Cyclus 485 DRAAIGEREEDSCHAP METEN (#50 / #4-03-1) of (#158 / #4-03-2)
ISO-programmering
G485
Toepassing
Raadpleeg uw machinehandboek!
De machine en besturing moeten zijn voorbereid door de machinefabrikant.
Voor het meten van draaigereedschap met het HEIDENHAIN-gereedschapstastsysteem is cyclus 485 DRAAIGEREEDSCHAP METEN beschikbaar. De besturing meet het gereedschap volgens een vast geprogrammeerd verloop.
Cyclusverloop
- De besturing positioneert het gereedschap naar veilige hoogte
- Het draaigereedschap wordt aan de hand van TO en ORI uitgelijnd
- De besturing positioneert het gereedschap naar de meetpositie van de hoofdas, de verplaatsingsbeweging is interpolerend in de hoofd- en nevenas
- Vervolgens verplaatst het draaigereedschap zich naar de meetpositie van de gereedschapsas
- Het gereedschap wordt gemeten. Afhankelijk van de definitie van Q340 worden de gereedschapsmaten gewijzigd of wordt het gereedschap geblokkeerd
- Het meetresultaat word in de resultaatparameter Q199 doorgegeven
- Na een meting positioneert de besturing het gereedschap in de gereedschapsas naar veilige hoogte
Resultaat | Betekenis |
---|---|
0 | Gereedschapsmaten binnen de tolerantie LTOL / RTOL Gereedschap wordt niet geblokkeerd |
1 | Gereedschapsmaten buiten de tolerantie LTOL / RTOL Gereedschap wordt geblokkeerd |
2 | Gereedschapsmaten buiten de tolerantie LBREAK / RBREAK Gereedschap wordt geblokkeerd |
De cyclus gebruikt de volgende invoer uit de toolturn.trn:
Afk. | Invoer | Dialoog |
---|---|---|
ZL | Gereedschapslengte 1 (Z-richting) | GS-lengte 1? |
XL | Gereedschapslengte 2 (X-richting) | GS-lengte 2? |
DZL | Deltawaarde gereedschapslengte 1 (Z-richting), werkt aanvullend op ZL | Overmaat GS-lengte 1? |
DXL | Deltawaarde gereedschapslengte 2 (X-richting), werkt aanvullend op XL | Overmaat GS-lengte 2? |
RS | Snijradius: wanneer contouren met radiuscorrectie RL of RR geprogrammeerd zijn, houdt de besturing rekening met de snijradius in draaicycli en voert een radiuscorrectie van de snijkant uit | Snijkantradius? |
TO | Gereedschapsoriëntatie: de besturing bepaalt op basis van de gereedschapsoriëntatie de positie van de snijkant van het gereedschap en, afhankelijk van het gereedschapstype, overige gegevens, zoals de richting van de instelhoek, positie van het referentiepunt, enzovoort. Deze gegevens zijn vereist voor het berekenen van de snijkant- en freescompensatie, de insteekhoek, enzovoort | Gereedschapsoriëntatie? |
ORI | Oriëntatiehoek van de spil: hoek van de plaat ten opzichte van de hoofdas | Oriëntatiehoek van spil? |
TYPE | Type draaigereedschap: voorbewerkingsgereedschap ROUGH, nabewerkingsgereedschap FINISH, draadsnijgereedschap THREAD, insteekgereedschap RECESS, halfronde snijbeitel BUTTON, steekdraaigereedschap RECTURN | Type draaigereedschap |
Ondersteunde gereedschapsoriëntatie (TO) bij de volgende typen draaigereedschap (TYPE)
Ondersteunde gereedschapsoriëntatie (TO) bij de volgende typen draaigereedschap (TYPE)
TYPE | Ondersteunde TO | Niet-ondersteunde TO | |
---|---|---|---|
ROUGH, FINISH |
|
| |
BUTTON |
|
| |
RECESS, RECTURN |
|
| |
THREAD |
|
|
Instructies
- Stel stopOnCheck (nummer 122717) in op TRUE
- Evt. zorgt u ervoor dat u bij het overschrijden van de breuktolerantie het NC-programma zelfstandig kunt stoppen
- Voer bij benadering de gereedschapsgegevens nauwkeuriger in dan +/- 2 mm
- Voer voorzichtig de cyclus uit
- Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
- U moet vóór het begin van de cyclus een TOOL CALL met de gereedschapsas Z uitvoeren.
- Wanneer u U YL en DYL met een waarde buiten +/- 5 mm definieert, bereikt het gereedschap het tastsysteem niet.
- De cyclus ondersteunt geen SPB-INSERT (buigingshoek). In SPB-INSERT moet de waarde 0 worden vastgelegd, anders komt de besturing met een foutmelding.
Aanwijzing in combinatie met machineparameters
- De cyclus is afhankelijk van de optionele machineparameter CfgTTRectStylus (nr. 114300). Raadpleeg uw machinehandboek.
Cyclusparameters
Helpscherm | Parameters |
---|---|
Q340 Modus gereedschapsmeting (0-2)? Gebruik van de meetwaarden: 0: De gemeten waarden worden in ZL en XL ingevoerd. Wanneer in de gereedschapstabel reeds waarden zijn vastgelegd, worden deze overschreven. DZL en DXL worden op 0 teruggezet. TL wordt niet gewijzigd 1: de gemeten waarden ZL en XL worden met de waarden uit de gereedschapstabel vergeleken. Deze waarden worden niet gewijzigd. De besturing berekent de afwijking van ZL en XL en voert deze in DZL en DXL in. Als de deltawaarden groter zijn dan de toegestane slijtage- of breuktolerantie, vergrendelt de besturing het gereedschap (TL = geblokkeerd). De afwijking is bovendien beschikbaar in Q-parameter Q115 en Q116. 2: De gemeten waarden ZL en XL , evenals DZL en DXL worden met de waarden uit de gereedschapstabel vergeleken, maar niet gewijzigd. Als de waarden groter zijn dan de toegestane slijtage- of broedtolerantie, vergrendelt de besturing het gereedschap (TL = geblokkeerd) Invoer: 0, 1, 2 | |
Q260 Veilige hoogte? Positie in de spilas invoeren waarbij een botsing met werkstukken of spanmiddelen uitgesloten is. De veilige hoogte is gerelateerd aan het actieve referentiepunt van het werkstuk. Wanneer de veilige hoogte zo klein is ingevoerd, dat de gereedschapspunt onder de bovenkant van de schotel zou komen te liggen, positioneert de besturing het gereedschap automatisch boven de schotel (veiligheidszone uit safetyDistStylus). Invoer: –99999,9999...+99999,9999 |
11 TOOL CALL 12 Z | ||
12 TCH PROBE 485 DRAAIGEREEDSCHAP METEN ~ | ||
| ||
|