Met de functie PLANE VECTOR definieert u het bewerkingsvlak met twee vectoren.
Functiebeschrijving
Vectoren definiëren een bewerkingsvlak als twee van elkaar onafhankelijke richtingsgegevens, uitgaande van het niet-gezwenkte werkstukcoördinatensysteem W-CS.
![]() | ![]() |
Basisvector met de componenten BX, BY en BZ | Component NZ van de normaalvector |
Ook als een of meer componenten de waarde 0 bevatten, moet u alle zes componenten definiëren.
U hoeft geen gestandaardiseerde vector in te voeren. U kunt de tekeningmaten gebruiken of willekeurige waarden die de verhouding tussen de componenten niet wijzigen.
De basisvector met de componenten BX, BY en BZ bepaalt de richting van de gezwenkte X-as. De normaalvector met de componenten NX, NY en NZ definieert de richting van de gezwenkte Z-as en dus indirect het bewerkingsvlak. De normaalvector staat loodrecht op het gezwenkte bewerkingsvlak.
Toepassingsvoorbeeld
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
- Pas de volgende inhoud aan:
- Gereedschappen
- Snijwaarden
- Aanzetten
- Veilige hoogte of veilige posities
- Machinespecifieke posities, bijv. met M91
- Paden van programma-oproepen
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 PLANE VECTOR BX+1 BY+0 BZ+0 NX+0 NY-1 NZ+1 TURN MB MAX FMAX SYM- TABLE ROT |
Uitgangstoestand | De uitgangstoestand toont de positie en de oriëntatie van het nog niet-gezwenkte bewerkingsvlakcoördinatensysteem WPL-CS. De positie definieert het werkstuknulpunt dat in het voorbeeld naar de bovenkant van de afkanting is verschoven. Het actieve werkstuknulpunt definieert ook de positie waarmee de besturing het WPL-CS oriënteert of draait. |
Oriëntatie van de gereedschapsas | Met behulp van de gedefinieerde normaalvector met de componenten NX+0, NY-1 en NZ+1 oriënteert de besturing de Z-as van het bewerkingsvlakcoördinatensysteem WPL-CS loodrecht op het vlak van de afkanting. De uitlijning van de gezwenkte X-as komt door de component BX+1 overeen met de oriëntatie van de niet-gezwenkte X-as. De oriëntatie van de gezwenkte Y-as vindt automatisch plaats, omdat alle assen loodrecht ten opzichte van elkaar staan. |
Wanneer u de bewerking van de afkanting in een subprogramma programmeert, kunt u met vier bewerkingsvlakdefinities een rondom lopende afkanting maken.
- Als het voorbeeld het bewerkingsvlak van de eerste afkanting definieert, programmeert u de overige afkantingen met behulp van de volgende vectorcomponenten:
- BX+0, BY+1 en BZ+0 en NX+1, NY+0 en NZ+1 voor de tweede afkanting
- BX-1, BY+0 en BZ+0 en NX+0, NY+1 en NZ+1 voor de derde afkanting
- BX+0, BY-1 en BZ+0 en NX-1, NY+0 en NZ+1 voor de vierde afkanting
De waarden zijn gerelateerd aan het niet-gezwenkte werkstukcoördinatensysteem W-CS.
Let erop dat u vóór elke bewerkingsvlakdefinitie het werkstuknulpunt moet verschuiven.
Invoer
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
- Pas de volgende inhoud aan:
- Gereedschappen
- Snijwaarden
- Aanzetten
- Veilige hoogte of veilige posities
- Machinespecifieke posities, bijv. met M91
- Paden van programma-oproepen
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 PLANE VECTOR BX+1 BY+0 BZ+0 NX+0 NY-1 NZ+1 TURN MB MAX FMAX SYM- TABLE ROT |
De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:
Syntaxiselement | Betekenis |
---|---|
PLANE VECTOR | Syntaxisopener voor de definitie van bewerkingsvlakken met behulp van twee vectoren |
BX, BY en BZ | Componenten van de basisvector gerelateerd aan het werkstukcoördinatensysteem W-CS voor oriëntatie van de gezwenkte X-as Invoer: -99.9999999...+99.9999999 |
NX, NY en NZ | Componenten van de normaalvector gerelateerd aan het W-CS voor de oriëntatie van de gezwenkte Z-as Invoer: -99.9999999...+99.9999999 |
MOVE, TURN of STAY | Type positionering van de rotatie-as Tip Afhankelijk van de selectie kunt u de optionele syntaxiselementen MB, DIST en F, F AUTO of FMAX definiëren. |
SYM of SEQ | |
COORD ROT of TABLE ROT |
Instructies
- Wanneer de componenten van de normaalvector zeer geringe waarden bijvoorbeeld 0 of 0.0000001 bevat, kan de besturing de schuinte van het bewerkingsvlak niet bepalen. In dergelijke gevallen breekt de besturing de bewerking af met een foutmelding. Dit gedrag kan niet worden geconfigureerd.
- De besturing berekent intern uit de door u ingevoerde waarden telkens gestandaardiseerde vectoren.
Aanwijzingen in combinatie met niet-loodrechte vectoren
Om te zorgen dat de definitie van het bewerkingsvlak eenduidig is, moeten de vectoren loodrecht ten opzichte van elkaar geprogrammeerd zijn.
Met de optionele machineparameter autoCorrectVector (nr. 201207) definieert de machinefabrikant het gedrag van de besturing bij niet-loodrechte vectoren.
Als alternatief voor een foutmelding kan de besturing de niet-loodrechte basisvector corrigeren of vervangen. De normaalvector verandert de besturing daarbij niet.
- Correctiegedrag van de besturing bij niet-loodrechte basisvector:
- De besturing projecteert de basisvector langs de normaalvector op het bewerkingsvlak die door de normaalvector is gedefinieerd.
- Correctiegedrag van de besturing bij niet-loodrechte basisvector, die bovendien te kort, parallel aan of antiparallel voor de normaalvector is:
- Wanneer de normaalvector in de component NX de waarde 0 bevat, komt de basisvector overeen met de oorspronkelijke X-as.
- Wanneer de normaalvector in de component NY de waarde 0 bevat, komt de basisvector overeen met de oorspronkelijke Y-as.
Definitie
Afkorting | Definitie |
---|---|
B bijvoorbeeld in BX | Basisvector |
N bijvoorbeeld in NX | Normaalvector |