Bewerkingsmodus omschakelen met FUNCTION MODE
Toepassing
De besturing biedt voor de technologieën frezen, frezen en slijpen telkens een bewerkingsmodus FUNCTION MODE. Met FUNCTION MODE SET kunt u bovendien door de machinefabrikant gedefinieerde instellingen activeren, bijvoorbeeld wijzigingen van het verplaatsingsbereik.
Verwante onderwerpen
- Freesdraaibewerking (#50 / #4-03-1)
- Slijpbewerking (#156 / #4-04-1)
- Kinematica in de toepassing Instellingen wijzigen
Voorwaarden
- Speciale aanpassing van besturing door machinefabrikant
De machinefabrikant definieert welke interne functies de besturing bij deze functie uitvoert. Voor de functie FUNCTION MODE SET moet de machinefabrikant keuzemogelijkheden definiëren.
- Voor FUNCTION MODE TURN software-optie freesdraaien (#50 / #4-03-1)
Functiebeschrijving
Bij het omschakelen van bewerkingsmodi voert de besturing een macro uit waarmee de machinespecifieke instellingen voor de desbetreffende bewerkingsmodus worden uitgevoerd.
Met de NC-functies FUNCTION MODE TURN en FUNCTION MODE MILL activeert u een machinekinematica die de machinefabrikant in de macro heeft gedefinieerd en vastgelegd.
Wanneer de machinefabrikant de selectie van verschillende kinematica heeft vrijgegeven, kunt u de kinematica met de functie FUNCTION MODE omschakelen.
Als de Draaimodus actief is, toont de besturing een symbool in het werkgebied Posities (#50 / #4-03-1).
Invoer
11 FUNCTION MODE TURN "AC_TURN" | ; draaimodus met geselecteerde kinematica activeren |
11 FUNCTION MODE SET "Range1" | ; instelling machinefabrikant activeren |
U navigeert als volgt naar deze functie:
NC-functie invoegen Alle functies speciale functies FUNCTION MODE
De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:
Syntaxiselement | Betekenis |
---|---|
FUNCTION MODE | Syntaxisopener voor de Bewerkingsmodus |
MILL, TURN of SET | Bewerkingsmodus of instelling machinefabrikant selecteren |
Naam of QS | Naam van een kinematica of machinefabrikant-instelling Vaste of variabele naam Selectie met behulp van een keuzevenster mogelijk Syntaxiselement optioneel |
Instructies
- Werkstuk in spilcentrum opspannen
- Werkstuk stevig opspannen
- Lage toerentallen programmeren (zo nodig verhogen)
- Toerental beperken (zo nodig verhogen)
- Onbalans elimineren (kalibreren)
- Met de optionele machineparameter CfgModeSelect (nr. 132200) definieert de machinefabrikant de instellingen voor de functie FUNCTION MODE SET. Wanneer de machinefabrikant de machineparameter niet definieert, is iFUNCTION MODE SET niet beschikbaar.
- Wanneer de functies Bewerkingsvlak zwenken (#8 / #1-01-1) of TCPM (#9 / #4-01-1) actief zijn, kunt u de bewerkingsmodus niet omschakelen.
- In de draaimodus moet het referentiepunt zich in het draaispilcentrum bevinden.