Cyclus 233 VLAKFREZEN

ISO-programmering

G233

Toepassing

Met cyclus 233 kunt u een vlak oppervlak in meerdere verplaatsingen en rekening houdend met een nabewerkingsovermaat vlakfrezen. Bovendien kunt u in de cyclus zijwanden definiëren waarmee dan bij de bewerking van het eindvlak rekening wordt gehouden. In de cyclus zijn diverse bewerkingsstrategieën beschikbaar:

  • Strategie Q389=0: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing buiten het te bewerken vlak
  • Strategie Q389=1: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing aan de rand van het te bewerken vlak
  • Strategie Q389=2: regelgewijs met overloop bewerken, zijdelingse verplaatsing bij het terugtrekken in ijlgang
  • Strategie Q389=3: regelgewijs met overloop bewerken, zijdelingse verplaatsing bij het terugtrekken in ijlgang
  • Strategie Q389=4: spiraalvormig van buiten naar binnen bewerken

Strategie Q389=0 en Q389 =1

cyc232_q389_0_neu
cyc232_q389_1_neu

Strategie Q389=0 en Q389=1 onderscheiden zich van elkaar door de overloop bij het vlakfrezen. Bij Q389=0 ligt het eindpunt buiten het vlak, bij Q389=1 langs de rand van het vlak. De besturing berekent eindpunt 2 uit de lengte van de zijde en de zijdelingse veiligheidsafstand. Bij de strategie Q389=0 verplaatst de besturing het gereedschap extra met de gereedschapsradius tot buiten het eindvlak.

  1. Cyclusverloop
  2. De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang met FMAX vanaf de actuele positie in het bewerkingsvlak naar het startpunt 1: het startpunt in het bewerkingsvlak ligt op een afstand gelijk aan de gereedschapsradius en de zijdelingse veiligheidsafstand versprongen naast het werkstuk.
  3. Vervolgens positioneert de besturing het gereedschap in ijlgang met FMAX in de spilas naar de veiligheidsafstand.
  4. Vervolgens verplaatst het gereedschap zich met de aanzet frezen Q207 in de spilas naar de door de besturing berekende eerste diepte-instelling.
  1. De besturing verplaatst het gereedschap met de geprogrammeerde aanzet frezen naar het eindpunt 2.
  2. Vervolgens verplaatst de besturing het gereedschap met aanzet voorpositioneren dwars naar het startpunt van de volgende regel. De besturing berekent de verspringing uit de geprogrammeerde breedte, de gereedschapsradius, de maximale baanoverlappingsfactor en de zijdelingse veiligheidsafstand.
  3. Aansluitend verplaatst de besturing het gereedschap met de aanzet frezen in tegengestelde richting terug.
  4. Het proces herhaalt zich, totdat het ingevoerde vlak volledig is bewerkt.
  5. Vervolgens positioneert de besturing het gereedschap in ijlgang FMAX terug naar startpunt 1.
  6. Indien er meerdere verplaatsingen noodzakelijk zijn, verplaatst de besturing het gereedschap met positioneeraanzet in de spilas naar de volgende diepte-instelling.
  7. Het proces herhaalt zich, totdat alle verplaatsingen zijn uitgevoerd Bij de laatste verplaatsing wordt slechts de ingevoerde nabewerkingsovermaat met de aanzet nabewerken afgefreesd.
  8. Aan het einde verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX terug naar de 2e veiligheidsafstand.

Strategie Q389=2 en Q389=3

cyc232_q389_2_neu
cyc233_q389_3

Strategie Q389=2 en Q389=3 onderscheiden zich van elkaar door de overloop bij het vlakfrezen. Bij Q389=2 ligt het eindpunt buiten het vlak, bij Q389=3 langs de rand van het vlak. De besturing berekent eindpunt 2 uit de lengte van de zijde en de zijdelingse veiligheidsafstand. Bij de strategie Q389=2 verplaatst de besturing het gereedschap extra met de gereedschapsradius tot buiten het eindvlak.

