Cyclus 39 CYL. MANTEL CONTOUR (optie #8)

ISO-programmering

G139

Toepassing

 
Machine

Raadpleeg uw machinehandboek!

Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.

zylinder_39_1

Met deze cyclus kunt u een contour op de mantel van een cilinder maken. De contour definieert u daarvoor op de uitslag van een cilinder. De besturing stelt het gereedschap bij deze cyclus zo in, dat de wand van de gefreesde contour bij actieve radiuscorrectie parallel aan de cilinderas verloopt.

De contour wordt in een subprogramma beschreven dat met behulp van cyclus 14 CONTOUR wordt vastgelegd.

In het subprogramma beschrijft u de contour altijd met de coördinaten X en Y, ongeacht over welke rotatie-assen uw machine beschikt. De contourbeschrijving is dus onafhankelijk van uw machineconfiguratie. Als baanfuncties zijn L, CHF, CR, RND en CT beschikbaar.

In tegenstelling tot de cycli 28 en 29 definieert u in het contoursubprogramma de werkelijk aan te brengen contour.

Cyclusverloop

  1. De besturing positioneert het gereedschap boven het startpunt van de bewerking. Het startpunt legt de besturing op een gereedschapsdiameter afstand naast het eerste in het contour-subprogramma gedefinieerde punt
  2. Vervolgens verplaatst de besturing het gereedschap loodrecht naar de eerste diepte-instelling. De benadering vindt tangentieel of op een rechte met freesaanzet Q12 plaats. Eventueel wordt er rekening gehouden met de overmaat voor kantnabewerking. (De benaderingswijze is afhankelijk van machineparameter apprDepCylWall (nr. 201004))
  3. Bij de eerste diepte-instelling freest het gereedschap met freesaanzet Q12 langs de contour totdat de gedefinieerde aaneengesloten contour is voltooid
  4. Daarna verplaatst het gereedschap zich tangentieel van de damwand af, terug naar het startpunt van de bewerking
  5. De stappen 2 t/m 4 worden herhaald totdat de geprogrammeerde freesdiepte Q1 is bereikt
  6. Ten slotte verplaatst het gereedschap zich in de gereedschapsas terug naar veilige hoogte
 
Tip

De cilinder moet in het midden van de rondtafel opgespannen zijn. Stel het referentiepunt in op het middelpunt van de rondtafel.

Instructies

 
Machine

Deze cyclus voert een schuine bewerking uit. Om deze cyclus te kunnen uitvoeren, moet de eerste machineas onder de machinetafel een rotatieas zijn. Bovendien moet het gereedschap loodrecht op het mantelvlak gepositioneerd kunnen worden.

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer de spil bij de cyclusoproep niet is ingeschakeld, kan een botsing optreden.
  1. Met machineparameter displaySpindleErr (nr. 201002) on/off stelt u in of de besturing een foutmelding weergeeft wanneer de spil niet is ingeschakeld
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • De spilas moet bij de cyclusoproep loodrecht op de as van de rondtafel staan.
 
Tip
  • Let erop dat het gereedschap aan de zijkant voldoende ruimte heeft voor het benaderen en verlaten.
  • De bewerkingstijd kan langer worden wanneer de contour uit veel niet-tangentiële contourelementen bestaat.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • In de eerste NC-regel van het contour-subprogramma moeten altijd de beide cilindermantelcoördinaten geprogrammeerd worden.
  • Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing de cyclus niet uit.
  • De veiligheidsafstand moet groter zijn dan de gereedschapsradius.
  • Wanneer u lokale Q-parameters QL in een contoursubprogramma gebruikt, moet u deze ook binnen het contoursubprogramma toewijzen of berekenen.

Aanwijzing in combinatie met machineparameters

  • Met de machineparameter apprDepCylWall (nr. 201004) definieert u de benadering:
    • CircleTangential: tangentieel benaderen en verlaten uitvoeren
    • LineNormal: de verplaatsing naar het startpunt van de contour vindt plaats op een rechte

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q1 Freesdiepte?

Afstand tussen cilindermantel en bodem van de contour. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q3 Overmaat voor kantnabewerking?

Overmaat voor nabewerking in het vlak van de manteluitslag. De overmaat werkt in de richting van de radiuscorrectie. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q6 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen kopvlak van het gereedschap en cilindermantelvlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF

Q10 Diepteverplaatsing?

Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q11 Aanzet diepteverplaatsing?

Aanzet bij verplaatsingen in de spilas

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q12 Aanzet uitruimen?

Aanzet bij verplaatsingen in het bewerkingsvlak

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q16 Cilinderradius?

Radius van de cilinder waarop de contour bewerkt moet worden.

Invoer: 0...99999,9999

Q17 Maateenheid ? graden=0 MM/INCH=1

Coördinaten van de rotatie-as in het subprogramma in graden of mm (inch) programmeren.

Invoer: 0, 1

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 39 CYL. MANTEL CONTOUR ~

Q1=-20

;FREESDIEPTE ~

Q3=+0

;OVERMAAT ZIJKANT ~

Q6=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q10=-5

;DIEPTEVERPLAATSING ~

Q11=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q12=+500

;AANZET UITRUIMEN ~

Q16=+0

;RADIUS ~

Q17=+0

;MAATEENHEID