Cyclus 452 PRESET-COMPENSATIE (optie #48)

ISO-programmering

G452

Toepassing

 
Machine

Raadpleeg uw machinehandboek!

Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.

cyc452

Met tastcyclus 452 kunt u de kinematische transformatieketen van uw machine optimaliseren (zie Cyclus 451 KINEMATICA OPMETEN (optie #48)). Aansluitend corrigeert de besturing eveneens in het kinematicamodel het werkstukcoördinatensysteem zodanig, dat de actuele referentiepunt zich na de optimalisatie in het midden van de kalibreerkogel bevindt.

Cyclusverloop

 
Tip

Kies de positie van de kalibreerkogel op de machinetafel zodanig dat een botsing bij de meting is uitgesloten.

Met deze cyclus kunt u bijvoorbeeld wisselkoppen op elkaar afstemmen.

  1. Kalibreerkogel opspannen
  2. Referentiekop met cyclus 451 volledig opmeten en aansluitend door cyclus 451 het referentiepunt in het midden van de kogel laten instellen
  3. Tweede kop plaatsen
  4. Wisselkop met cyclus 452 tot aan kopwissel-interface opmeten
  5. Andere wisselkoppen met cyclus 452 op de referentiekop afstemmen

Wanneer u tijdens de bewerking de kalibreerkogel op de machinetafel opgespannen kunt laten, kunt u bijvoorbeeld een drift van de machine compenseren. Deze procedure is ook mogelijk op een machine zonder rotatie-assen.

  1. Kalibreerkogel opspannen, erop letten dat er geen botsing kan optreden
  2. Referentiepunt in de kalibreerkogel instellen
  3. Referentiepunt bij het werkstuk instellen en bewerking van het werkstuk starten
  4. Met cyclus 452 op regelmatige afstanden een preset-compensatie uitvoeren. Hierbij registreert de besturing de drift van de desbetreffende assen en corrigeert deze in de kinematica

Q-parameter
nummer

Betekenis

Q141

Gemeten standaardafwijking A-as
(-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q142

Gemeten standaardafwijking B-as
(-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q143

Gemeten standaardafwijking C-as
(-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q144

Geoptimaliseerde standaardafwijking A-as
(-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q145

Geoptimaliseerde standaardafwijking B-as
(-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q146

Geoptimaliseerde standaardafwijking C-as
(-1, wanneer as niet is opgemeten)

Q147

Offsetfout in X-richting, voor handmatige overname in de desbetreffende machineparameter

Q148

Offsetfout in Y-richting, voor handmatige overname in de desbetreffende machineparameter

Q149

Offsetfout in Z-richting, voor handmatige overname in de desbetreffende machineparameter

Instructies

 
Machine

Om een preset-compensatie te kunnen uitvoeren, moet de kinematica dienovereenkomstig zijn voorbereid. Raadpleeg het machinehandboek.

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u deze cyclus uitvoert, mag geen basisrotatie of 3D-basisrotatie actief zijn. De besturing wist eventueel de waarden uit de kolommen SPA, SPB en SPC van de referentiepunttabel. Na de cyclus moet u een basisrotatie of 3D-basisrotatie opnieuw instellen, anders bestaat er botsingsgevaar.
  1. Vóór de uitvoering van de cyclus Basisrotatie deactiveren.
  2. Stel het referentiepunt en de basisrotatie na een optimalisatie opnieuw in.
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Let er vóór de cyclusstart op dat M128 of FUNCTION TCPM is uitgeschakeld.
  • Cyclus 453, zoals ook 451 en 452 wordt met een actieve 3D-ROT in automatisch bedrijf gelaten die met de positie van de rotatie-assen overeenkomt.
  • Let erop dat alle functies voor het zwenken van het bewerkingsvlak worden teruggezet.
  • Vóór de cyclusdefinitie moet het referentiepunt in het midden van de kalibreerkogel zijn ingesteld en geactiveerd.
  • Kies bij assen zonder afzonderlijk positiemeetsysteem de meetpunten zodanig dat er een verplaatsing tot de eindschakelaar van 1° ontstaat. De besturing heeft deze verplaatsing nodig voor de interne omkeerfoutcompensatie.
  • De besturing gebruikt als positioneeraanzet voor verplaatsing naar de tasthoogte in de tastsysteemas de kleinste waarde uit cyclusparameter Q253 en de FMAX-waarde uit de tastsysteemtabel. De besturing voert rotatie-asbewegingen in principe uit met positioneeraanzet Q253. De tasterbewaking is daarbij uitgeschakeld.
  • Inch-programmering: de besturing geeft meetresultaten en protocolgegevens in principe in mm weer.
 
