Cyclus 276 AANEENGESL. CONT. 3D
ISO-programmering
G276
Toepassing
Met deze cyclus kunnen in combinatie met de cyclus 14 CONTOUR en cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA open en gesloten contouren worden bewerkt. U kunt ook met een automatische restmateriaaldetectie werken. Hierdoor kunt u bijv. binnenhoeken achteraf met een kleiner gereedschap afwerken.
Cyclus 276 AANEENGESL. CONT. 3D verwerkt in vergelijking met cyclus 25 CONTOURREEKS ook coördinaten van de gereedschapsas die in het contoursubprogramma zijn gedefinieerd. Daardoor kan deze cyclus driedimensionale contouren bewerken.
Geadviseerd wordt cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA vóór cyclus 276 AANEENGESL. CONT. 3D te programmeren.
Cyclusverloop
Een contour bewerken zonder verplaatsing: freesdiepte Q1=0
- Het gereedschap verplaatst zich naar het startpunt van de bewerking. Dit startpunt volgt uit het eerste contourpunt, de geselecteerde freeswijze en de parameters uit de eerder gedefinieerde cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA zoals de Benaderingsmethode. Hier verplaatst de besturing het gereedschap naar de eerste diepte-instelling
- De besturing verplaatst zich volgens de eerder gedefinieerde cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA naar de contour en voert daarna de bewerking tot het einde van de contour uit
- Aan het einde van de contour vindt de vrijzetbeweging plaats, zoals gedefinieerd in cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA
- Daarna positioneert de besturing het gereedschap naar de veilige hoogte
Een contour bewerken met verplaatsing: freesdiepte Q1 niet gelijk aan 0 en diepte-instelling Q10 gedefinieerd
- Het gereedschap verplaatst zich naar het startpunt van de bewerking. Dit startpunt volgt uit het eerste contourpunt, de geselecteerde freeswijze en de parameters uit de eerder gedefinieerde cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA zoals de Benaderingsmethode. Hier verplaatst de besturing het gereedschap naar de eerste diepte-instelling
- De besturing verplaatst zich volgens de eerder gedefinieerde cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA naar de contour en voert daarna de bewerking tot het einde van de contour uit
- Wanneer een bewerking mee- en tegenlopend is geselecteerd (Q15=0), voert de besturing een pendelende beweging uit. De besturing voert de verplaatsingsbeweging aan het einde en aan het startpunt van de contour uit. Als Q15 een andere waarde heeft dan 0, verplaatst de besturing het gereedschap op veilige hoogte terug naar het startpunt van de bewerking en van daaruit naar de volgende diepte-instelling
- De vrijzetbeweging vindt plaats zoals bij cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA is gedefinieerd
- Dit proces herhaalt zich totdat de geprogrammeerde diepte is bereikt
- Daarna positioneert de besturing het gereedschap naar de veilige hoogte
Instructies
- Gereedschap na cycluseinde met alle coördinaten van het bewerkingsvlak positioneren, bijv. L X+80 Y+0 R0 FMAX
- Na de cyclus een absolute positie programmeren, geen incrementele verplaatsing
- Gereedschap vóór de cyclusoproep zo positioneren, dat de besturing het startpunt van de contour zonder botsing kan benaderen
- Als de actuele positie van het gereedschap bij de cyclusoproep onder de veilige hoogte ligt, komt de besturing met een foutmelding
- Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
- Wanneer u voor het benaderen en verlaten APPR en DEP-regels gebruikt, controleert de besturing of deze benader- en vrijzetbewegingen de contour beschadigen.
- Wanneer u cyclus 25 CONTOURREEKS gebruikt, mag u in cyclus 14 CONTOUR alleen een subprogramma definiëren.
- In combinatie met cyclus 276 wordt geadviseerd cyclus 270 CONTOURREEKS- DATA te gebruiken. Cyclus 20 CONTOURDATA is daarentegen niet nodig.
