Patroondefinitie PATTERN DEF

Toepassing

Met de functie PATTERN DEF definieert u op eenvoudige wijze regelmatige bewerkingspatronen die u met de functie CYCL CALL PAT kunt oproepen. Evenals bij de cyclusdefinities hebt u bij de patroondefinitie ook helpschermen tot uw beschikking waarmee de desbetreffende invoerparameter wordt verduidelijkt.

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
De functie PATTERN DEF berekent de bewerkingscoördinaten in de assen X en Y. Bij alle gereedschapsassen behalve Z bestaat er tijdens de volgende bewerking gevaar voor botsingen!
  1. PATTERN DEF uitsluitend in combinatie met gereedschapsas Z gebruiken

Keuzemogelijkheid

Definitie

Verdere informatie

POS1

Punt

Definitie van maximaal 9 willekeurige bewerkingsposities

ROW1

Reeks

Definitie van een afzonderlijke reeks, recht of geroteerd

PAT1

Patroon

Definitie van een afzonderlijk patroon, recht, geroteerd of vertekend

FRAME1

Frame

Definitie van een afzonderlijk kader, recht, geroteerd of vertekend

CIRC1

Cirkel

Definitie van een volledige cirkel

PITCHCIRC1

Steekcirkel

Definitie van een steekcirkel

PATTERN DEF invoeren

Ga als volgt te werk:

SF_4_NCFunktion_Einfuegen

  1. NC-functie invoegen selecteren
  2. De besturing opent het venster NC-functie invoegen.
  3. PATTERN DEF selecteren
  4. De besturing start de invoer voor PATTERN DEF.
  5. Gewenst bewerkingspatroon selecteren, bijv. CIRC1 voor een volledige cirkel
  6. Vereiste definities invoeren
  7. Bewerkingscyclus definiëren bijv. cyclus 200 BOREN
  8. Cyclus met CYCL CALL PAT oproepen

PATTERN DEF gebruiken

Zodra u een patroondefinitie hebt ingevoerd, kunt u deze met de functie CYCL CALL PAT oproepen.

Bewerkingscyclus programmeren

De besturing voert de laatst gedefinieerde bewerkingscyclus op het door u gedefinieerde bewerkingspatroon uit.

Schema: afwerken met PATTERN DEF

0 BEGIN SL 2 MM

...

11 PATTERN DEF POS1 (X+25 Y+33.5 Z+0) POS2 (X+15 IY+6.5 Z+0)

12 CYCL DEF 200 BOREN

...

13 CYCL CALL PAT

Instructies

  • Programmeerinstructie
  • U kunt vóór CYCL CALL PAT de functie GLOBAL DEF 125 met Q345=1 gebruiken. Dan plaatst de besturing het gereedschap tussen de boringen altijd de op de 2e veiligheidsafstand die in de cyclus is gedefinieerd.
  • Bedieningsinstructies:
  • Een bewerkingspatroon blijft actief, totdat u een nieuw patroon definieert of met de functie SEL PATTERN een punttabel hebt geselecteerd.
  • Puntentabel in het NC-programma selecteren met SEL PATTERN

  • De besturing trekt het gereedschap tussen de startpunten terug tot de veilige hoogte. Als veilige hoogte gebruikt de besturing de gereedschapsaspositie bij de cyclusoproep of de waarde uit de cyclusparameter Q204, afhankelijk van welke van beide het grootst is.
  • Is het coördinaatoppervlak in de PATTERN DEF groter dan in de cyclus, dan wordt rekening gehouden met de veiligheidsafstand en de 2e veiligheidsafstand op het coördinaatoppervlak van de PATTERN DEF.
  • Via de regelsprong kunt u een willekeurig punt selecteren van waaruit u de bewerking kunt beginnen of voortzetten.
  • Binnenkomst in het programma met regelsprong

Afzonderlijke bewerkingsposities definiëren

 
Tip
  • Programmeer- en bedieningsinstructies:
  • U kunt maximaal 9 bewerkingsposities invoeren, invoer telkens met de ENT-toets bevestigen.
  • POS1 moet met absolute coördinaten worden geprogrammeerd. POS2 tot POS9 mag absoluut of incrementeel worden geprogrammeerd.
  • Wanneer u een Werkstuk oppervlakte in Z ongelijk aan 0 definieert, dan werkt deze waarde aanvullend op het werkstukoppervlak Q203 dat u in de bewerkingscyclus hebt gedefinieerd.

Helpscherm

Parameter

POS1: X coördinaten bewerkingspositie

X-coördinaat absoluut invoeren.