Tip
  • Wanneer u de cyclus tijdens de meting afbreekt, kan het zijn dat de kinematicagegevens niet langer de oorspronkelijke status hebben. Maak een backup van de actieve kinematica voordat u met cyclus 450 optimaliseert, zodat u bij een storing de laatste actieve kinematica weer kunt herstellen.

Aanwijzingen in combinatie met machineparameters

  • Met de machineparameter maxModification (nr. 204801) definieert de machinefabrikant de toegestane grenswaarde voor wijzigingen van een tranformatie. Wanneer de vastgestelde kinematicagegevens de toegestane grenswaarde overschrijden, komt de besturing met een waarschuwingsmelding. De overname van de vastgestelde waarden moet u dan met NC-start bevestigen.
  • Met machineparameter maxDevCalBall (nr. 204802) definieert de machinefabrikant de maximale radiusafwijking van de kalibreerkogel vast. De besturing bepaalt bij elk tastproces eerst de radius van de kalibreerkogel. Als de vastgestelde kogelradius meer van de ingevoerde kogelradius afwijkt dan in de machineparameter maxDevCalBall (nr. 204802) is vastgelegd, komt de besturing met een foutmelding en wordt de meting beëindigd.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q407 Exacte radius kalibreerkogel?

Voer de exacte radius van de gebruikte kalibreerkogel in.

Invoer: 0.0001...99.9999

Q320 Veiligheidsafstand?

Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q408 Terugtrekhoogte?

0: niet naar terugtrekhoogte verplaatsen, de besturing nadert de volgende meetpositie in de op te meten as. Niet toegestaan voor Hirth-assen! De besturing benadert de eerste meetpositie in de volgorde A, dan B, vervolgens C

>0: terugtrekhoogte in het niet-gezwenkte werkstukcoördinatensysteem waarop de besturing vóór een positionering van de rotatie-as de spilas positioneert. Bovendien positioneert de besturing het tastsysteem in het bewerkingsvlak naar het nulpunt. De tasterbewaking is in deze modus niet actief. Definieer de positioneersnelheid in parameter Q253. De waarde werkt absoluut.

Invoer: 0...99999,9999

Q253 Aanzet voorpositioneren?

Geef de verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het positioneren in mm/min aan.

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF

Q380 Referentiehoek hoofdas?

Voer de referentiehoek (de basisrotatie) voor registratie van de meetpunten in het actieve werkstukcoördinatensysteem in. Door het vastleggen van een referentiehoek kan het meetbereik van een as aanzienlijk worden vergroot. De waarde werkt absoluut.

Invoer: 0...360

Q411 Starthoek A-as?

Starthoek in de A-as waar de eerste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q412 Eindhoek A-as?

Eindhoek in de A-as waar de laatste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q413 Instelhoek A-as?

Invalshoek van de A-as waar de andere rotatie-assen moeten worden opgemeten.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q414 Aantal meetpunten in A (0...12)?

Aantal keren dat de besturing voor het opmeten van de A-as moet tasten.

Bij invoer = 0 meet de besturing deze as niet op.

Invoer: 0...12

Q415 Starthoek B-as?

Starthoek in de B-as waar de eerste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q416 Eindhoek B-as?

Eindhoek in de B-as waar de laatste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q417 Instelhoek B-as?

Instelhoek van de B-as waar de andere rotatie-assen moeten worden opgemeten.

Invoer: -359.999...+360.000

Q418 Aantal meetpunten in B (0...12)?

