Cyclus 20 CONTOURDATA

ISO-programmering

G120

Toepassing

In cyclus 20 voert u bewerkingsinformatie voor de subprogramma's met de deelcontouren in.

Instructies

  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Cyclus 20 is DEF-actief, d.w.z. dat cyclus 20 vanaf zijn definitie in het NC-programma actief is.
  • De in cyclus 20 ingevoerde bewerkingsinformatie geldt voor de cycli 21 tot 24.
  • Wanneer de SL-cycli in Q-parameterprogramma's toegepast worden, mogen de parameters Q1 t/m Q20 niet als programmaparameters worden gebruikt.
  • Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing deze cyclus op diepte = 0 uit.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

8H000123

Q1 Freesdiepte?

Afstand werkstukoppervlak tot de bodem van de kamer. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q2 Factor baanoverlapping?

Q2 x gereedschapsradius levert de zijdelingse verplaatsing k op.

Invoer: 0.0001...1.9999

Q3 Overmaat voor kantnabewerking?

Overmaat voor nabewerking in het bewerkingsvlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q4 Overmaat voor dieptenabewerking?

Overmaat voor nabewerking voor de diepte. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q5 Coörd. werkstukoppervlakte?

Absolute coördinaten van het werkstukoppervlak

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q6 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen kopvlak van het gereedschap en het werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q7 Veilige hoogte?

Hoogte waarop een botsing met het werkstuk uitgesloten is (voor tussenpositionering en terugtrekken aan het einde van de cyclus). De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

8H000124

Q8 Binnenafrondingsradius?:

Afrondingsradius op binnen"hoeken"; ingevoerde waarde is gerelateerd aan de middelpuntsbaan van het gereedschap en wordt toegepast om soepeler tussen contourelementen te kunnen verplaatsen.

Q8 is geen radius die de besturing als afzonderlijk contourelement tussen geprogrammeerde elementen invoegt!

Invoer: 0...99999,9999

Q9 Rot.richting? met de klok mee=-1

Bewerkingsrichting voor kamers

Q9 = -1 tegenlopend voor kamer en eiland

Q9 = +1 meelopend voor kamer en eiland

Invoer: –1, 0, +1

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 20 CONTOURDATA ~

Q1=-20

;FREESDIEPTE ~

Q2=+1

;BAANOVERLAPPING ~

Q3=+0.2

;OVERMAAT ZIJKANT ~

Q4=+0.1

;OVERMAAT DIEPTE ~

Q5=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q6=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q7=+50

;VEILIGE HOOGTE ~

Q8=+0

;AFRONDINGSRADIUS ~

Q9=+1

;ROTATIERICHTING