Voorbeeld: basisrotatie via twee boringen bepalen

bsp01
  • Q268 = middelpunt van 1e boring: X-coördinaat
  • Q269 = middelpunt van 1e boring: Y-coördinaat
  • Q270 = middelpunt van 2e boring: X-coördinaat
  • Q271 = middelpunt van 2e boring: Y-coördinaat
  • Q261 = coördinaat in de tastsysteemas waarin de meting plaatsvindt
  • Q307 = hoek van de rechte referentielijn
  • Q402 = scheve ligging door rotatie van de rondtafel compenseren.
  • Q337 = stel de weergave na het uitlijnen op nul in

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

0 BEGIN PGM TOUCHPROBE MM

1 TOOL CALL 600 Z

2 TCH PROBE 401 ROT 2 BORINGEN ~

Q268=+25

;1E BORING MIDD.1E AS ~

Q269=+15

;1E BORING MIDD.2E AS ~

Q270=+80

;2E BORING MIDD.1E AS ~

Q271=+35

;2E BORING MIDD.2E AS ~

Q261=-5

;MEETHOOGTE ~

Q260=+20

;VEILIGE HOOGTE ~

Q307=+0

;VOORAF ING. ROT.HOEK ~

Q305=+0

;NUMMER IN TABEL

Q402=+1

;COMPENSATIE ~

Q337=+1

;OP NUL ZETTEN

3 CALL PGM 35

; bewerkingsprogramma oproepen

4 END PGM TOUCHPROBE MM