  1. Cyclusverloop
  2. De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang met FMAX vanaf de actuele positie in het bewerkingsvlak naar het startpunt 1: het startpunt in het bewerkingsvlak ligt op een afstand gelijk aan de gereedschapsradius en de zijdelingse veiligheidsafstand versprongen naast het werkstuk.
  3. Vervolgens positioneert de besturing het gereedschap in ijlgang met FMAX in de spilas naar de veiligheidsafstand.
  4. Vervolgens verplaatst het gereedschap zich met de aanzet frezen Q207 in de spilas naar de door de besturing berekende eerste diepte-instelling.
  1. Daarna verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde aanzet frezen Q207 naar het eindpunt 2.
  2. De besturing verplaatst het gereedschap in de gereedschapas op veiligheidsafstand boven de actuele diepte-instelling en verplaatst met FMAX meteen terug naar het startpunt van de volgende regel. De besturing berekent de verspringing uit de geprogrammeerde breedte, de gereedschapsradius, de maximale baanoverlappingsfactor Q370 en de zijdelingse veiligheidsafstand Q357.
  3. Vervolgens verplaatst het gereedschap zich terug in actuele diepte-instelling en vervolgens weer in de richting van het eindpunt 2.
  4. Het proces herhaalt zich, totdat het ingevoerde vlak volledig is bewerkt. Aan het einde van de laatste baan positioneert de besturing het gereedschap in ijlgang FMAX terug naar startpunt 1.
  5. Indien er meerdere verplaatsingen noodzakelijk zijn, verplaatst de besturing het gereedschap met positioneeraanzet in de spilas naar de volgende diepte-instelling.
  6. Het proces herhaalt zich, totdat alle verplaatsingen zijn uitgevoerd Bij de laatste verplaatsing wordt slechts de ingevoerde nabewerkingsovermaat met de aanzet nabewerken afgefreesd.
  7. Aan het einde verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX terug naar de 2e veiligheidsafstand.

Strategieën Q389=2 en Q389=3 - met zijdelingse begrenzing

Wanneer een zijdelingse begrenzing wordt geprogrammeerd, kan de besturing eventueel niet buiten de contour vooruit verplaatsen. In dit geval is de cyclusprocedure als volgt:

cyc233_q389_5
  1. De besturing verplaatst het gereedschap met FMAX naar de benaderingspositie in het bewerkingsvlak. Deze positie ligt op een afstand gelijk aan de gereedschapsradius en de zijdelingse veiligheidsafstand Q357 naast het werkstuk.
  2. Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang FMAX in de gereedschapsas naar veiligheidsafstand Q200 en vervolgens met Q207 AANZET FREZEN naar de eerste diepte-instelling Q202.
  3. De besturing verplaatst het gereedschap via een cirkelbaan naar het startpunt 1.
  4. Het gereedschap verplaatst zich met de geprogrammeerde aanzet Q207 naar eindpunt 2 en verlaat de contour met een cirkelbaan.
  5. Aansluitend positioneert de besturing het gereedschap met Q253 AANZET VOORPOS. naar de benaderingspositie van de volgende baan.
  6. De stappen 3 t/m 5 worden herhaald totdat het complete vlak is gefreesd.
  7. Als er meerdere diepte-instellingen zijn geprogrammeerd, verplaatst de besturing het gereedschap aan het einde van de laatste baan naar veiligheidsafstand Q200 en positioneert in het bewerkingsvlak naar de volgende benaderingspositie.
  8. Bij de laatste verplaatsing freest de besturing de Q369 OVERMAAT DIEPTE in Q385 AANZET NABEWERKEN.
  9. Aan het einde van de laatste baan positioneert de besturing het gereedschap naar de 2e veiligheidsafstand Q204 en vervolgens naar de laatste vóór de cyclus geprogrammeerde positie.
  10.  
    Tip
    • De cirkelbanen bij het benaderen en verlaten van de banen zijn afhankelijk van Q220 HOEKRADIUS .
    • De besturing berekent de verspringing uit de geprogrammeerde breedte, de gereedschapsradius, de maximale baanoverlappingsfactor Q370 en de zijdelingse veiligheidsafstand Q357.