Invoer: -999999999...+999999999

POS1: Y coördinaten bewerkingspositie

Y-coördinaat absoluut invoeren.

Invoer: -999999999...+999999999

POS1: Coördinaat werkstukoppervlak

Z-coördinaat absoluut invoeren waar de bewerking start.

Invoer: -999999999...+999999999

POS2: X coördinaten bewerkingspositie

X-coördinaat absoluut of incrementeel invoeren.

Invoer: -999999999...+999999999

POS2: Y coördinaten bewerkingspositie

Y-coördinaat absoluut of incrementeel invoeren.

Invoer: -999999999...+999999999

POS2: Coördinaat werkstukoppervlak

Z-coördinaat absoluut of incrementeel invoeren.

Invoer: -999999999...+999999999

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 PATTERN DEF ~

POS1( X+25 Y+33.5 Z+0 ) ~

POS2( X+15 IY+6.5 Z+0 )

Afzonderlijke reeks definiëren

 
Tip
  • Programmeer- en bedieningsinstructies
  • Wanneer u een Werkstuk oppervlakte in Z ongelijk aan 0 definieert, dan werkt deze waarde aanvullend op het werkstukoppervlak Q203 dat u in de bewerkingscyclus hebt gedefinieerd.

Helpscherm

Parameter

Startpunt X

Coördinaat van het startpunt van de reeks in de X-as. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -99999.9999999...+99999.9999999

Startpunt Y

Coördinaat van het startpunt van de reeks in de Y-as. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -99999.9999999...+99999.9999999

Afstand bewerkingsposities

Afstand (incrementeel) afstand tussen de bewerkingsposities. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -999999999...+999999999

Aantal bewerkingen

Totaal aantal bewerkingsposities

Invoer: 0...999

Rotatiepos. van gehele patroon

Rotatiehoek om het ingevoerde startpunt. Referentie-as: hoofdas van het actieve bewerkingsvlak (bijv. X bij gereedschapsas Z). Voer de waarde absoluut en positief of negatief in

Invoer: -360.000...+360.000

Coördinaat werkstukoppervlak

Z-coördinaat absoluut invoeren waar de bewerking start

Invoer: -999999999...+999999999

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 PATTERN DEF ~

ROW1( X+25 Y+33.5 D+8 NUM5 ROT+0 Z+0 )

Afzonderlijk patroon definiëren

 
Tip
  • Programmeer- en bedieningsinstructies:
  • De parameters Rotatiepositie hoofdas en Rotatiepositie nevenas werken aanvullend op een eerder uitgevoerde Rotatiepos. van gehele patroon.
  • Wanneer u een Werkstuk oppervlakte in Z ongelijk aan 0 definieert, dan werkt deze waarde aanvullend op het werkstukoppervlak Q203 dat u in de bewerkingscyclus hebt gedefinieerd.

Helpscherm

Parameter

Startpunt X

Absolute coördinaat van het startpunt van het patroon in de X-as

Invoer: -999999999...+999999999

Startpunt Y

Absolute coördinaat van het startpunt van het patroon in de Y-as

Invoer: -999999999...+999999999

Afstand bewerkingsposities X

Afstand (incrementeel) tussen twee bewerkingsposities in X-richting. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -999999999...+999999999

Afstand bewerkingsposities Y

Afstand (incrementeel) tussen twee bewerkingsposities in Y-richting. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -999999999...+999999999

Aantal kolommen

Totaal aantal kolommen van het patroon

Invoer: 0...999

Aantal lijnen

Totaal aantal regels van het patroon

Invoer: 0...999

Rotatiepos. van gehele patroon

Rotatiehoek waarmee het gehele patroon om het ingevoerde startpunt wordt geroteerd. Referentie-as: hoofdas van het actieve bewerkingsvlak (bijv. X bij gereedschapsas Z). Voer de waarde absoluut en positief of negatief in

Invoer: -360.000...+360.000

Rotatiepositie hoofdas

Rotatiehoek waarmee uitsluitend de hoofdas van het bewerkingsvlak ten opzichte van het ingevoerde startpunt wordt vertekend. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -360.000...+360.000

Rotatiepositie nevenas

Rotatiehoek waarmee uitsluitend de nevenas van het bewerkingsvlak ten opzichte van het ingevoerde startpunt wordt vertekend. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -360.000...+360.000

Coördinaat werkstukoppervlak

Z-coördinaat absoluut invoeren waar de bewerking start.

