Met behulp van de werkstand Programma-afloop kunt u werkstukken maken, waarbij de besturing bijvoorbeeld NC-programma's naar keuze doorlopend of regelgewijs afwerkt.
Pallettabellen werkt u ook in deze bedrijfsmodus af.
Met behulp van de werkstand Programma-afloop kunt u werkstukken maken, waarbij de besturing bijvoorbeeld NC-programma's naar keuze doorlopend of regelgewijs afwerkt.
Pallettabellen werkt u ook in deze bedrijfsmodus af.
Basisprincipes van het programmeren
Palletbewerking en opdrachtenlijsten
De volgende inhoud geldt ook voor pallettabellen en opdrachtenlijsten.
Wanneer u een NC-programma opnieuw hebt geselecteerd of volledig hebt uitgevoerd, staat de cursor aan het begin van het programma.
Wanneer u de bewerking bij een andere NC-regel start, moet u de NC-regel eerst met Regelsprong selecteren.
Binnenkomst in het programma met regelsprong
De besturing bewerkt NC-programma's standaard in de werkstand Automatische programma-afloop met de toets NC-start. in deze werkstand voert de besturing het NC-programma uit t/m het einde van het programma of tot een handmatige resp. geprogrammeerde onderbreking.
In de modus Regel voor regel start u elke NC-regel apart met de toets NC-start.
De besturing toont de status van de uitvoering met het symbool STIB in het statusoverzicht.
Statusoverzicht van de TNC-balk
Globale programma-instellingen GPS (optie #44)
Werkgebied Procesbewaking (optie #168)
Als u een pallettabel opent, toont de besturing het werkgebied Opdrachtenlijst. Deze werkgebieden kunt u niet wijzigen.
De werkstand Programma-afloop bevat de volgende symbolen en knoppen:
Symbool of knop | Betekenis |
---|---|
Bestand openen Met Bestand openen kunt u een bestand openen, bijvoorbeeld een NC-programma. Wanneer u een nieuw bestand opent, sluit de besturing het op dat moment geselecteerde bestand. | |
Uitvoeringscursor De uitvoeringscursor toont welke NC-regel op dat moment wordt afgewerkt of voor afwerking is gemarkeerd. | |
Regel voor regel | Wanneer de schakelaar actief is, start u de bewerking van elke NC-regel afzonderlijk met de toets NC-start. Als de modus regel voor regel actief is, verandert het symbool van de werkstand in de besturingsbalk. |
Q-info | De besturing opent het venster Q-parameterlijst waarin u de actuele waarden en beschrijvingen van de variabelen kunt bekijken en bewerken. |
Correctietabellen |
|
GOTO cursor | De besturing markeert de op dat moment geselecteerde tabelregel voor de afwerking. Alleen bij geopende pallettabel actief (optie #22) |
F gelimiteerd | U activeert of deactiveert de aanzetbegrenzing voor de Functional Safety FS. Alleen bij machines met Functional Safety FS. |
AFC | U kunt de adaptieve aanzetregeling in- of uitschakelen AFC (optie #45). |
AFC-instellingen |
|
ACC | Als de schakelaar actief is, activeert de controller de actieve chatter-onderdrukking ACC (optie #145). |
FMAX | U activeert een aanzetbegrenzing en definieert de waarde. |
Stoppunten |
U activeert een aanzetbegrenzing en definieert de waarde. Wanneer de schakelaar actief is, werkt de besturing de met / verborgen NC-regels niet af. Wanneer de schakelaar actief is, grijs worden de NC-regels die overgeslagen moeten worden, door de besturing grijs weergegeven. Wanneer de schakelaar actief is, stopt de besturing de afwerking bij elke volgende NC-regel met M1. Overzicht van additionele functies Wanneer de schakelaar niet actief is, grijs geeft de besturing het syntaxiselement M1 weer. |
Verbergregel | Wanneer de schakelaar actief is, werkt de besturing de met / verborgen NC-regels niet af. Wanneer de schakelaar actief is, grijs worden de NC-regels die overgeslagen moeten worden, door de besturing grijs weergegeven. |
