Cyclus 1430 PROBE POSITION OF UNDERCUT

ISO-programmering

G1430

Toepassing

Met tastcyclus 1430 kan een positie met een L-vormige taststift worden getast. Door de vorm van de taststift kan de besturing ondersnijdingen tasten. U kunt het resultaat van het tastproces in de actieve regel van de referentiepunttabel overnemen.

In de hoofd- en nevenas is het tastsysteem afhankelijk van de kalibratiehoek. In de gereedschapsas is het tastsysteem afhankelijk van de geprogrammeerde spilhoek en de kalibratiehoek.

Als u vóór deze cyclus de cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN programmeert, herhaalt de besturing de tastpunten in de geselecteerde richting en gedefinieerde lengte langs een rechte lijn.

Cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN

Cyclusverloop

cyc1430_TNC7
  1. De besturing positioneert het tastsysteem in ijlgang FMAX_PROBE uit de tastsysteemtabel en met positioneerlogica naar het geprogrammeerde tastpunt 1.
    • Voorpositie in het bewerkingsvlak afhankelijk van de tastrichting:
    • Q372 = +/-1: de voorpositie in de hoofdas is met Q1118 RADIAL APPROACH PATH van de nominale positie Q1100 verwijderd. De radiale benaderingslengte werkt tegengesteld aan de tastrichting.
    • Q372 = +/-2: de voorpositie in de nevenas is met Q1118 RADIAL APPROACH PATH van de nominale positie Q1101 verwijderd. De radiale benaderingslengte werkt tegengesteld aan de tastrichting.
    • Q372 = +/-3: de voorpositie van de hoofd- en nevenas is afhankelijk van de richting waarin de taststift is uitgelijnd. De voorpositie is met Q1118 RADIAL APPROACH PATH van de nominale positie verwijderd. De radiale benaderingslengte werkt tegengesteld aan spilhoek Q336.

    Positioneerlogica

  2. Vervolgens verplaatst de besturing het tastsysteem naar de ingevoerde meethoogte Q1102 en voert het eerste tastproces met tastaanzet F uit de tastsysteemtabel uit. De tastaanzet moet identiek zijn aan de kalibratieaanzet.
  3. De besturing trekt het tastsysteem met FMAX_PROBE met Q1118 RADIAL APPROACH PATH in het bewerkingsvlak terug.
  4. Als u de MODUS VEILIGE HOOGTE Q1125 met 0, 1 of 2 programmeert, positioneert de besturing het tastsysteem met FMAX_PROBE terug naar de veilige hoogte Q260.
  5. De besturing slaat de vastgestelde positie op in de volgende Q-parameters. Als Q1120 OVERNAMEPOSITION met de waarde 1 is gedefinieerd, schrijft de besturing de vastgestelde positie in de actieve regel van de referentiepunttabel.
  6. Basisprincipes van de tastcycli 14xx voor het vastleggen van een referentiepunt

Q-parameter
nummer

Betekenis

Q950 t/m Q952

Gemeten positie in de hoofd-, neven- en gereedschapsas

Q980 t/m Q982

Gemeten afwijking in de positie in de hoofd-, neven- en gereedschapsas

Q183

  • Werkstukstatus
  • -1 = niet gedefinieerd
  • 0 = goed
  • 1 = nabewerken
  • 2 = afkeur

Q970

Als u cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN hebt geprogrammeerd:

Maximale afwijking gerelateerd aan de nominale positie van het eerste tastpunt

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Bij de uitvoering van de tastcycli 444 en 14xx mogen de volgende coördinaattransformaties niet actief zijn: cyclus 8 SPIEGELEN, cyclus 11MAATFACTOR, cyclus 26 MAATFACTOR ASSPEC. en TRANS MIRROR. Er bestaat botsingsgevaar.
  1. Coördinatenomrekening vóór cyclusoproep terugzetten
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Deze cyclus is bedoeld voor L-vormige taststiften. Voor eenvoudige taststiften adviseert HEIDENHAIN de cyclus 1400 TASTEN POSITIE.
  • Cyclus 1400 TASTEN POSITIE

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

cyc1430_1

Q1100 1e nominale positie hoofdas?