Invoer: -999999999...+999999999

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 PATTERN DEF ~

PAT1( X+25 Y+33.5 DX+8 DY+10 NUMX5 NUMY4 ROT+0 ROTX+0 ROTY+0 Z+0 )

Individueel kader definiëren

 
Tip
  • Programmeer- en bedieningsinstructies:
  • De parameters Rotatiepositie hoofdas en Rotatiepositie nevenas werken aanvullend op een eerder uitgevoerde Rotatiepos. van gehele patroon.
  • Wanneer u een Werkstuk oppervlakte in Z ongelijk aan 0 definieert, dan werkt deze waarde aanvullend op het werkstukoppervlak Q203 dat u in de bewerkingscyclus hebt gedefinieerd.

Helpscherm

Parameter

Startpunt X

Absolute coördinaat van het startpunt van het patroon in de X-as

Invoer: -999999999...+999999999

Startpunt Y

Absolute coördinaat van het startpunt van het patroon in de Y-as

Invoer: -999999999...+999999999

Afstand bewerkingsposities X

Afstand (incrementeel) tussen twee bewerkingsposities in X-richting. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -999999999...+999999999

Afstand bewerkingsposities Y

Afstand (incrementeel) tussen twee bewerkingsposities in Y-richting. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -999999999...+999999999

Aantal kolommen

Totaal aantal kolommen van het patroon

Invoer: 0...999

Aantal lijnen

Totaal aantal regels van het patroon

Invoer: 0...999

Rotatiepos. van gehele patroon

Rotatiehoek waarmee het gehele patroon om het ingevoerde startpunt wordt geroteerd. Referentie-as: hoofdas van het actieve bewerkingsvlak (bijv. X bij gereedschapsas Z). Voer de waarde absoluut en positief of negatief in

Invoer: -360.000...+360.000

Rotatiepositie hoofdas

Rotatiehoek waarmee uitsluitend de hoofdas van het bewerkingsvlak ten opzichte van het ingevoerde startpunt wordt vertekend. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd.

Invoer: -360.000...+360.000

Rotatiepositie nevenas

Rotatiehoek waarmee uitsluitend de nevenas van het bewerkingsvlak ten opzichte van het ingevoerde startpunt wordt vertekend. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd.

Invoer: -360.000...+360.000

Coördinaat werkstukoppervlak

Z-coördinaat absoluut invoeren waar de bewerking start

Invoer: -999999999...+999999999

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 PATTERN DEF ~

FRAME1( X+25 Y+33.5 DX+8 DY+10 NUMX5 NUMY4 ROT+0 ROTX+0 ROTY+0 Z+0 )

Volledige cirkel definiëren

 
Tip
  • Programmeer- en bedieningsinstructies:
  • Wanneer u een Werkstuk oppervlakte in Z ongelijk aan 0 definieert, dan werkt deze waarde aanvullend op het werkstukoppervlak Q203 dat u in de bewerkingscyclus hebt gedefinieerd.

Helpscherm

Parameter

Midden van gatencirkel X

Absolute coördinaat van het cirkelmiddelpunt in de X-as

Invoer: -999999999...+999999999

Midden van gatencirkel Y

Absolute coördinaat van het cirkelmiddelpunt in de Y-as

Invoer: -999999999...+999999999

Diameter van gatencirkel

Diameter van de gatencirkel

Invoer: 0...999999999

Starthoek

Poolhoek van de eerste bewerkingspositie. Referentie-as: hoofdas van het actieve bewerkingsvlak (bijv. X bij gereedschapsas Z). Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -360.000...+360.000

Aantal bewerkingen

Totaal aantal bewerkingsposities op de cirkel

Invoer: 0...999

Coördinaat werkstukoppervlak

Z-coördinaat absoluut invoeren waar de bewerking start.

Invoer: -999999999...+999999999

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 PATTERN DEF ~

CIRC1( X+25 Y+33 D80 START+45 NUM8 Z+0 )

Steekcirkel definiëren

 
Tip
  • Programmeer- en bedieningsinstructies:
  • Wanneer u een Werkstuk oppervlakte in Z ongelijk aan 0 definieert, dan werkt deze waarde aanvullend op het werkstukoppervlak Q203 dat u in de bewerkingscyclus hebt gedefinieerd.

