Cyclus 419 REF.PUNT ENKELE AS

ISO-programmering

G419

Toepassing

Met tastcyclus 419 wordt een willekeurige coördinaat in een te selecteren as gemeten en als referentiepunt vastgelegd. De besturing kan de gemeten coördinaat eventueel ook in een nulpunt- of referentiepunttabel vastleggen.

Cyclusverloop

  1. De besturing positioneert het tastsysteem in ijlgang (waarde uit kolom FMAX) en met positioneerlogica naar het geprogrammeerde tastpunt 1. De besturing verplaatst daarbij het tastsysteem met de veiligheidsafstand tegen de geprogrammeerde tastrichting in
  2. Positioneerlogica

  3. Vervolgens verplaatst het tastsysteem zich naar de ingevoerde meethoogte en registreert door één keer tasten de actuele positie
  4. De besturing positioneert het tastsysteem terug naar veilige hoogte
  5. Afhankelijk van de cyclusparameters Q303 en Q305 verwerkt de besturing het vastgestelde referentiepunt, (zie Basisprincipes van de tastcycli 4xx bij het vastleggen van het referentiepunt)

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Bij de uitvoering van de tastcycli 400 t/m 499 mogen geen cycli voor coördinatenomrekening actief zijn. Er bestaat botsingsgevaar!
  1. De volgende cycli niet vóór het gebruik van tastcycli activeren: cyclus 7 NULPUNT, cyclus 8 SPIEGELEN, cyclus 10 ROTATIE, cyclus 11 MAATFACTOR en cyclus 26 MAATFACTOR ASSPEC..
  2. Coördinatenomrekeningen van tevoren terugzetten
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Wanneer u het referentiepunt in meerdere assen in de referentiepunttabel wilt opslaan, kunt u cyclus 419 meerdere keren achter elkaar gebruiken. Daarvoor moet u echter het referentiepuntnummer na elke uitvoering van cyclus 419 opnieuw activeren. Wanneer u met referentiepunt 0 als actief referentiepunt werkt, vervalt deze procedure.
  • De besturing zet een actieve basisrotatie aan het begin van de cyclus terug.

Aanwijzing voor het programmeren

  • U moet vóór de cyclusdefinitie een gereedschapsoproep voor de definitie van de tastsysteemas hebben geprogrammeerd.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

tch427_3_num_NCK

tch427_2_num

Q263 1e meetpunt in 1e as?

Coördinaat van de eerste tastpositie in de hoofdas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q264 1e meetpunt in 2e as?

Coördinaat van de eerste tastpositie in de nevenas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q261 Meethoogte in tastsysteemas?

Coördinaat van het midden van de kogel in de tastsysteemas waarin de meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q320 Veiligheidsafstand?

Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q260 Veilige hoogte?

Coördinaat in de gereedschapsas waarin een botsing tussen het tastsysteem en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF

Q272 Meetas (1...3, 1=hoofdas)?

As waarin de meting moet plaatsvinden:

1: hoofdas = meetas

2: nevenas = meetas

3: tastsysteemas = meetas

Astoewijzingen

Actieve
tastsysteemas: Q272 = 3

Bijbehorende hoofdas: Q272 = 1

Bijbehorende nevenas: Q272 = 2

Z

X

Y

Y

Z

X

X

Y

Z

Invoer: 1, 2, 3

Q267 Verpl.richting 1 (+1=+ / -1=-)?

Richting waarin het tastsysteem zich naar het werkstuk moet verplaatsen:

-1: negatieve verplaatsingsrichting

+1: positieve verplaatsingsrichting

Invoer: -1, +1

Q305 Nummer in tabel?

Voer de regelnummers van de referentiepunttabel/nulpunttabel in waarin de besturing de coördinaten opslaat. Afhankelijk van Q303 legt de besturing het item in de referentiepunttabel of in de nulpunttabel vast.

Wanneer Q303 = 1, dan beschrijft de besturing de referentiepunttabel.

Wanneer Q303 = 0, dan beschrijft de besturing de nulpunttabel. Het nulpunt wordt niet automatisch geactiveerd

Berekende referentiepunt opslaan

Q333 Nieuw referentiepunt?

Coördinaat waarop de besturing het referentiepunt moet vastleggen. Basisinstelling = 0. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q303 Meetwaarde overdracht (0,1)?

Vastleggen of het vastgelegde referentiepunt in de nulpunttabel of in de referentiepunttabel moet worden opgeslagen:

-1: niet gebruiken! Wordt door de besturing ingevoerd wanneer oude NC-programma’s worden ingelezen (zie Gemeenschappelijke kenmerken van alle tastcycli 4xx voor het vastleggen van een referentiepunt)

0: vastgesteld referentiepunt in de actieve nulpunttabel opslaan. Referentiesysteem is het actieve werkstukcoördinatensysteem

1 = vastgesteld referentiepunt in de referentiepunttabel opslaan.

Invoer: –1, 0, +1

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 TCH PROBE 419 REF.PUNT ENKELE AS ~

Q263=+25

;1E PUNT 1E AS ~

Q264=+25

;1E PUNT IN 2E AS ~

Q261=+25

;MEETHOOGTE ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+50

;VEILIGE HOOGTE ~

Q272=+1

;MEETASSEN ~

Q267=+1

;VERPL. RICHTING ~

Q305=+0

;NUMMER IN TABEL ~

Q333=+0

;NULPUNT ~

Q303=+1

;MEETWAARDE OVERDR.