Cyclus 206 DRAADTAPPEN

ISO-programmering

G206

Toepassing

De schroefdraad wordt door de besturing in één of meerdere bewerkingen met voeding met lengtecompensatie getapt.

Cyclusverloop

  1. De besturing positioneert het gereedschap in de spilas in ijlgang met FMAX naar de ingevoerde veiligheidsafstand boven het werkstukoppervlak
  2. Het gereedschap verplaatst zich in één slag naar boordiepte
  3. Vervolgens wordt de rotatierichting van de spil omgekeerd en het gereedschap na de stilstandtijd naar de veiligheidsafstand teruggetrokken. Indien een 2e veiligheidsafstand is ingevoerd, verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX daarheen
  4. Op veiligheidsafstand wordt de spilrotatierichting opnieuw omgekeerd
 
Tip

Het gereedschap moet in een voeding met lengtecompensatie opgespannen zijn. De voeding met lengtecompensatie compenseert toleranties van aanzet en toerental tijdens de bewerking.

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u bij een cyclus de diepte positief invoert, keert de besturing de berekening van de voorpositionering om. Het gereedschap verplaatst zich in de gereedschapsas in ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Diepte negatief invoeren
  2. Met machineparameter displayDepthErr (nr. 201003) instellen of de besturing bij de invoer van een positieve diepte een foutmelding af dient te geven (on) of niet (off)
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Voor rechtse draad spil met M3 activeren, voor linkse draad met M4.
  • In cyclus 206 berekent de besturing de spoed op basis van het geprogrammeerde toerental en de in de cyclus gedefinieerde aanzet.
  • Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer deze kleiner is dan de DRAADDIEPTE Q201, komt de besturing met een foutmelding.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • Positioneerregel naar het startpunt (midden van de boring) van het bewerkingsvlak met radiuscorrectie R0 programmeren
  • Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing de cyclus niet uit.

Aanwijzing in combinatie met machineparameters

  • Met de machineparameter CfgThreadSpindle (nr. 113600) definieert u het volgende:
    • sourceOverride (nr. 113603):
      FeedPotentiometer (Default) (toerental-override is niet actief), de besturing past het toerental vervolgens overeenkomstig aan
      Spilpotentiometer (aanzet override is niet actief)
    • thrdWaitingTime (nr. 113601): deze tijd wordt gewacht bij de draadkern na spilstop
    • ThrdPreSwitch (nr. 113602): de spil wordt om deze tijd vóór het bereiken van de draadkern gestopt

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

8h000211

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Richtwaarde: 4x spoed

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q201 Draaddiepte ?

Afstand tussen werkstukoppervlak en draadkern. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q206 Aanzet diepteverplaatsing?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het schroefdraad tappen

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO

Q211 Stilstandstijd onder?

Waarde tussen 0 en 0,5 seconden invoeren, om te voorkomen dat het gereedschap zich tijdens het terugtrekken in het materiaal vastzet.

Invoer: 0...3600.0000 Alternatief PREDEF

Q203 Coörd. werkstukoppervlakte?

Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q204 2e veiligheidsafstand?

Afstand in de gereedschapsas tussen gereedschap en werkstuk (spanmiddel) waarbij een botsing is uitgesloten. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 206 DRAADTAPPEN ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q201=-18

;DRAADDIEPTE ~

Q206=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q211=+0

;STILSTANDSTIJD ONDER ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q204=+50

;2E VEILIGHEIDSAFST.

12 CYCL CALL

Aanzet bepalen: F = S x p

F:

aanzet mm/min)

S:

Spiltoerental (omw/min)

p:

spoed (mm)

Terugtrekken bij programma-onderbreking

Terugtrekken in de werkstand Automatische programma-afloop of modus regel voor regel

679843_57

  1. Als u het programma wilt onderbreken, de toets NC-stop selecteren
SF_6_Manuell_Verfahren

  1. HANDMATIG VERPL. selecteren
  2. Gereedschap in de actieve gereedschapsas terugtrekken
SF_6_Position_Anfahren

  1. Om het programma voort te zetten, POSITIE BENADEREN selecteren
  2. Er wordt een venster geopend. Hier toont de besturing de asvolgorde en de doelpositie, actuele positie en restweg.
679843_56

  1. Toets NC start selecteren
  2. De besturing verplaatst het gereedschap naar de diepte waarop is gestopt.
  3. Om het programma voort te zetten, nogmaals NC start selecteren
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u bij het terugtrekken het gereedschap in plaats van bijv. in positieve richting, in negatieve richting verplaatst, bestaat er botsingsgevaar.
  1. U hebt bij het terugtrekken de mogelijkheid om het gereedschap in positieve en negatieve richting van de gereedschapsas te verplaatsen
  2. Maak u vóór het terugtrekken bewust in welke richting het gereedschap uit de boring verplaatst moet worden