Geïndexeerd gereedschap

Toepassing

Met behulp van een geïndexeerd gereedschap kunt u voor een fysiek aanwezig gereedschap meerdere verschillende gereedschapsgegevens vastleggen. Hierdoor kunt u door het NC-programma een bepaald punt op het gereedschap voeren dat niet absoluut aan de maximale gereedschapslengte hoeft te voldoen.

Functiebeschrijving

Gereedschappen met meerdere lengten en radiussen kunt u niet in een tabelregel van het gereedschapsbeheer definiëren. U hebt extra tabelregels nodig met de volledige definities van de geïndexeerde gereedschappen. Uitgaande van de maximale gereedschapslengte benaderen de lengten van de geïndexeerde gereedschappen het referentiepunt van de gereedschapshouder met oplopende index.

Referentiepunt gereedschapshouder

Geïndexeerd gereedschap aanmaken

  • Voorbeelden van toepassing van geïndexeerd gereedschap:
  • Getrapte boren
  • De gereedschapsgegevens van het hoofdgereedschap bevatten de punt van de boor, wat overeenkomt met de maximale lengte. De stappen van het gereedschap definieert u als geïndexeerd gereedschap. HIerdoor komen de lengtes overeen met de werkelijke maten van het gereedschap.

  • NC-aanboorbeitel
  • Met het hoofdgereedschap definieert u de theoretische punt van het gereedschap als maximale lengte. Hiermee kunt u bijvoorbeeld centreren. Met het geïndexeerde gereedschap definieert u een punt langs de snijkant van het gereedschap. Hiermee kunt u bijvoorbeeld ontbramen.

  • Scheidingsfrees of T-sleuffrees
  • Met het hoofdgereedschap definieert u het onderste punt van de snijkant van het gereedschap, wat overeenkomt met de maximale lengte. Met het geïndexeerde gereedschap definieert u het bovenste punt van de gereedschapssnijkant. Wanneer u het geïndexeerde gereedschap voor het scheiden gebruikt, kunt u direct de opgegeven werkstukhoogte programmeren.

Geïndexeerd gereedschap aanmaken

  1. U maakt een geïndexeerd gereedschap als volgt aan:
TablesMainIcon

  1. Werkstand Tabellen selecteren

  1. Gereedschapsbeheer selecteren
SF_3_Editieren

  1. Bewerken activeren
  2. De besturing schakelt het gereedschapsbeheer voor bewerking vrij.
SF_3_Werkzeug_einfuegen

  1. Gereedschap invoegen selecteren
  2. De besturing opent het aparte venster Gereedschap invoegen.

  1. Gereedschapstype definiëren
  2. Gereedschapsnummer van het hoofdgereedschap definiëren, bijvoorbeeld T5
SF_4_24_11_GO_TO_OK

  1. OK selecteren
  2. De besturing voegt de tabelregel 5 in.

  1. Alle benodigde gereedschapsgegevens definiëren, inclusief de maximale gereedschapslengte
  2. Gereedschapsgegevens voor de gereedschapstypes

SF_3_Werkzeug_einfuegen

  1. Gereedschap invoegen selecteren
  2. De besturing opent het aparte venster Gereedschap invoegen.

  1. Gereedschapstype definiëren
  2. Gereedschapsnummer van het geïndexeerde gereedschap definiëren, bijvoorbeeld T5.1
  3.  
    Tip

    U definieert een geïndexeerd gereedschap met het gereedschapsnummer van het hoofdgereedschap en een index na het punt.

SF_4_24_11_GO_TO_OK

  1. OK selecteren
  2. De besturing voegt de tabelregel 5.1 in.

  1. Alle benodigde gereedschapsgegevens definiëren
  2. Gereedschapsgegevens voor de gereedschapstypes

     
    Tip

    De besturing neemt geen gegevens van het hoofdgereedschap over!

    Uitgaande van de maximale gereedschapslengte benaderen de lengten van de geïndexeerde gereedschappen het referentiepunt van de gereedschapshouder met oplopende index.

    Referentiepunt gereedschapshouder

Instructies

  • De besturing beschrijft enkele parameters automatisch, bijvoorbeeld de actuele standtijd CUR_TIME. Deze parameters beschrijft de besturing voor elke tabelregel afzonderlijk.
  • Gereedschapstabel tool.t

  • U hoeft indexen niet doorlopend aan te maken. U kunt bijvoorbeeld de gereedschappen T5, T5.1 en T5.3 aanmaken.
  • U kunt maximaal negen geïndexeerde gereedschappen toevoegen aan elk hoofdgereedschap.
  • Wanneer u een zustergereedschap RT definieert, geldt dat uitsluitend voor de desbetreffende tabelregel. Wanneer een geïndexeerd gereedschap versleten is en dus geblokkeerd is, geldt dat niet meteen voor alle indexen. Hierdoor blijft bijvoorbeeld het hoofdgereedschap bruikbaar.

