ISO-programmering
G220
G220
Met deze cyclus definieert u een puntenpatroon als volledige cirkel of als steekcirkel. Deze dient voor een vooraf gedefinieerde bewerkingscyclus.
Volgorde:
Wanneer u deze cyclus in de werkstand Programma-afloop / Regel voor regel uitvoert, stopt de besturing tussen de punten van een puntenpatroon.
Voorbeeld: wordt in een NC-programma cyclus 200 met Q203=0 gedefinieerd en daarna een cyclus 220 met Q203=-5 geprogrammeerd, dan wordt bij de volgende CYCL CALL en M99-oproepen Q203=-5 gebruikt. De cycli 220 en 221 overschrijven de bovengenoemde parameters van de CALL-actieve bewerkingscycli (wanneer in beide cycli dezelfde invoerparameters voorkomen).
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Q216 Midden 1e as? Middelpunt steekcirkel in de hoofdas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q217 Midden 2e as? Middelpunt steekcirkel in de nevenas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q244 Diameter steekcirkel? Diameter van de steekcirkel Invoer: 0...99999,9999 | |
Q245 Starthoek? Hoek tussen de hoofdas van het bewerkingsvlak en het startpunt van de eerste bewerking op de steekcirkel. De waarde werkt absoluut. Invoer: -360.000...+360.000 | |
Q246 Eindhoek? Hoek tussen de hoofdas van het bewerkingsvlak en het startpunt van de laatste bewerking op de steekcirkel (geldt niet voor volledige cirkels); de eindhoek ongelijk aan de starthoek invoeren; wanneer de eindhoek groter dan de starthoek is ingevoerd, moet er tegen de klok in bewerkt worden, anders bewerking met de klok mee. De waarde werkt absoluut. Invoer: -360.000...+360.000 | |
Q247 Hoekstap? Hoek tussen twee bewerkingen op de steekcirkel; wanneer de hoekstap gelijk aan nul is, berekent de besturing de hoekstap uit de starthoek, de eindhoek en het aantal bewerkingen; wanneer een hoekstap ingevoerd is, houdt de besturing geen rekening met de eindhoek; het voorteken van de hoekstap legt de bewerkingsrichting vast (– = met de klok mee). De waarde werkt incrementeel. Invoer: -360.000...+360.000 | |
Q241 Aantal bewerkingen? Aantal bewerkingen op de steekcirkel Invoer: 1...99999 | |
Q200 Veiligheidsafstand? Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q203 Coörd. werkstukoppervlakte? Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |
Q204 2e veiligheidsafstand? Afstand in de gereedschapsas tussen gereedschap en werkstuk (spanmiddel) waarbij een botsing is uitgesloten. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q301 Verpl. veiligheidshoogte (0/1)? Vastleggen hoe het gereedschap zich tussen de bewerkingen moet verplaatsen: 0: tussen de bewerkingen naar veiligheidsafstand verplaatsen 1: tussen de bewerkingen naar 2e veiligheidsafstand verplaatsen Invoer: 0, 1 | |
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 CYCL DEF 220 PATROON OP CRKL ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
12 CYCL CALL |