Stop bij M1 | Wanneer de schakelaar actief is, stopt de besturing de afwerking bij elke volgende NC-regel met M1. Overzicht van additionele functies Wanneer de schakelaar niet actief is, grijs geeft de besturing het syntaxiselement M1 weer. |
GOTO regelnummer | Een NC-regel voor het afwerken markeren, zonder rekening te houden met de vorige NC-regels |
Handmatig verplaatsen | Tijdens een onderbreking van de programma-afloop kunt u de assen handmatig verplaatsen. Wanneer Handmatig verplaatsen actief is, verandert het symbool van de werkstand in de besturingsbalk. |
Bewerken | Als de schakelaar actief is, kunt u de pallettabel bewerken. Alleen bij geopende pallettabel actief |
3D ROT | Tijdens een onderbreking van de programma-afloop bij gezwenkt bewerkingsvlak kunnen de assen handmatig worden verplaatst (optie #8). |
Positie benaderen | Opnieuw benaderen van de contour na het handmatig verplaatsen van de machine-assen tijdens een onderbreking |
Regelsprong | Met de functie Regelsprong kunt u de bewerking starten vanaf een willekeurige NC-regel. De besturing houdt rekenkundig met het NC-programma rekening tot aan deze NC-regel, bijvoorbeeld of de spil met M3 is ingeschakeld. |
Openen in de editor | De besturing opent het actieve NC-programma in de werkstand Programmeren, ook opgeroepen NC-programma's. Alleen bij geopend NC-programma actief |
Interne stop | Wanneer een NC-programma door een fout of een stop is onderbroken, activeert de besturing deze knop. Met deze knop kunt u de programma-afloop afbreken. |
Programma terugzetten | Wanneer u Interne stop selecteert, activeert de besturing deze knop. De besturing plaatst de cursor aan het begin van het programma en zet naast de modaal werkende programma-informatie ook de programma-runtime terug. |
Met de knop FMAX kunt u de aanzetsnelheid voor alle werkstanden reduceren. De reductie geldt voor alle ijlgang- en aanzetbewegingen. De door u ingevoerde waarde blijft na een herstart actief.
De knop FMAX is in de toepassing MDI en in de werkstand Programmeren beschikbaar.
Wanneer u de knop FMAX in de functiebalk selecteert, opent de besturing het venster Aanzet FMAX.
Wanneer een aanzetbegrenzing actief is, laat de besturing de knop FMAX in kleur oplichten en toont de gedefinieerde waarde. In de werkgebieden Posities en Status toont de besturing de aanzet oranje.
U deactiveert de aanzetbegrenzing door in het venster Aanzet FMAX de waarde 0 in te voeren.
De besturing breekt bij belangrijke fouten de programma-afloop automatisch af, bijv. bij een cyclusoproep met stilstaande spil.
Meldingsmenu van de informatiebalk
Wanneer in de modus Regel voor regel of de toepassing MDI wordt afgewerkt, gaat de besturing na elke afgewerkte NC-regel naar de onderbroken toestand.
De besturing toont de actuele toestand van de programma-afloop met het symbool STIB.
Statusoverzicht van de TNC-balk
Na een stop met de toets NC-stop of een geprogrammeerde onderbreking kunt u de programma-afloop met de toets NC-start voortzetten.
Na een programmaonderbreking met Interne stop moet u de programma-afloop aan het begin van het NC-programma beginnen of de functie Regelsprong gebruiken.
Na een onderbreking van de programma-afloop in een subprogramma of herhaling van een programmadeel moet u de functie Regelsprong gebruiken om opnieuw te kunnen beginnen.
De besturing gebruikt de gegevens voor het opnieuw benaderen van de contour met de knop Positie benaderen.
Opnieuw benaderen van de contour
De opgeslagen gegevens blijven tot het resetten actief, bijv. door een programmakeuze.
Binnenkomst in het programma met regelsprong
Afkorting | Definitie |
---|---|
GPS (global program settings) | Globale programma-instellingen |
ACC (active chatter control) | Actieve chatter-onderdrukking |