Strategie Q389=4

cyc233_q389_4
  1. Cyclusverloop
  2. De besturing positioneert het gereedschap in ijlgang met FMAX vanaf de actuele positie in het bewerkingsvlak naar het startpunt 1: het startpunt in het bewerkingsvlak ligt op een afstand gelijk aan de gereedschapsradius en de zijdelingse veiligheidsafstand versprongen naast het werkstuk.
  3. Vervolgens positioneert de besturing het gereedschap in ijlgang met FMAX in de spilas naar de veiligheidsafstand.
  4. Vervolgens verplaatst het gereedschap zich met de aanzet frezen Q207 in de spilas naar de door de besturing berekende eerste diepte-instelling.
  1. Vervolgens verplaatst het gereedschap zich met de geprogrammeerde Aanzet frezen met een tangentiële benaderingsbeweging naar het beginpunt van de freesbaan.
  2. De besturing bewerkt het eindvlak met aanzet frezen van buiten naar binnen met steeds kortere freesbanen. Door de constante zijdelingse verplaatsing grijpt het gereedschap permanent aan.
  3. Het proces herhaalt zich, totdat het ingevoerde vlak volledig is bewerkt. Aan het einde van de laatste baan positioneert de besturing het gereedschap in ijlgang FMAX terug naar startpunt 1.
  4. Indien er meerdere verplaatsingen noodzakelijk zijn, verplaatst de besturing het gereedschap met positioneeraanzet in de spilas naar de volgende diepte-instelling.
  5. Het proces herhaalt zich, totdat alle verplaatsingen zijn uitgevoerd Bij de laatste verplaatsing wordt slechts de ingevoerde nabewerkingsovermaat met de aanzet nabewerken afgefreesd.
  6. Aan het einde verplaatst de besturing het gereedschap met FMAX terug naar de 2e veiligheidsafstand.

Begrenzing

cyc233_begrenzung

Met de begrenzingen kunt u de bewerking van het eindvlak beperken, om bijv. bij de bewerking rekening te houden met zijwanden of astappen. Een door een begrenzing gedefinieerde zijwand wordt op de maat bewerkt die volgt uit het startpunt resp. de lengten van de zijden van het eindvlak. Bij de voorbewerking houdt de besturing rekening met de overmaat zijkant – bij de nabewerking dient de overmaat voor voorpositionering van het gereedschap.

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u bij een cyclus de diepte positief invoert, keert de besturing de berekening van de voorpositionering om. Het gereedschap verplaatst zich in de gereedschapsas in ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Diepte negatief invoeren
  2. Met machineparameter displayDepthErr (nr. 201003) instellen of de besturing bij de invoer van een positieve diepte een foutmelding af dient te geven (on) of niet (off)
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • De besturing positioneert het gereedschap in de gereedschapsas automatisch voor. Q204 2E VEILIGHEIDSAFST. in acht nemen.
  • De besturing reduceert de diepte-instelling tot de in de gereedschapstabel gedefinieerde snijkantlengte LCUTS als de snijkantlengte korter is dan de in de cyclus ingevoerde diepte-instelling Q202.
  • Cyclus 233 bewaakt de invoer van de gereedschaps- resp. snijkantlengte LCUTS van de gereedschapstabel. Is de lengte van het gereedschap resp. de snijkant bij een nabewerking niet voldoende, dan deelt de besturing de bewerking in meerdere stappen op.
  • Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer deze kleiner is dan de bewerkingsdiepte, komt de besturing met een foutmelding.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • Gereedschap naar de startpositie in het bewerkingsvlak voorpositioneren met radiuscorrectie R0. Let op de bewerkingsrichting.
  • Als voor Q227 STARTPUNT 3E AS en Q386 EINDPUNT 3E AS hetzelfde is ingevoerd, voert de besturing de cyclus niet uit (diepte = 0 geprogrammeerd).
  • Wanneer u Q370 BAANOVERLAPPING >1 definieert, wordt al vanaf de eerste bewerkingsbaan rekening gehouden met de geprogrammeerde overlappingsfactor.
  • Wanneer een begrenzing (Q347, Q348 of Q349) in bewerkingsrichting Q350 is geprogrammeerd, verlengt de cyclus de contour in verplaatsingrichting met hoekradius Q220. Het opgegeven oppervlak wordt volledig bewerkt.
 
