Basisprincipes

Toepassing

Wanneer u op numerieke of alfanumerieke inhoud toegang tot een tabel wilt of de tabellen wilt manipuleren (bijv. kolommen of regels wilt hernoemen), gebruikt u de beschikbare SQL-commando's.

De syntaxis van de in de besturing beschikbare SQL-commando's is sterk op de programmeertaal SQL gebaseerd, maar niet volledig conform die programmeertaal. Bovendien ondersteunt de besturing niet het hele SQL-lexicon.

Voorwaarden

  • Sleutelgetal 555343
  • Tabel aanwezig
  • Geschikte tabelnaam
  • De namen van tabellen en tabelkolommen moeten met een letter beginnen en mogen geen rekenkundig teken, bijv. + bevatten. Deze tekens kunnen op basis van SQL-commando's bij het inlezen of uitlezen van gegevens tot problemen leiden.

Functiebeschrijving

In de NC-software worden tabellen benaderd via een SQL-server. Deze server wordt met de beschikbare SQL-commando's aangestuurd. U kunt de SQL-commando's direct in een NC-programma definiëren.

De server is gebaseerd op één transactiemodel. Een transactie bestaat uit meerdere stappen die samen worden uitgevoerd en daardoor garanderen dat de tabelgegevens geordend en gedefinieerd bewerkt kunnen worden.

De SQL-commando's werken in de werkstand Programma-afloop en de toepassing MDI.

Voorbeeld van een transactie:

  • Tabelkolommen voor Q-parameters voor lees- of schrijftoegang toewijzen met SQL BIND
  • Gegevens selecteren met SQL EXECUTE met de instructie SELECT
  • Gegevens lezen, wijzigen of toevoegen met SQL FETCH, SQL UPDATE of SQL INSERT
  • Interactie bevestigen of niet accepteren met SQL COMMIT of SQL ROLLBACK
  • Koppelingen tussen tabelkolommen en Q-parameters vrijgeven met SQL BIND
 
Tip

Elke gestarte transactie moet beslist worden afgesloten, ook wanneer u uitsluitend gebruik maakt van leestoegang. Alleen de beëindiging van de transacties waarborgt de overname van de wijzigingen en aanvullingen, het opheffen van blokkeringen alsmede het vrijgeven van gebruikte resources.

De result-set beschrijft de resultaatset van een tabelbestand. Een vraag met SELECT definieert de resultaathoeveelheid.

De result-set wordt aangemaakt wanneer het verzoek wordt uitgevoerd in de SQL-server en gebruikt daar middelen.

Dit verzoek werkt als een filter op de tabel en slechts een gedeelte van de records wordt zichtbaar gemaakt. Om het verzoek mogelijk te maken, moet het tabelbestand noodzakelijkerwijs op dit punt worden gelezen.

Voor identificatie van de result-set bij het lezen en wijzigen van gegevens en bij het afsluiten van de transactie, kent de SQL-server een Handle toe. De Handle toont het in het NC-programma zichtbare resultaat van het verzoek. De waarde 0 duidt op een ongeldige Handle. Dat betekent dat voor een verzoek geen result-set kon worden aangemaakt. Wanneer er geen regels aan de opgegeven voorwaarde voldoen, wordt er een lege result-set aangemaakt onder een geldige Handle.

Overzicht van de SQL-commando's

De besturing biedt de volgende SQL-commando's:

Syntaxis

Functie

Verdere informatie

SQL BIND

SQL BIND maakt of activeert verbinding tussen tabelkolommen en Q- of QS-parameters

SQL SELECT

SQL SELECT leest een afzonderlijke waarde uit een tabel en opent daarbij geen transactie

SQL EXECUTE

SQL EXECUTE opent een transactie onder selectie van tabelkolommen en tabelregels of maakt het gebruik mogelijk van andere SQL-instructies (extra functies)

SQL FETCH

SQL FETCH geeft de waarden aan de gekoppelde Q-parameters

SQL ROLLBACK

SQL ROLLBACK verwerpt alle wijzigingen en sluit de transactie

SQL COMMIT

SQL COMMIT slaat alle wijzigingen op en sluit de transactie

SQL UPDATE

SQL UPDATE breidt de transactie uit door de wijziging van een bestaande regel

SQL INSERT

SQL INSERT maakt een nieuwe tabelregel

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Lees- en schrijftoegang met behulp van de SQL-commando's vindt altijd plaats met metrische eenheden, onafhankelijk van de geselecteerde maateenheid van de tabel en het NC-programma.
Wanneer u dus bijv. een lengte uit een tabel in een Q-parameter opslaat, is de waarde vervolgens altijd metrisch. Wanneer deze waarde hieronder in een inch-programma voor de positionering wordt gebruikt (L X+Q1800), volgt daaruit een verkeerde positie.
  1. In inch-programma's de gelezen waarden vóór het gebruik omrekenen
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer een NC-programma het SQL-commando bevat simuleert, overschrijft de besturing eventueel tabelwaarden. Wanneer de besturing de tabelwaarden overschrijft, kan dit tot verkeerde positioneringen van de machine leiden. Er bestaat botsingsgevaar.
  1. NC-programma zo programmeren dat SQL-commando's in de simulatie niet worden uitgevoerd
  2. Met FN18: SYSREAD ID992 NR16 controleren of het NC-programma in een andere werkstand of Simulatie actief is
  • Om met HDR-harde schijven maximale snelheid bij tabeltoepassingen te bereiken en rekenprestatie te beveiligen, adviseert HEIDENHAIN het gebruik van SQL-functies in plaats van FN 26, FN 27 en FN 28.