ISO-programmering
G800
G800
Raadpleeg uw machinehandboek!
Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.
De cyclus is afhankelijk van de machine.
Om een draaibewerking te kunnen uitvoeren, moet u het gereedschap in een geschikte positie ten opzichte van de rotatiepspil brengen. Hiervoor kunt u de cyclus 800 DRAAISYST. AANPASSEN gebruiken.
Bij de draaibewerking is de invalshoek tussen gereedschap en rotatiespil belangrijk om bijvoorbeeld contouren met ondersnijdingen te kunnen bewerken. In cyclus 800 beschikt u over diverse mogelijkheden om het coördinatensysteem voor een schuine bewerking te positioneren:
Als de freesspilas en de rotatiespilas parallel aan elkaar zijn uitgelijnd, kunt u met de precessiehoek Q497 een willekeurige rotatie van het coördinatensysteem om de spilas (Z-as) definiëren. Dit kan nodig zijn wanneer u het gereedschap door gebrek aan ruimte in een bepaalde positie moet brengen of wanneer u een bewerkingsproces beter in de gaten wilt houden. Als de assen van de rotatiespil en freesspil niet parallel zijn uitgelijnd, zijn er slechts twee precessiehoeken zinvol voor de bewerking. De besturing selecteert de hoek die het dichtst bij de invoerwaarde Q497 ligt.
Cyclus 800 positioneert de freesspil zodanig dat de snijkant van het gereedschap ten opzichte van de draaicontour is uitgelijnd. Daarbij kunt u het gereedschap ook gespiegeld (GEREEDSCHAP OMKEREN Q498) gebruiken, waardoor de freesspil 180° versprongen wordt gepositioneerd. Zo kunt u een gereedschap zowel voor bewerkingen aan de binnenzijde als aan de buitenzijde gebruiken. Positioneer de snijkant van het gereedschap op het midden van de rotatiespil met een verplaatsingsregel, bijv. L Y+0 R0 FMAX.
In sommige gevallen is het niet mogelijk een werkstuk zodanig op te spannen, dat de as van het rotatiecentrum met de as van de rotatiespil in één lijn ligt. Dit is bijv. bij grote of niet-rotatiesymmetrische werkstukken het geval. Met de functie Excentrisch draaien Q535 in cyclus 800 kunt u toch draaibewerkingen uitvoeren.
Bij excentrisch draaien worden meerdere lineaire assen aan de rotatiespil gekoppeld. De besturing compenseert de excentriciteit door een cirkelvormige compensatiebeweging met de gekoppelde lineaire assen.
Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.
Bij hoge toerentallen en grote excentriciteit zijn hoge aanzetten van de lineaire assen nodig om de bewegingen synchroon uit te voeren. Als deze aanzetten niet kunnen worden aangehouden, raakt de contour beschadigd. De besturing komt daarom met een waarschuwing wanneer 80% van een maximale assnelheid of versnelling wordt overschreden. Reduceer in dit geval het toerental.
Met cyclus 800 DRAAISYST. AANPASSEN: de besturing lijnt het werkstukcoördinatensysteem uit en oriënteert het gereedschap dienovereenkomstig. Cyclus 800 is actief totdat deze door cyclus 801 wordt teruggezet of totdat cyclus 800 opnieuw wordt gedefinieerd. Sommige cyclusfuncties van cyclus 800 worden bovendien door andere factoren gereset:
De fabrikant van de machine bepaalt de configuratie van uw machine. Wanneer bij deze configuratie de gereedschapsspil als as in de kinematica is gedefinieerd, werkt de aanzet-potentiometer bij bewegingen met cyclus 800.
De machinefabrikant kan een raster voor de positionering van de gereedschapsspil configureren.