Helpscherm

Parameter

Midden van gatencirkel X

Absolute coördinaat van het cirkelmiddelpunt in de X-as

Invoer: -999999999...+999999999

Midden van gatencirkel Y

Absolute coördinaat van het cirkelmiddelpunt in de Y-as

Invoer: -999999999...+999999999

Diameter van gatencirkel

Diameter van de gatencirkel

Invoer: 0...999999999

Starthoek

Poolhoek van de eerste bewerkingspositie. Referentie-as: hoofdas van het actieve bewerkingsvlak (bijv. X bij gereedschapsas Z). Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd

Invoer: -360.000...+360.000

Hoekstap/Eindhoek

Incrementele poolhoek tussen twee bewerkingsposities. Waarde kan positief of negatief worden ingevoerd. Als alternatief kan de eindhoek worden ingevoerd (naar keuze in de actiebalk of in het invoerscherm omschakelen)

Invoer: -360.000...+360.000

Aantal bewerkingen

Totaal aantal bewerkingsposities op de cirkel

Invoer: 0...999

Coördinaat werkstukoppervlak

Z-coördinaat invoeren waar de bewerking start.

Invoer: -999999999...+999999999

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 PATTERN DEF ~

PITCHCIRC1( X+25 Y+33 D80 START+45 STEP+30 NUM8 Z+0 )

Voorbeeld: cycli in combinatie met PATTERN DEF toepassen

De boringcoördinaten zijn in de patroondefinitie PATTERN DEF POS opgeslagen. De boringcoördinaten worden door de besturing met CYCL CALL PAT opgeroepen.

De gereedschapsradiussen zijn zo gekozen dat alle bewerkingsstappen in de grafische testweergave zijn te zien.

  • Programma-verloop
  • Centreren (gereedschapsradius 4)
  • GLOBAL DEF 125 POSITIONEREN: Met deze functie kiest de besturing bij een CYCL CALL PAT een positie tussen de punten op de 2e veiligheidsafstand. Deze functie blijft tot en met M30 actief.
  • Boren (gereedschapsradius 2,4)
  • Schroefdraad tappen (gereedschapsradius 3)

Cycli die onafhankelijk zijn van de technologie en Cycli voor freesbewerking

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

0 BEGIN PGM 1 MM

1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-20

2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0

3 TOOL CALL 1 Z S5000

; gereedschapsoproep centerboor (radius 4)

4 L Z+50 R0 FMAX

; gereedschap naar veilige hoogte verplaatsen

5 PATTERN DEF ~

POS1( X+10 Y+10 Z+0 ) ~

POS2( X+40 Y+30 Z+0 ) ~

POS3( X+20 Y+55 Z+0 ) ~

POS4( X+10 Y+90 Z+0 ) ~

POS5( X+90 Y+90 Z+0 ) ~

POS6( X+80 Y+65 Z+0 ) ~

POS7( X+80 Y+30 Z+0 ) ~

POS8( X+90 Y+10 Z+0 )

6 CYCL DEF 240 CENTREREN ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q343=+0

;SELECT. DIA./DIEPTE ~

Q201=-2

;DIEPTE ~

Q344=-10

;DIAMETER ~

Q206=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q211=+0

;STILSTANDSTIJD ONDER ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q204=+10

;2E VEILIGHEIDSAFST. ~

Q342=+0

;VOORBOOR DIAMETER ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS.

7 GLOBAL DEF 125 POSITIONEREN ~

Q345=+1

;SELECT. POS. HOOGTE

8 CYCL CALL PAT F5000 M3

; cyclusoproep in combinatie met puntenpatroon

9 L Z+100 R0 FMAX

; gereedschap vrijzetten

10 TOOL CALL 227 Z S5000

; gereedschapsoproep boor (radius 2,4)

11 L X+50 R0 F5000

; gereedschap naar veilige hoogte verplaatsen

12 CYCL DEF 200 BOREN ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q201=-25

;DIEPTE ~

Q206=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q202=+5

;DIEPTEVERPLAATSING ~

Q210=+0

;STILSTANDSTIJD BOVEN ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q204=+10

;2E VEILIGHEIDSAFST. ~

Q211=+0.2

;STILSTANDSTIJD ONDER ~

Q395=+0

;REF. DIEPTE

13 CYCL CALL PAT F500 M3

; cyclusoproep in combinatie met puntenpatroon

14 L Z+100 R0 FMAX

; gereedschap vrijzetten

15 TOOL CALL 263 Z S200

; gereedschapsoproep draadtap (radius 3)

16 L Z+100 R0 FMAX

; gereedschap naar veilige hoogte verplaatsen

17 CYCL DEF 206 DRAADTAPPEN ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q201=-25

;DRAADDIEPTE ~

Q206=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q211=+0

;STILSTANDSTIJD ONDER ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q204=+10

;2E VEILIGHEIDSAFST.

18 CYCL CALL PAT F5000 M3

; cyclusoproep in combinatie met puntenpatroon

19 L Z+100 R0 FMAX

; gereedschap terugtrekken, einde programma

20 M30

21 END PGM 1 MM