Met de functie TABDATA WRITE schrijft u een waarde van een Q-parameter in een tabel.
Na een tastsysteemcyclus kunt u de functie TABDATA WRITE bijv. gebruiken om een vereiste gereedschapscorrectie in de correctietabel in te voeren.
Met de functie TABDATA WRITE schrijft u een waarde van een Q-parameter in een tabel.
Na een tastsysteemcyclus kunt u de functie TABDATA WRITE bijv. gebruiken om een vereiste gereedschapscorrectie in de correctietabel in te voeren.
Afhankelijk van het kolomtype dat u beschrijft, kunt u Q, QL, QR of QS als overdrachtparameters gebruiken.
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 TABDATA WRITE CORR-TCS COLUMN "DR" KEY "3" = Q1 | Waarde uit Q1 in regel 5, kolom DR van de correctietabel schrijven |
De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:
Syntaxiselement | Betekenis |
---|---|
TABDATA | Syntaxisopener voor toegang tot tabelwaarden |
WRITE | Tabelwaarde schrijven |
CORR-TCS, CORR-WPL of PRESET | Waarde in een correctietabel *.tco of *.wco of in de referentiepunttabel schrijven |
COLUMN | Kolomnaam Vaste of variabele naam |
KEY | Regelnummer Vaste of variabele naam |
Q/QL/QR of QS | Type variabele en nummer dat de te schrijven waarde bevat |