L Z+250 R0 FMAX M30 |
Gedetailleerde informatie
- Met cycli werken
Besturingsinterface instellen om te simuleren
In de werkstand Programmeren kunt u de NC-programma's ook grafisch testen. De besturing simuleert het in het werkgebied Programma het actieve NC-programma.
Om het NC-programma te simuleren, moet u het werkgebied Simulatie openen.
Bij het simuleren kunt u de kolom Invoerscherm sluiten voor een beter overzicht van het NC-programma en het werkgebied Simulatie.
Werkgebied Simulatie openen
Om additionele werkgebieden in de werkstand Programmeren te kunnen openen, moet een NC-programma geopend zijn.
U opent het werkgebied Simulatie als volgt:
- In de toepassingsbalk Werkgebied selecteren
- Simulatie selecteren
- De besturing toont vervolgens het werkgebied Simulatie.
U kunt het werkgebied Simulatie ook openen met de werkstandtoets Programmatest.
Werkgebied Simulatie instellen
U kunt het NC-programma simuleren zonder speciale instellingen uit te voeren. Om de simulatie te kunnen volgen, wordt aanbevolen om de snelheid van de simulatie aan te passen.
U kunt de snelheid van de simulatie als volgt aanpassen:
|
Wanneer voor de programma-afloop en de simulatie verschillende tabellen worden gebruikt, bijvoorbeeld gereedschapstabellen, kunnen de tabellen in het werkgebied Simulatie worden gedefinieerd.
Gedetailleerde informatie
- Werkgebied Simulatie
NC-programma simuleren
In het werkgebied Simulatie test u het NC-programma.
Simulatie starten
U kunt een simulatie als volgt starten: | ||
| ||
|
Definitie
STIB (besturing in bedrijf):
met het symbool STIB toont de besturing de actuele status van de simulatie in de actiebalk en in het tabblad van het NC-programma:
- Wit: geen verplaatsingsopdracht
- Groen: uitvoering actief, assen worden verplaatst
- Oranje: NC-programma onderbroken
- Rood: NC-programma gestopt
Gedetailleerde informatie
- Werkgebied Simulatie