Rekening houden met rotatie-assen voor de bewerking met M138
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Q497 Precessiehoek? Hoek waaronder de besturing het gereedschap uitricht. Invoer: 0.0000...359.9999 | |
Q498 GS omkeren (0=nee/1=ja)? Gereedschap voor bewerking aan de binnen-/buitenzijde spiegelen. Invoer: 0, 1 | |
Q530 Schuine bewerking? Zwenkassen voor schuine bewerking positioneren: 0: zwenkaspositie handhaven (as moet eerst gepositioneerd zijn) 1: zwenkas automatisch positioneren en de gereedschapspunt daarbij corrigeren (MOVE). De relatieve positie tussen werkstuk en gereedschap wordt niet gewijzigd. De besturing voert met de lineaire assen een compensatiebeweging uit 2: zwenkas automatisch positioneren zonder de gereedschapspunt te corrigeren (TURN) 3: plaats de zwenkas niet. Positioneer de zwenkassen in een volgende, afzonderlijke positioneerregel (STAY). De besturing slaat de positiewaarden in de parameters Q120 (A-as), Q121 (B-as) en Q122 (C-as) Invoer: 0, 1, 2, 3 | |
Q531 Instelhoek? Invalshoek voor uitlijning van het gereedschap Invoer: –180...+180 | |
Q532 Aanzet positioneren? Verplaatsingssnelheid van de zwenkas bij automatisch positioneren Invoer: 0.001...99999.999 alternatief FMAX | |
Q533 Voorkeursrichting instelhoek? 0: oplossing die het kortst verwijderd is van de huidige positie -1: oplossing in het bereik tussen 0° en -179,9999° +1: oplossing in het bereik tussen 0° en +180° -2: oplossing in het bereik tussen -90° en -179,9999° +2: oplossing tussen +90° en +180° Invoer: -2, -1, 0, +1, +2 | |
Q535 Excentrisch draaien? Assen voor de excentrische draaibewerking koppelen: 0: ontkoppelen van de as opheffen 1: askoppelingen activeren. Het rotatiecentrum bevindt zich in het actieve referentiepunt 2: askoppelingen activeren. Het rotatiecentrum bevindt zich in het actieve nulpunt 3: askoppelingen niet wijzigen Invoer: 0, 1, 2, 3 | |
Q536 Excentrisch draaien zonder stop? Programma-afloop vóór de askoppeling onderbreken: 0: stop voor nieuwe askoppeling. De besturing opent in de gestopte toestand een venster waarin de mate van excentriciteit en de maximale uitwijking van de afzonderlijke assen worden weergegeven. Vervolgens kunt u de bewerking met NC start voortzetten of ANNULEREN selecteren 1: askoppeling zonder vorige stop Invoer: 0, 1 | |
Q599 resp. QS599 Terugtrekbaan/macro? Terugtrekken vóór het uitvoeren van positioneringen in de rotatie-as of gereedschapsas: 0: geen retourloop -1: maximale retourloop met M140 MB MAX, zie In de gereedschapsas terugtrekken met M140 > 0: baan voor terugtrekken in mm of inch "...": pad voor een NC-programma dat als gebruikersmacro moet worden opgeroepen. Invoer: -1...9999 Bij invoer van tekst max. 255 tekens als alternatief QS-parameters |
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 CYCL DEF 800 DRAAISYST. AANPASSEN ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|
De gebruikersmacro is nog een NC-programma.
Een gebruikersmacro bevat een reeks van meerdere instructies. Met behulp van een macro kunt u meerdere NC-functies definiëren die de besturing uitvoert. Als gebruiker maakt u macro's als NC-programma.
De werking van macro's komt overeen met die van opgeroepen NC-programma's, bijv. met de functie PGM CALL. U definieert de macro als NC-programma met het bestandstype *.h of *.i.
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
0 BEGIN PGM RET MM | |
1 FUNCTION RESET TCPM | ; TCPM terugzetten |
2 L Z-1 R0 FMAX M91 | ; verplaatsing met M91 |
3 FN 10: IF +Q533 NE +0 GOTO LBL "DEF_DIRECTION" | ; wanneer Q533 (voorkeursrichting uit cyclus 800) niet gelijk is aan 0, sprong naar LBL "DEF_DIRECTION" |
4 FN 18: SYSREAD QL1 = ID240 NR1 IDX4 | ; systeemgegevens lezen (nominale positie in REF-systeem) en in QL1 opslaan |
5 QL0 = 500 * SGN QL1 | ; SGN = voorteken controleren |
6 FN 9: IF +0 EQU +0 GOTO LBL "MOVE" | ; sprong naar LBL MOVE |
7 LBL "DIRECTION" | |
8 QL0 = 500 * SGN Q533 | ; SGN = voorteken controleren |
9 LBL "MOVE" | |
10 L X-500 Y+QL0 R0 FMAX M91 | ; terugtrekbeweging met M91 |
11 END PGM RET MM |