Absolute nominale positie van de eerste tastpositie in de hoofdas van het bewerkingsvlak

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 alternatief ?, -, + of @

Q1101 1.nominale positie nevenas?

Absolute nominale positie van de eerste tastpositie in de nevenas van het bewerkingsvlak

Invoer: -99999.9999...+9999.9999 Als alternatief optionele invoer, zie Q1100

Q1102 1.Nominale positie GS-as?

Absolute nominale positie van de eerste tastpositie in de gereedschapsas

Invoer: -99999.9999...+9999.9999 Als alternatief optionele invoer, zie Q1100

Q372 Tastrichting (-3...+3)?

As in de richting waarvan moet worden getast. Met het voorteken definieert u of de besturing zich in positieve of negatieve richting verplaatst.

Invoer: –3, –2, –1, +1, +2, +3

Q336 Hoek voor spil-orientatie ?

Hoek waaronder de besturing het gereedschap vóór het tastproces oriënteert. Deze hoek werkt alleen bij het tasten in de gereedschapsas (Q372 = +/-3). De waarde werkt absoluut.

Invoer: 0...360

cyc1430_2

Q1118 Distance of radial approach?

Afstand tot de nominale positie waarop het tastsysteem zich in het bewerkingsvlak voorpositioneert en na het tasten terugtrekt.

Als Q372= +/-1: afstand is tegengesteld aan de tastrichting.

Als Q372= +/-2: afstand is tegengesteld aan de tastrichting.

Als Q372= +/-3: afstand is tegengesteld aan de spilhoek Q336.

De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...9999.9999

cyc1430_3

Q320 Veiligheidsafstand?

Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q260 Veilige hoogte?

Coördinaat in de gereedschapsas waarin een botsing tussen het tastsysteem en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF

Q1125 Verplaatsen naar veilige hoogte?

Positioneergedrag tussen de tastposities:

-1: niet naar veilige hoogte verplaatsen.

0, 1, 2: voor en na het tastpunt naar veilige hoogte verplaatsen. De voorpositionering gebeurt met FMAX_PROBE.

Invoer: –1, 0, +1, +2

Q309 Reactie bij tolerantiefout?

Reactie bij tolerantie-overschrijding:

0: bij tolerantie-overschrijding de programma-afloop niet onderbreken. De besturing opent geen venster met resultaten.

1: bij tolerantie-overschrijding de programma-afloop onderbreken. De besturing opent een venster met resultaten.

2: de besturing opent bij nabewerken geen venster met resultaten. De besturing opent bij actuele posities in het afkeurgedeelte een venster met resultaten en onderbreekt de programma-afloop.

Invoer: 0, 1, 2

Q1120 Positie voor overname?

Vastleggen of de besturing het actieve referentiepunt corrigeert:

0: geen correctie

1: correctie ten opzichte van het 1e tastpunt. Het actieve referentiepunt wordt met de afwijking van de nominale en actuele positie van het 1e tastpunt gecorrigeerd.

Invoer: 0, 1

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 TCH PROBE 1430 PROBE POSITION OF UNDERCUT ~

Q1100=+10

;1.PUNT HOOFDAS ~

Q1101=+25

;1E PUNT NEVENAS ~

Q1102=-15

;1.PUNT WZ-AS ~

Q372=+1

;TASTRICHTING ~

Q336=+0

;HOEK SPIL ~

Q1118=+20

;RADIAL APPROACH PATH ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+50

;VEILIGE HOOGTE ~

Q1125=+1

;MODUS VEILIGE HOOGTE ~

Q309=+0

;FOUTREACTIE ~

Q1120=+0

;OVERNAMEPOSITION