- Het geheugen voor een SL-cyclus is beperkt. In een SL-cyclus kunnen maximaal 16384 contourelementen worden geprogrammeerd.
- Als tijdens de bewerking M110 actief is, wordt bij aan de binnenkant gecorrigeerde cirkelbogen de aanzet dienovereenkomstig gereduceerd.
- De volgende cyclus houdt rekening met additionele functies M109 en M110: De besturing houdt bij bewerkingen aan de binnen- en buitenzijde de aanzet van cirkelbogen bij binnen- en buitenradiussen op de snijkant van het gereedschap constant.
Aanwijzingen voor het programmeren
- De eerste NC-regel in het contoursubprogramma moet waarden in alle drie assen X, Y en Z bevatten.
- Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, dan gebruikt de besturing de in het contoursubprogramma opgegeven coördinaten van de gereedschapsas.
- Wanneer u lokale Q-parameters QL in een contoursubprogramma gebruikt, moet u deze ook binnen het contoursubprogramma toewijzen of berekenen.
Cyclusparameters
Helpscherm | Parameters |
---|---|
Q1 Freesdiepte? Afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de contour. De waarde werkt incrementeel. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q3 Overmaat voor kantnabewerking? Overmaat voor nabewerking in het bewerkingsvlak. De waarde werkt incrementeel. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q7 Veilige hoogte? Hoogte waarop een botsing met het werkstuk uitgesloten is (voor tussenpositionering en terugtrekken aan het einde van de cyclus). De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q10 Diepteverplaatsing? Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst. De waarde werkt incrementeel. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q11 Aanzet diepteverplaatsing? Aanzet bij verplaatsingen in de spilas Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ | |
Q12 Aanzet uitruimen? Aanzet bij verplaatsingen in het bewerkingsvlak Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ | |
Q15 Freeswijze? tegenloop = -1 +1: meelopend frezen -1: tegenlopend frezen 0: afwisselend mee- en tegenlopend frezen bij meerdere verplaatsingen Invoer: –1, 0, +1 | |
Q18 resp. QS18 Voorruimgereedschap? Nummer of naam van het gereedschap waarmee de besturing reeds heeft voorgeruimd. U kunt via de selectiemogelijkheid in de actiebalk het voorruimgereedschap direct uit de gereedschapstabel overnemen. Bovendien kunt u met de selectiemogelijkheid Naam in de actiebalk zelf de gereedschapsnaam invoeren. De besturing voegt het aanhalingsteken (boven) automatisch in wanneer u het invoerveld verlaat. Indien niet is voorgeruimd, "0" invoeren; wanneer hier een nummer of een naam wordt ingevoerd, ruimt de besturing alleen dat deel uit dat niet met het voorruimgereedschap kon worden bewerkt. Wanneer het niet mogelijk is het naruimbereik zijdelings te benaderen, steekt de besturing pendelend in; daartoe moet in de gereedschapstabel TOOL.T de lengte van de snijkant LCUTS en de maximale insteekhoek ANGLE van het gereedschap gedefinieerd worden. Invoer: 0...99999.9 alternatief maximaal 255 tekens | |
Q446 Geaccepteerd restmateriaal? Geef aan tot welke waarde in mm u restmateriaal op uw contour accepteert. Wanneer u bijv. 0,01 mm invoert, voert de besturing vanaf een restmateriaaldikte van 0,01 mm geen bewerking van restmateriaal meer uit. Invoer: 0.001...9.999 | |
Q447 Maximale verbindingsafstand? Maximale afstand tussen twee te ruimen gedeeltes. Binnen deze afstand werkt de besturing zonder vrijzetbeweging, op de bewerkingsdiepte langs de contour. Invoer: 0...999.999 | |
Q448 Baanverlenging? Waarde voor het verlengen van de gereedschapsbaan aan het begin en einde van een contourbereik. De besturing verlengt de gereedschapsbaan altijd parallel aan de contour. Invoer: 0...99.999 |
11 CYCL DEF 276 AANEENGESL. CONT. 3D ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|