Cyclus 870 STEKEN CONT. AXIAAL

ISO-programmering

G870

Toepassing

 
Machine

Raadpleeg uw machinehandboek!

Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.

Met deze cyclus kunt u axiaal insteken in sleuven met een willekeurige vorm (dwarssteken).

U kunt de cyclus naar keuze gebruiken voor voorbewerking, nabewerking of complete bewerking. Bij de voorbewerking wordt er asparallel verspaand.

Cyclusverloop voorbewerken

De besturing gebruikt de gereedschapspositie bij de cyclusoproep als startpunt van de cyclus. Als de Z-coördinaat van het startpunt kleiner is dan het startpunt van de contour, positioneert de besturing het gereedschap in de Z-coördinaat op het startpunt van de contour en start de cyclus vanaf die positie.

  1. De besturing verplaatst het gereedschap bij de eerste volledige insteek met een gereduceerde aanzet Q511 tot de diepte van de insteek + overmaat.
  2. De besturing trekt het gereedschap in ijlgang terug
  3. De besturing verplaatst het gereedschap zijdelings met de waarde Q510 x gereedschapsbreedte (Cutwidth)
  4. In de aanzet Q478 steekt de besturing opnieuw in
  5. Afhankelijk van parameter Q462 trekt de besturing het gereedschap terug
  6. De besturing verspaant het gedeelte tussen startpositie en eindpunt door de stappen 2 t/m 4 te herhalen
  7. Zodra de sleufbreedte bereikt is, positioneert de besturing het gereedschap in ijlgang terug naar het startpunt van de cyclus

Kamsteken

  1. De besturing verplaatst het gereedschap bij de volledige insteek met een gereduceerde aanzet Q511 tot de diepte van de insteek + overmaat
  2. De besturing trekt het gereedschap na elke snede in ijlgang terug
  3. De positie en het aantal volledige sneden is afhankelijk van Q510 en de breedte van de snijkant (CUTWIDTH). Stap 1 en 2 worden herhaald totdat alle volledige sneden zijn gemaakt
  4. De besturing verspaant met de aanzet Q478 het resterende materiaal
  5. De besturing trekt het gereedschap na elke snede in ijlgang terug
  6. De besturing herhaalt stap 4 en 5 totdat alle kamruggen zijn opgeruwd
  7. Vervolgens positioneert de besturing het gereedschap in ijlgang terug naar het cyclusstartpunt

Cyclusverloop nabewerken

De besturing gebruikt de gereedschapspositie bij de cyclusoproep als startpunt van de cyclus.

  1. De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang naar de eerste sleufzijde.
  2. De besturing bewerkt de zijwand van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet Q505.
  3. De besturing bewerkt een helft van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet.
  4. De besturing trekt het gereedschap in ijlgang terug.
  5. De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang naar de tweede sleufzijde.
  6. De besturing bewerkt de zijwand van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet Q505.
  7. De besturing bewerkt de andere helft van de sleuf na met de gedefinieerde aanzet.
  8. De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang terug naar het startpunt van de cyclus.

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: risico voor gereedschap en werkstuk!
Met de snijkantbegrenzing wordt het te bewerken contourgedeelte begrensd. Banen voor het benaderen en verlaten kunnen voorbij de snijbegrenzing gaan. De gereedschapspositie vóór de cyclusoproep beïnvloedt de uitvoering van de snijkantbegrenzing. De TNC7 verspaant het materiaal aan de zijde van de snijbegrenzing waar het gereedschap zich vóór de cyclusoproep bevindt.
  1. Positioneer het gereedschap vóór de cyclusoproep zo, dat het al aan de kant van de snijkantbegrenzing staat waar het materiaal moet worden verspaand
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE TURN uitvoeren.
  • De gereedschapspositie bij de cyclusoproep bepaalt de grootte van het te verspanen gedeelte (startpunt van de cyclus).

Aanwijzingen voor het programmeren

  • Positioneerregel vóór het oproepen van de cyclus naar de startpositie met radiuscorrectie R0 programmeren.
  • Voorafgaand aan de cyclusoproep moet u cyclus 14 CONTOUR of SEL CONTOUR programmeren om de subprogramma's te definiëren.
  • Wanneer u lokale Q-parameters QL in een contoursubprogramma gebruikt, moet u deze ook binnen het contoursubprogramma toewijzen of berekenen.
  • Via FUNCTION TURNDATA CORR TCS: Z/X DCW en/of door invoer in de kolom DCW van de draaigereedschapstabel kan een overmaat op de breedte van de steekbeitel geactiveerd worden. DCW kan positieve en negatieve waarden aannemen en wordt bij de breedte van de steekbeitel opgeteld: CUTWIDTH + DCWTab + FUNCTION TURNDATA CORR TCS: Z/X DCW. Terwijl een in de tabel ingevoerde DCW in de grafische weergave actief is, is een via FUNCTION TURNDATA CORR TCS geprogrammeerde DCW niet zichtbaar.
  • Als kamersteken actief is (Q562 = 1) en de waarde Q462 TERUGTREKMODUS ongelijk is aan 0, geeft de besturing een foutmelding.
  • Wanneer de contour nabewerken, moet in de contourbeschrijving een gereedschapsradiuscorrectie RL of RR geprogrammeerd worden.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q215 Bewerkingsomvang (0/1/2/3)?

