STL-bestanden genereren met 3D-raster (#152 / #1-04-1)

Toepassing

U genereert met de functie 3D-raster STL-bestanden uit 3D-modellen. Hiermee kunt u bijv. onjuiste bestanden van aanslagmiddelen en gereedschapshouders repareren of uit de simulatie gegenereerde STL-bestanden voor een andere bewerking positioneren.

Voorwaarde

  • Software-optie CAD-model optimalisatie (#152 / #1-04-1)

Functiebeschrijving

Als u het symbool 3D-raster selecteert, schakelt de besturing naar de modus 3D-raster. Daarbij maakt de besturing een netwerk uit driehoeken met een in CAD Viewer geopend 3D-model.

De besturing vereenvoudigt het uitgangsmodel en lost fouten op, zoals kleine gaten in het volume of zelfsnijdingen van het oppervlak.

U kunt het resultaat opslaan en in verschillende besturingsfuncties gebruiken, bijv. als onbewerkt werkstuk met de functie BLK FORM FILE.

3D-model in de modus 3D-raster

Het vereenvoudigde model of delen ervan kunnen groter of kleiner zijn dan het basismodel. Het resultaat is afhankelijk van de kwaliteit van het uitgangsmodel en de gekozen instellingen in de modus 3D-raster.

Het gedeelte lijstweergave bevat de volgende informatie:

Bereik

Betekenis

Orig. driehoeken

Aantal driehoeken in het basismodel

Aantal driehoeken:

Aantal driehoeken met actieve instellingen in het vereenvoudigde model

 
Tip

Als het bereik groen is gemarkeerd, ligt het aantal driehoeken in het optimale bereik.

U kunt het aantal driehoeken met de beschikbare functies verder verminderen.

Functies voor het vereenvoudigde model

Max. toeslag

Maximale vergroting van het driehoeksnet

Vlak boven limiet

Procentueel gegroeid oppervlak ten opzichte van het basismodel

Max. afslag

Maximale krimp van het driehoeksnet in vergelijking met het basismodel

Vlak onder limiet

Percentage gekrompen oppervlak ten opzichte van het basismodel

Reparaties

Uitgevoerde reparatie van het basismodel

Als een reparatie is uitgevoerd, toont de besturing het type reparatie, bijvoorbeeld Hole Int Shells.

De reparatie-informatie bestaat uit de volgende elementen:

  • Hole
  • De CAD Viewer heeft gaten in het 3D-model gesloten.

  • Int
  • De CAD Viewer heeft zelfsnijdingen opgelost.

  • Shells
  • De CAD Viewer heeft meerdere gescheiden volumes samengevoegd.

Om STL-bestanden in besturingsfuncties te gebruiken, moeten de opgeslagen STL-bestanden aan de volgende eisen voldoen:

  • Max. 20 000 driehoeken
  • Driehoekig net vormt een gesloten omhulsel

Hoe meer driehoeken in een STL-bestand worden gebruikt, hoe meer rekenvermogen de besturing bij de simulatie nodig heeft.

Functies voor het vereenvoudigde model

Om het aantal driehoeken te verminderen, kunt u meer instellingen opgeven voor het vereenvoudigde model.

De CAD Viewer biedt de volgende functies:

Symbool

Betekenis

Toegestane vereenvoudiging

Met deze functie vereenvoudigt u het uitvoermodel met de ingevoerde tolerantie. Hoe hoger u de waarde invoert, des te meer mogen de vlakken afwijken van het origineel.

Verwijder boringen <= diameter

Met deze functie verwijdert u boringen en kamers tot de ingevoerde diameter uit het basismodel.

Alleen geoptimaliseerd rasternet weergegeven

De besturing toont alleen het vereenvoudigde model.

Origineel weergegeven

De besturing toont het vereenvoudigde model overlapt met het oorspronkelijke netwerk van het uitgangsbestand. Met behulp van deze functie kunt u afwijkingen beoordelen.

Opslaan

Met deze functie slaat u het vereenvoudigde 3D-model op als STL-bestand met de instellingen die u hebt gemaakt.

3D-model positioneren voor bewerking aan de achterkant

U positioneert een STL-bestand als volgt voor een bewerking aan de achterkant:

  1. Gesimuleerd werkstuk als STL-bestand exporteren
  2. Gesimuleerd werkstuk als STL-bestand opslaan

  1. Werkstand Bestanden selecteren

  1. Selecteer het geëxporteerde STL-bestand
  2. De besturing opent het STL-bestand in CAD Viewer.

  1. Oorsprong selecteren
  2. De besturing toont in het gedeelte Lijstweergave informatie over de positie van het referentiepunt.
  3. Waarde van het nieuwe referentiepunt in het gedeelte Oorsprong invoeren, bijv. Z–40
  4. Invoer bevestigen
  5. Coördinatensysteem in het gedeelte PLANE SPATIAL SP* oriënteren, bijv. A+180 en C+90
  6. Invoer bevestigen

  1. 3D-raster selecteren
  2. De besturing opent de modus 3D-raster en vereenvoudigt het 3D-model met de standaardinstellingen.
  3. Evt. 3D-model met de functies in de modus 3D-raster verder vereenvoudigen
  4. Functies voor het vereenvoudigde model

  1. Opslaan selecteren
  2. De besturing opent het venster Bestandsnaam voor 3D-raster definiëren.
  3. Gewenste naam invoeren
  4. Save selecteren
  5. De besturing slaat het voor bewerking aan de achterkant gepositioneerde STL-bestand op.
 
Tip

Het resultaat kan in de functie BLK FORM FILE worden opgenomen voor het bewerken van de achterkant.

Onbewerkt werkstuk definiëren met BLK FORM