Aantal keren dat de besturing voor het opmeten van de B-as moet tasten. Bij invoer = 0 meet de besturing deze as niet op.

Invoer: 0...12

Q419 Starthoek C-as?

Starthoek in de C-as waarbij de eerste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q420 Eindhoek C-as?

Eindhoek in de C-as waarbij de laatste meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q421 Instelhoek C-as?

Invalshoek van de C-as waarbij de andere rotatie-assen moeten worden opgemeten.

Invoer: -359.9999...+359.9999

Q422 Aantal meetpunten in C (0...12)?

Aantal keren dat de besturing voor het opmeten van de C-as moet tasten. Bij invoer = 0 meet de besturing deze as niet op.

Invoer: 0...12

Q423 Aantal keren tasten?

Definieer het aantal keren dat de besturing voor het opmeten van de kalibreerkogel in het vlak moet tasten. Bij minder meetpunten is de snelheid hoger, bij meer meetpunten is de meting nauwkeuriger.

Invoer: 3...8

Q432 Hoekbereik omkeerfoutcomp.?

Hier definieert u de hoekwaarde die als gepasseerd hoekbereik voor de meting van de omkeerfout van de rotatie-as moet worden gebruikt. De passeerhoek moet duidelijk groter zijn dan de werkelijke omkeerfout van de rotatie-assen. Bij invoer = 0 meet de besturing de omkeerfout niet op.

Invoer: -3...+3

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Kalibratieprogramma

11 TOOL CALL "TOUCH_PROBE" Z

12 TCH PROBE 450 KINEMATICA OPSLAAN ~

Q410=+0

;MODUS ~

Q409=+5

;GEHEUGENAANDUIDING

13 TCH PROBE 452 PRESET-COMPENSATIE ~

Q407=+12.5

;KOGELRADIUS ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q408=+0

;TERUGTREKHOOGTE ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q380=+0

;REFERENTIEHOEK ~

Q411=-90

;STARTHOEK A-AS ~

Q412=+90

;EINDHOEK A-AS ~

Q413=+0

;INSTELHOEK A-AS ~

Q414=+0

;MEETPUNTEN A-AS ~

Q415=-90

;STARTHOEK B-AS ~

Q416=+90

;EINDHOEK B-AS ~

Q417=+0

;INSTELHOEK B-AS ~

Q418=+2

;MEETPUNTEN B-AS ~

Q419=-90

;STARTHOEK C-AS ~

Q420=+90

;EINDHOEK C-AS ~

Q421=+0

;INSTELHOEK C-AS ~

Q422=+2

;MEETPUNTEN C-AS ~

Q423=+4

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q432=+0

;HOEKBEREIK OMK.FT

Afstellen van wisselkoppen

 
Machine

De kopwissel is een machinespecifieke functie. Raadpleeg het machinehandboek.

  1. Inspannen van de tweede wisselkop
  2. Tastsysteem inspannen
  3. Wisselkop opmeten met cyclus 452
  4. Meet uitsluitend de assen op die daadwerkelijk zijn gewisseld (in het voorbeeld uitsluitend de A-as, de C-as is met Q422 verborgen)
  5. Het referentiepunt en de positie van de kalibreerkogel mogen tijdens de gehele procedure niet worden gewijzigd
  6. Alle overige wisselkoppen kunt u op dezelfde wijze aanpassen