Tip

Q204 2E VEILIGHEIDSAFST. zo invoeren dat een botsing met het werkstuk of met spanmiddelen uitgesloten is.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q215 Bewerkingsomvang (0/1/2)?

Bewerkingsomvang vastleggen:

0: voor- en nabewerken

1: alleen voorbewerken

2: alleen nabewerken
Nabewerken zijkant en nabewerken diepte is alleen van toepassing indien de desbetreffende nabewerkingsovermaat (Q368, Q369) is vastgelegd

Invoer: 0, 1, 2

Q389 Bewerkingsstrategie (0-4)?

Vastleggen hoe de besturing het vlak moet bewerken:

0: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing met de positioneeraanzet buiten het te bewerken vlak

1: volgens gebogen lijnen bewerken, zijdelingse verplaatsing met de aanzet frezen langs de rand van het te bewerken vlak

2: regel voor regel bewerken, terugtrekken en zijdelingse verplaatsing met de positioneeraanzet buiten het te bewerken vlak

3: regel voor regel bewerken, terugtrekken en zijdelingse verplaatsing langs de rand van het te bewerken vlak

4: spiraalvormig bewerken, gelijkmatige verplaatsing van buiten naar binnen

Invoer: 0, 1, 2, 3, 4

Q350 Freesrichting?

As van het bewerkingsvlak waarop de bewerking moet worden uitgelijnd:

1: hoofdas = bewerkingsrichting

2: nevenas = bewerkingsrichting

Invoer: 1, 2

Q218 Lengte eerste zijde?

Lengte van het oppervlak dat bewerkt moet worden in de hoofdas van het bewerkingsvlak, gerelateerd aan het startpunt van de 1e as. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q219 Lengte tweede zijde?

Lengte van het te bewerken vlak in de nevenas van het bewerkingsvlak. Met het voorteken kunt u de richting van de eerste dwarsverplaatsing gerelateerd aan het STARTPUNT 2E AS vastleggen. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

cyc233_2

Q227 Startpunt 3e as?

Coördinaat werkstukoppervlak van waaruit de verplaatsingen berekend worden. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q386 Eindpunt in 3e as?

Coördinaat in de spilas waarop het vlak moet worden vlakgefreesd. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q369 Overmaat voor dieptenabewerking?

Waarde waarmee de laatste verplaatsing moet worden uitgevoerd. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q202 Maximale dieptestap?

Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst. Waarde groter dan 0 en incrementeel invoeren.

Invoer: 0...99999,9999

Q370 Factor baanoverlapping?

Maximale zijdelingse verplaatsing k. De besturing berekent de werkelijke zijdelingse verplaatsing uit de lengte van de 2e zijde (Q219) en de gereedschapsradius zodanig, dat steeds met een constante zijdelingse verplaatsing wordt bewerkt.

Invoer: 0.0001...1.9999

cyc233_1

Q207 Aanzet frezen?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen in mm/min

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q385 Aanzet nabewerken?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen van de laatste verplaatsing in mm/min

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q253 Aanzet voorpositioneren?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het benaderen van de startpositie en het verplaatsen naar de volgende regel in mm/min; wanneer dwars in het materiaal verplaatst wordt (Q389=1), voert de besturing de dwarsverplaatsing met freesaanzet Q207 uit.