    Zustergereedschap automatisch inspannen met M101

Voorbeeld T-sleuffrees

Index_Wkz

In dit voorbeeld programmeert u een sleuf die vanaf het coördinaatoppervlak op de boven- en onderkant is gedimensioneerd. De hoogte van de sleuf is groter dan de lengte van de snijkant van het gebruikte gereedschap. Hierdoor heeft u twee sneden nodig.

  • Voor de productie van de sleuf zijn twee gereedschapsdefinities nodig:
  • Het hoofdgereedschap heeft maatvoering naar het onderste punt van de snijkant van het gereedschap, dus de maximale gereedschapslengte. Hiermee kunt u de onderkant van de sleuf maken.
  • Het geïndexeerde gereedschap is op het bovenste punt van de gereedschapssnijkant gedimensioneerd. Hiermee kunt u de bovenkant van de sleuf maken.
 
Tip

Let erop dat u zowel bij het hoofdgereedschap als bij het geïndexeerde gereedschap alle benodigde gereedschapsgegevens definieert! De radius blijft bij een rechthoekig gereedschap in beide tabelregels identiek.

  • U programmeert de sleuf in twee bewerkingsstappen:
  • De diepte 10 mm programmeert u met het hoofdgereedschap.
  • De diepte 5 mm programmeert u met het geïndexeerde gereedschap.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

11 TOOL CALL 7 Z S2000

; Hoofdgereedschap oproepen

12 L X+0 Y+0 Z+10 R0 FMAX

; Gereedschap voorpositioneren

13 L Z-10 R0 F500

; Op bewerkingsdiepte vooruit verplaatsen

14 CALL LBL "CONTOUR"

; De onderkant van de sleuf met het hoofdgereedschap maken

* - ...

21 TOOL CALL 7.1 Z F2000

; Geïndexeerd gereedschap oproepen

22 L X+0 Y+0 Z+10 R0 FMAX

; Gereedschap voorpositioneren

23 L Z-5 R0 F500

; Op bewerkingsdiepte vooruit verplaatsen

24 CALL LBL "CONTOUR"

; De bovenkant van de sleuf met het geïndexeerde gereedschap maken

Voorbeeld FreeTurn-gereedschap

Voor een FreeTurn-gereedschap hebt u de volgende gereedschapsgegevens nodig:

FreeTurn-Schlicht
FreeTurn-gereedschap met drie nabewerkingssneden
 
Tip

Aanbevolen binnen de gereedschapsnaam is informatie over de punthoeken P-ANGLE alsmede over de gereedschapslengte ZL, bijv. FT1_35-35-35_100.

Symbool en parameter

Betekenis

Gebruik

ZL
ZL

Gereedschapslengte 1

De gereedschapslengte ZL komt overeen met de totale lengte van het gereedschap, gerelateerd aan het referentiepunt van de gereedschapshouder.

Referentiepunten op het gereedschap

XL
XL

Gereedschapslengte 2

De gereedschapslengte XL komt overeen met het verschil tussen het midden van de spil en de gereedschapspunt van de snijkant. XL definieert u bij FreeTurn-gereedschappen altijd negatief.

Referentiepunten op het gereedschap

YL
YL

Gereedschapslengte 3

De gereedschapslengte YL is bij FreeTurn-gereedschap altijd 0.

RS
RS

Snijkantradius

De radius RS vindt u in de gereedschapscatalogus.

Type
TYPE

Type draaigereedschap

U kunt kiezen uit voorbewerkingsgereedschap (ROUGH) en nabewerkingsgereedschap (FINISH).

Subgroepen technologiespecifieke gereedschapstypen

TO
TO

Gereedschapsoriëntatie

De gereedschapsoriëntatie TO is bij FreeTurn-gereedschappen altijd 18.

tooltype_large_finish_18
Ori

ORI

Oriëntatiehoek

Met behulp van de oriëntatiehoek ORI definieert u de offset van de afzonderlijke snijkanten ten opzichte van elkaar. Wanneer de eerste snijkant de waarde 0 heeft, definieert u bij symmetrisch gereedschap de tweede snijkant met 120 en de derde snijkant met 240.

PAngleTurn
P-ANGLE

Punthoek

De punthoek P-ANGLE vindt u in de gereedschapscatalogus.

Cutlength
CUTLENGTH

Snijkantlengte

De lengte van de snijkant CUTLENGTH vindt u in de gereedschapscatalogus.

KINEMATIC

Kinematica van GS­houder

Met behulp van de optionele kinematica van de gereedschapshouder kan de besturing bijv. het gereedschap op botsingen bewaken. Wijs aan elke afzonderlijke snijkant dezelfde kinematica toe.