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Wisselkop afstellen

11 TOOL CALL "TOUCH_PROBE" Z

12 TCH PROBE 452 PRESET-COMPENSATIE ~

Q407=+12.5

;KOGELRADIUS ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q408=+0

;TERUGTREKHOOGTE ~

Q253=+2000

;AANZET VOORPOS. ~

Q380=+45

;REFERENTIEHOEK ~

Q411=-90

;STARTHOEK A-AS ~

Q412=+90

;EINDHOEK A-AS ~

Q413=+45

;INSTELHOEK A-AS ~

Q414=+4

;MEETPUNTEN A-AS ~

Q415=-90

;STARTHOEK B-AS ~

Q416=+90

;EINDHOEK B-AS ~

Q417=+0

;INSTELHOEK B-AS ~

Q418=+2

;MEETPUNTEN B-AS ~

Q419=+90

;STARTHOEK C-AS ~

Q420=+270

;EINDHOEK C-AS ~

Q421=+0

;INSTELHOEK C-AS ~

Q422=+0

;MEETPUNTEN C-AS ~

Q423=+4

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q432=+0

;HOEKBEREIK OMK.FT

Het doel van deze procedure is dat na het wisselen van rotatie-assen (kopwissel) het referentiepunt bij het werkstuk onveranderd is

In het volgende voorbeeld wordt de afstelling van een gaffelkop met de assen AC beschreven. De A-assen worden gewisseld, de C-as blijft bij de basismachine.

  1. Inspannen van een van de wisselkoppen, die vervolgens als referentiekop dient
  2. Kalibreerkogel opspannen
  3. Tastsysteem inspannen
  4. Meet de volledige kinematica met de referentiekop op met behulp van cyclus 451
  5. Stel het referentiepunt (met Q431 = 2 of 3 in cyclus 451) in na het opmeten van de referentiekop

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Referentiekop opmeten

11 TOOL CALL "TOUCH_PROBE" Z

12 TCH PROBE 451 KINEMATICA OPMETEN ~

Q406=+1

;MODUS ~

Q407=+12.5

;KOGELRADIUS ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q408=+0

;TERUGTREKHOOGTE ~

Q253=+2000

;AANZET VOORPOS. ~

Q380=+45

;REFERENTIEHOEK ~

Q411=-90

;STARTHOEK A-AS ~

Q412=+90

;EINDHOEK A-AS ~

Q413=+45

;INSTELHOEK A-AS ~

Q414=+4

;MEETPUNTEN A-AS ~

Q415=-90

;STARTHOEK B-AS ~

Q416=+90

;EINDHOEK B-AS ~

Q417=+0

;INSTELHOEK B-AS ~

Q418=+2

;MEETPUNTEN B-AS ~

Q419=+90

;STARTHOEK C-AS ~

Q420=+270

;EINDHOEK C-AS ~

Q421=+0

;INSTELHOEK C-AS ~

Q422=+3

;MEETPUNTEN C-AS ~

Q423=+4

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q431=+3

;PRESET VASTLEGGEN ~

Q432=+0

;HOEKBEREIK OMK.FT

Driftcompensatie

 
Tip

Deze procedure is ook mogelijk op machines zonder rotatie-assen.

Tijdens de bewerking zijn verschillende onderdelen van een machine op grond van veranderende omgevingsinvloeden onderhevig aan drift. Wanneer de drift over het gehele verplaatsingsbereik voldoende constant is en wanneer tijdens de bewerking de kalibreerkogel op de machinetafel kan blijven staan, kan deze drift met cyclus 452 worden geregistreerd en gecompenseerd.

  1. Kalibreerkogel opspannen
  2. Tastsysteem inspannen
  3. Meet de kinematica volledig op met cyclus 451 alvorens met de bewerking te beginnen
  4. Stel het referentiepunt (met Q432 = 2 of 3 in cyclus 451) in na het opmeten van de kinematica
  5. Stel vervolgens de referentiepunten voor uw werkstukken in en start de bewerking

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Referentiemeting voor driftcompensatie