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF

Q357 Veiligheids-afstand van de kant?

Parameter Q357 heeft invloed op de volgende situaties:

Benaderen van de eerste diepte-instelling: Q357 is de zijdelingse afstand van het gereedschap tot het werkstuk.

Voorbewerken met de freesstrategieën Q389=0-3: Het te bewerken vlak wordt in Q350 FREESRICHTING met de waarde uit Q357 vergroot, voor zover in deze richting geen begrenzing is ingesteld.

Nabewerken zijkant: De banen worden met Q357 in Q350 FREESRICHTING verlengd.

De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q204 2e veiligheidsafstand?

Coördinaat spilas waarin een botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

cyc233_3

Q347 1e begrenzing?

Zijde van het werkstuk selecteren waar het eindvlak wordt begrensd door een zijwand (niet mogelijk bij spiraalvormige bewerking). Afhankelijk van de positie van de zijwand begrenst de besturing de bewerking van het eindvlak tot de desbetreffende startpuntcoördinaat of lengte van de zijde:

0: geen begrenzing

-1: begrenzing in negatieve hoofdas

+1: begrenzing in positieve hoofdas

-2: begrenzing in negatieve nevenas

+2: begrenzing in positieve nevenas

Invoer: -2, -1, 0, +1, +2

Q348 2e begrenzing?

Zie parameter 1. begrenzing Q347

Invoer: -2, -1, 0, +1, +2

Q349 3e begrenzing?

Zie parameter 1. begrenzing Q347

Invoer: -2, -1, 0, +1, +2

Q220 Hoekradius?

Radius voor hoek bij begrenzingen (Q347 - Q349)

Invoer: 0...99999,9999

Q368 Overmaat voor kantnabewerking?

Overmaat voor nabewerking in het bewerkingsvlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q338 Verplaatsing nabewerking?

Maat waarmee het gereedschap bij de nabewerking in de spilas wordt verplaatst.

Q338=0: nabewerken in een verplaatsing

De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q367 Pos. v.h. vlak (-1/0/1/2/3/4)?

Positie van het vlak gerelateerd aan de positie van het gereedschap bij de cyclusoproep:

-1: gereedschapspositie = actuele positie

0: gereedschapspositie = midden van de tap

1: gereedschapspositie = hoek linksonder

2: gereedschapspositie = hoek rechtsonder

3: gereedschapspositie = hoek rechtsboven

4: gereedschapspositie = hoek linksboven

Invoer: –1, 0, +1, +2, +3, +4

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 233 VLAKFREZEN ~

Q215=+0

;BEWERKINGSOMVANG ~

Q389=+2

;FREESSTRATEGIE ~

Q350=+1

;FREESRICHTING ~

Q218=+60

;LENGTE 1E ZIJKANT ~

Q219=+20

;LENGTE 2E ZIJKANT ~

Q227=+0

;STARTPUNT 3E AS ~

Q386=+0

;EINDPUNT 3E AS ~

Q369=+0

;OVERMAAT DIEPTE ~

Q202=+5

;MAX. DIEPTESTAP ~

Q370=+1

;BAANOVERLAPPING ~

Q207=+500

;AANZET FREZEN ~

Q385=+500

;AANZET NABEWERKEN ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q357=+2

;VEIL.AFST. KANT ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q204=+50

;2E VEILIGHEIDSAFST. ~

Q347=+0

;1E BEGRENZING ~

Q348=+0

;2E BEGRENZING ~

Q349=+0

;3E BEGRENZING ~

Q220=+0

;HOEKRADIUS ~

Q368=+0

;OVERMAAT ZIJKANT ~

Q338=+0

;VERPLAATSING NABEW. ~

Q367=-1

;VLAKPOSITIE

12 L X+50 Y+50 R0 FMAX M99