Cyclus 224 VOORBEELD DATAMATRIX CODE

ISO-programmering

G224

Toepassing

Met cyclus 224 VOORBEELD DATAMATRIX CODE kunt u teksten omzetten in een zogenaamde DataMatrix-code. Dit dient als puntenpatroon voor een vooraf gedefinieerde bewerkingscyclus.

Cyclusverloop

cyc224
  1. De besturing positioneert het gereedschap automatisch vanaf de actuele positie naar het geprogrammeerde startpunt. Deze bevindt zich in de linkeronderhoek.
  2. Volgorde:

    • Tweede veiligheidsafstand benaderen (spilas)
    • Startpunt in het bewerkingsvlak benaderen
    • Op VEILIGHEIDSAFSTAND boven het werkstukoppervlak plaatsen (spilas)
  3. Vervolgens verplaatst de besturing het gereedschap in positieve richting van de nevenas naar het eerste startpunt 1 in de eerste regel
  4. Vanaf deze positie voert de besturing de laatst gedefinieerde bewerkingscyclus uit
  5. Aansluitend positioneert de besturing het gereedschap in positieve richting van de hoofdas naar het tweede startpunt 2 van de volgende bewerking. Het gereedschap staat daarbij op de 1e veiligheidsafstand
  6. Dit proces herhaalt zich totdat alle bewerkingen van de eerste regel zijn uitgevoerd. Het gereedschap staat op het laatste punt 3 van de eerste regel
  7. Vervolgens verplaatst de besturing het gereedschap in negatieve richting van de hoofd- en nevenas naar het eerste startpunt 4 van de volgende regel
  8. Daarna wordt de bewerking uitgevoerd
  9. Deze processen herhalen totdat de DataMatrix-code is afgebeeld. De bewerking eindigt in de rechteronderhoek 5
  10. Vervolgens verplaatst de besturing zich naar de geprogrammeerde tweede veiligheidsafstand

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer een van de bewerkingscycli met cyclus 224 is gecombineerd, zijn de Veiligheidsafstand, het coördinaatoppervlak en de 2e veiligheidsafstand uit cyclus 224 actief. Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Verloop met behulp van de grafische simulatie testen
  2. NC-programma of programmadeel in de werkstand PGM-afloop modus ENKELE REGEL voorzichtig testen.
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Cyclus 224 is DEF-actief. Bovendien roept cyclus 224 automatisch de laatst gedefinieerde bewerkingscyclus op.
  • De besturing gebruikt het speciale tekens % voor speciale functies. Wanneer u dit teken in een DataMatrix-code wilt opslaan, moet u dit in de tekst twee keer opgeven, bijv. %%.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

cyc224_1

Q225 Startpunt 1e as?

Coördinaat in de linkeronderhoek van de code in de hoofdas. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q226 Startpunt 2e as?

Coördinaat in de linkerbenedenhoek van de code in de evenas. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

QS501 Tekstinvoer?

Om te zetten tekst tussen de aanhalingstekens. Toewijzing van variabelen mogelijk.

Variabele teksten in DataMatrix-code uitvoeren

Invoer: Max. 255 tekens

Q458 Celgrootte/voorbeeldgr. (1/2)?

Vastleggen hoe de DataMatrix-code in de Q459 wordt beschreven:

1: celafstand

2: patroongrootte

Invoer: 1, 2

cyc224_2

cyc224_3

Q459 Grootte voor patronen?

Definitie van de afstand van de cellen of de grootte van het patroon:

Indien Q458=1: afstand tussen de eerste en de tweede cel (uitgaand van het middelpunt van de cellen)

Indien Q458=2: afstand tussen de eerste en laatste cel (uitgaand van het middelpunt van de cellen)

De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q224 Rotatiepositie?

Hoek waarmee het totale patroon wordt geroteerd. Het rotatiecentrum ligt in het startpunt. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -360.000...+360.000

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q203 Coörd. werkstukoppervlakte?

Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q204 2e veiligheidsafstand?

Afstand in de gereedschapsas tussen gereedschap en werkstuk (spanmiddel) waarbij een botsing is uitgesloten. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 224 VOORBEELD DATAMATRIX CODE ~

Q225=+0

;STARTPUNT 1E AS ~

Q226=+0

;STARTPUNT 2E AS ~

QS501=""

;TEKST ~

Q458=+1

;SELEC. GROOTTE ~

Q459=+1

;GROOTTE ~

Q224=+0

;ROTATIEPOSITIE ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q204=+50

;2E VEILIGHEIDSAFST.

12 CYCL CALL

Variabele teksten in DataMatrix-code uitvoeren

Naast vaste tekens kunt u bepaalde variabelen als DataMatrix-code uitvoeren. De invoer van een variabele begint u met %.

De volgende variabele teksten kunt u in de cyclus 224 VOORBEELD DATAMATRIX CODE gebruiken:

  • Datum en tijd
  • Namen en paden van NC-programma's
  • Tellerstanden

Datum en tijd

U kunt de huidige datum, de huidige tijd of de huidige kalenderweek omzetten in een DataMatrix-code. Voer hiervoor in de cyclusparameter QS501 de waarde %time<x> in. <x> definieert het formaat, bijv. 08 voor DD.MM.JJJJ.

 
Tip

Denk eraan dat u bij het invoeren van datumformaten 1 t/m 9 eerst een 0 moet opgeven, bijv. %time08.

U hebt de volgende mogelijkheden:

Invoer

Formaat

%time00

DD.MM.JJJJ hh:mm:ss

%time01

D.MM.JJJJ hh:mm:ss

%time02

D.MM.JJJJ h:mm

%time03

D.MM.JJ h:mm

%time04

JJJJ-MM-DD hh:mm:ss

%time05

JJJJ-MM-DD hh:mm

%time06

JJJJ-MM-DD h:mm

%time07

JJ-MM-DD h:mm

%time08

DD.MM.JJJJ

%time09

D.MM.JJJJ

%time10

D.MM.JJ

%time11

JJJJ-MM-DD

%time12

JJ-MM-DD

%time13

hh:mm:ss

%time14

h:mm:ss

%time15

h:mm

%time99

Kalenderweek

Namen en paden van NC-programma's

U kunt de naam of het pad van het actieve NC-programma of van een opgeroepen NC-programma in een DataMarix-code omzetten. Voer hiervoor in de cyclusparameter QS501 de waarde %main<x> of %prog<x> in.

U hebt de volgende mogelijkheden:

Invoer

Betekenis

Voorbeeld

%main0

Volledig bestandspad van actief NC-programma

TNC:\MILL.h

%main1

Directory van actief NC-programma

TNC:\

%main2

Naam van actief NC-programma

MILL

%main3

Bestandstype van actief NC-programma

.H

%prog0

Volledig bestandspad van opgeroepen NC-programma

TNC:\HOUSE.h

%prog1

Directorypad van opgeroepen NC-programma

TNC:\

%prog2

Naam van opgeroepen NC-programma

HOUSE

%prog3

Bestandstype van opgeroepen NC-programma

.H

Tellerstanden

U kunt de huidige tellerstand omzetten in een DataMarix-code. De besturing toont de actuele tellerstand in Programma-afloop in het tabblad PGM van het werkbereik Status.

Voer hiervoor in de cyclusparameter QS501 de waarde %count<x> in.

Met het getal na %count definieert u hoeveel posities de DataMatrix-code bevat. Het maximale aantal tekens is negen.

  • Voorbeeld:
  • Programmeren: %count9
  • Actuele tellerstand: 3
  • Score: 000000003
  • Bedieningsinstructies
  • In de Simulatie simuleert de besturing alleen de tellerstand die u direct in het NC-programma definieert. De tellerstand uit het werkgebied Status in de werkstand Programma-afloop wordt buiten beschouwing gelaten.