ISO-programmering
G482
G482
Raadpleeg uw machinehandboek!
Voor het meten van de gereedschapsradius programmeert u de tastcyclus 32 of 482 (Verschillen tussen de cycli 30 t/m 33 en 480 t/m 483). Via invoerparameters kunt u de gereedschapsradius op twee manieren bepalen:
Het te meten gereedschap wordt door de besturing aan de zijkant van de tastkop voorgepositioneerd. Het kopvlak van de frees bevindt zich daarbij onder de bovenkant van de tastkop zoals in offsetToolAxis (nr. 122707) is vastgelegd. De besturing tast radiaal met roterend gereedschap. Wanneer ook een meting van de afzonderlijke snijkanten moet worden uitgevoerd, worden de radiussen van alle snijkanten met behulp van spiloriëntatie gemeten.
Let op de procedure bij het instellen van een slijpgereedschap
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Q340 Modus gereedschapsmeting (0-2)? Vastleggen of en hoe de gemeten gegevens in de gereedschapstabel moeten worden ingevoerd. 0: de gemeten gereedschapsradius wordt in de gereedschapstabel TOOL.T in geheugen R opgeslagen en de gereedschapscorrectie DR=0 wordt ingesteld. Als in TOOL.T al een waarde is vastgelegd, wordt deze overschreven. 1: De gemeten gereedschapsradius wordt met de gereedschapsradius R uit TOOL.T vergeleken. De besturing berekent de afwijking en voert deze afwijking als deltawaarde DR in TOOL.T in. De afwijking is bovendien beschikbaar in Q-parameter Q116. Indien de deltawaarde hoger is dan de voor de gereedschapsradius toelaatbare slijt- of breuktolerantie, blokkeert de TNC het gereedschap (status L in TOOL.T) 2: De gemeten gereedschapsradius wordt met de gereedschapsradius uit TOOL.T vergeleken. De besturing berekent de afwijking en slaat deze op in Q-parameter Q116. Er wordt geen gegeven ingevoerd in de gereedschapstabel onder R of DR. Invoer: 0, 1, 2 | |
Q260 Veilige hoogte? Positie in de spilas invoeren waarbij een botsing met werkstukken of spanmiddelen uitgesloten is. De veilige hoogte is gerelateerd aan het actieve referentiepunt van het werkstuk. Wanneer de veilige hoogte zo klein is ingevoerd, dat de gereedschapspunt onder de bovenkant van de schotel zou komen te liggen, positioneert de besturing het gereedschap automatisch boven de schotel (veiligheidszone uit safetyDistStylus). Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q341 Snijkanten meten? 0=nee/1=ja Vastleggen of een meting van de afzonderlijke snijkanten uitgevoerd moet worden (maximaal 20 snijkanten meetbaar) Invoer: 0, 1 |
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 TOOL CALL 12 Z | ||
12 TCH PROBE 482 GEREEDSCH.-RADIUS ~ | ||
| ||
| ||
|
Cyclus 32 bevat een extra parameter:
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Parameternr. voor resultaat? Parameternummer waaronder de besturing de status van de meting opslaat: 0,0: gereedschap binnen de tolerantie 1,0: gereedschap is versleten (RTOL overschreden) 2,0: gereedschap is gebroken (RBREAK overschreden) Wanneer het meetresultaat niet binnen het NC-programma verder verwerkt moet worden, dialoogvraag met de toets NO ENT bevestigen Invoer: 0...1999 |
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 TOOL CALL 12 Z |
12 TCH PROBE 32.0 GEREEDSCH.-RADIUS |
13 TCH PROBE 32.1 CONTROLEREN:0 |
14 TCH PROBE 32.2 HOOGTE:+120 |
15 TCH PROBE 32.3 SNIJKANTEN METEN:0 |
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 TOOL CALL 12 Z |
12 TCH PROBE 32.0 GEREEDSCH.-RADIUS |
13 TCH PROBE 32.1 CONTROLEREN:1 Q5 |
14 TCH PROBE 32.2 HOOGTE:+120 |
15 TCH PROBE 32.3 SNIJKANTEN METEN:1 |