11 TOOL CALL "TOUCH_PROBE" Z

12 CYCL DEF 247 REF.PUNT VASTL. ~

Q339=+1

;REF.PUNT-NUMMER

13 TCH PROBE 451 KINEMATICA OPMETEN ~

Q406=+1

;MODUS ~

Q407=+12.5

;KOGELRADIUS ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q408=+0

;TERUGTREKHOOGTE ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q380=+45

;REFERENTIEHOEK ~

Q411=+90

;STARTHOEK A-AS ~

Q412=+270

;EINDHOEK A-AS ~

Q413=+45

;INSTELHOEK A-AS ~

Q414=+4

;MEETPUNTEN A-AS ~

Q415=-90

;STARTHOEK B-AS ~

Q416=+90

;EINDHOEK B-AS ~

Q417=+0

;INSTELHOEK B-AS ~

Q418=+2

;MEETPUNTEN B-AS ~

Q419=+90

;STARTHOEK C-AS ~

Q420=+270

;EINDHOEK C-AS ~

Q421=+0

;INSTELHOEK C-AS ~

Q422=+3

;MEETPUNTEN C-AS ~

Q423=+4

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q431=+3

;PRESET VASTLEGGEN ~

Q432=+0

;HOEKBEREIK OMK.FT

  1. Registreer regelmatig de drift van de assen
  2. Tastsysteem inspannen
  3. Referentiepunt in de kalibreerkogel activeren
  4. Meet met cyclus 452 de kinematica op
  5. Het referentiepunt en de positie van de kalibreerkogel mogen tijdens de gehele procedure niet worden gewijzigd

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Drift compenseren

11 TOOL CALL "TOUCH_PROBE" Z

13 TCH PROBE 452 PRESET-COMPENSATIE ~

Q407=+12.5

;KOGELRADIUS ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q408=+0

;TERUGTREKHOOGTE ~

Q253=+9999

;AANZET VOORPOS. ~

Q380=+45

;REFERENTIEHOEK ~

Q411=-90

;STARTHOEK A-AS ~

Q412=+90

;EINDHOEK A-AS ~

Q413=+45

;INSTELHOEK A-AS ~

Q414=+4

;MEETPUNTEN A-AS ~

Q415=-90

;STARTHOEK B-AS ~

Q416=+90

;EINDHOEK B-AS ~

Q417=+0

;INSTELHOEK B-AS ~

Q418=+2

;MEETPUNTEN B-AS ~

Q419=+90

;STARTHOEK C-AS ~

Q420=+270

;EINDHOEK C-AS ~

Q421=+0

;INSTELHOEK C-AS ~

Q422=+3

;MEETPUNTEN C-AS ~

Q423=+3

;AANTAL KEREN TASTEN ~

Q432=+0

;HOEKBEREIK OMK.FT

Protocolfunctie

De besturing maakt na het uitvoeren van cyclus 452 een protocol (TCHPRAUTO.html) en slaat het protocolbestand in dezelfde map op waarin ook het bijbehorende NC-programma staat. Het protocol bevat de volgende gegevens:

  • Datum en tijd waarop het protocol is gemaakt
  • Padnaam van het NC-programma waaruit de cyclus is uitgevoerd
  • Gereedsch.naam
  • Actieve kinematica
  • Uitgevoerde modus
  • Invalshoeken
  • Voor elke opgemeten rotatie-as:
    • Starthoek
    • Eindhoek
    • Aantal meetpunten
    • Meetcirkelradius
    • Gemiddelde omkeerfout wanneer Q423>0
    • Posities van de assen
    • Standaardafwijking (spreiding)
    • Maximale afwijking
    • Hoekfout
    • Correctiewaarden in alle assen (referentiepunt-verschuiving)
    • Positie van de gecontroleerde rotatie-assen vóór de preset-compensatie (heeft betrekking op het begin van de kinematische transformatieketen, gewoonlijk op de spilneus)
    • Positie van de gecontroleerde rotatie-assen na de preset-compensatie (heeft betrekking op het begin van de kinematische transformatieketen, gewoonlijk op de spilneus)
    • Gemiddelde positioneerfout
    • SVG-bestanden met grafieken: gemeten en geoptimaliseerde fouten van de afzonderlijke meetposities.
      • Rode lijn: gemeten posities
      • Groene lijn: geoptimaliseerde waarden
      • Aanduiding van het diagram: asaanduiding afhankelijk van de rotatie-as bijv. EYC = afwijkingen van de Y-as afhankelijk van de C-as
      • X-as van het diagram: positie van de rotatie-as in graden °
      • Y-as van het diagram: afwijkingen van de posities in mm
Beispiel Y
Voorbeeld meting EYC: afwijkingen van de Y-as afhankelijk van de C-as