Bewerkingsomvang vastleggen:

0: voor- en nabewerken

1: alleen voorbewerken

2: alleen nabewerken op eindmaat

3: alleen nabewerken op overmaat

Invoer: 0, 1, 2, 3

Q460 Veiligheidsafstand?

Gereserveerd, op dit moment geen functie

Q478 Aanzet voorbewerken?

Aanzetsnelheid bij de voorbewerking. Wanneer u M136 hebt geprogrammeerd, interpreteert de besturing de aanzet in millimeter per omwenteling, zonder M136 in millimeter per minuut.

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO

Q483 Overmaat diameter?

Diameterovermaat op de gedefinieerde contour. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99.999

Q484 Overmaat Z?

Overmaat op de gedefinieerde contour in axiale richting. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99.999

Q505 Aanzet nabewerken?

Aanzetsnelheid bij de nabewerking. Wanneer u M136 hebt geprogrammeerd, interpreteert de besturing de aanzet in millimeter per omwenteling, zonder M136 in millimeter per minuut.

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO

Q479 Bewerkingsgrenzen (0/1)?

Snijkantbegrenzing inschakelen:

0: geen snijkantbegrenzing actief

1: snijkantbegrenzing (Q480/Q482)

Invoer: 0, 1

Q480 Waarde diameterbegrenzing?

X-waarde voor begrenzing van de contour (opgave van diameter)

Invoer: -99999.999...+99999.999

Q482 Waarde snijkantbegrenzing Z?

Z-waarde voor begrenzing van de contour

Invoer: -99999.999...+99999.999

Q463 Begrenzing diepte-instelling?

Max. steekdiepte per snede

Invoer: 0...99.999

Q510 Overlapping voor steekbreedte?

Met de factor Q510 kan de zijdelingse verplaatsing van het gereedschap bij het voorbewerken worden beïnvloed. Q510 wordt met de breedte CUTWIDTH van het gereedschap vermenigvuldigd. Dit levert de zijdelingse verplaatsing "k" op.

Invoer: 0.001...1

Q511 Aanzetfactor in %?

Met de factor Q511 beïnvloedt u de aanzet bij de volledige insteek, d.w.z. bij de insteek met de totale gereedschapsbreedte CUTWIDTH.

Als u de aanzetfactor gebruikt, kunt u tijdens de rest van de voorbewerking voor optimale snijomstandigheden zorgen. U kunt daardoor de aanzet voorbewerken Q478 zo groot definiëren dat hierdoor bij de betreffende overlapping van de steekbreedte (Q510) optimale snijomstandigheden ontstaan. De besturing reduceert dan bij de volledige insteek de aanzet met de factor Q511. Alles bij elkaar kan dit een kortere bewerkingstijd opleveren.

Invoer: 0.001...150

Q462 Terugtrekgedrag (0/1)?

Met Q462 wordt het terugtrekgedrag na de insteek vastgelegd.

0: de besturing trekt het gereedschap langs de contour terug

1: de besturing verplaatst het gereedschap eerst schuin van de contour weg en trekt het vervolgens terug

Invoer: 0, 1

Q211 Stilstandtijd / 1/min?

Voer een stilstandtijd in omwentelingen van de gereedschapsspil in die het terugtrekken na het insteken op basis vertraagt. Pas nadat het gereedschap Q211 omwentelingen lang stilstaat, vindt het terugtrekken plaats.

Invoer: 0...999.99

Q562 Kamersteken (0/1)?

0: geen kamersteken - de eerste volledige insteek wordt uitgevoerd, de volgende worden zijdelings verschoven en overlappen Q510 * breedte van de snijkant (CUTWIDTH)

1: kamsteken - het voorsteken gebeurt in volledige sneden. Vervolgens vindt de bewerking van de resterende kammen plaats. Deze worden na elkaar gestoken. Dit leidt tot een centrale spaanafvoer, het risico op inklemming van de spanen wordt aanzienlijk minder

Invoer: 0, 1

Voorbeeld

11 CYCL DEF 14.0 CONTOUR

12 CYCL DEF 14.1 CONTOURLABEL2

13 CYCL DEF 870 STEKEN CONT. AXIAAL ~

Q215=+0

;BEWERKINGSOMVANG ~

Q460=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q478=+0.3

;AANZET VOORBEWERKEN ~

Q483=+0.4

;OVERMAAT DIAMETER ~

Q484=+0.2

;OVERMAAT Z ~

Q505=+0.2

;AANZET NABEWERKEN ~

Q479=+0

;SNIJKANTBEGRENZING ~

Q480=+0

;GRENSWAARDE DIAMETER ~

Q482=+0

;GRENSWAARDE Z ~

Q463=+0

;BEGR. DIEPTE-INST. ~

Q510=+0.8

;OVERLAPPING STEKEN ~

Q511=+100

;AANZETFACTOR ~

Q462=+0

;TERUGTREKMODUS ~

Q211=+3

;STILSTANDTIJD OMW. ~

Q562=+0

;KAMSTEKEN

14 L X+75 Y+0 Z+2 R0 FMAX M303

15 CYCL CALL

16 M30

17 LBL 2

18 L X+60 Z+0

19 L Z-10

20 RND R5

21 L X+40 Y-15

22 L Z+0

23 LBL 0