SL-cycli

Algemeen

Met SL-cycli kunnen ingewikkelde contouren uit maximaal twaalf deelcontouren (kamers of eilanden) worden samengesteld. De afzonderlijke deelcontouren worden als subprogramma's ingevoerd. Uit de lijst met deelcontouren (subprogrammanummers) die in cyclus 14 CONTOUR zijn ingevoerd, berekent de besturing de totale contour.

 
Tip
  • Programmeer- en bedieningsinstructies:
  • Het geheugen voor een SL-cyclus is beperkt. In een SL-cyclus kunnen maximaal 16384 contourelementen worden geprogrammeerd.
  • SL-cycli voeren intern omvangrijke en complexe berekeningen en daaruit voortvloeiende bewerkingen uit. Om veiligheidsredenen in elk geval vóór het uitvoeren de simulatie uitvoeren! Daarmee kunt u op eenvoudige wijze bepalen of de door de besturing vastgestelde bewerking correct wordt uitgevoerd.
  • Wanneer u lokale Q-parameters QL in een contoursubprogramma gebruikt, moet u deze ook binnen het contoursubprogramma toewijzen of berekenen.
  • Eigenschappen van de subprogramma's
  • Gesloten contour zonder beweging voor benaderen en verlaten
  • Coördinatenomrekeningen zijn toegestaan - wanneer ze binnen de deelcontouren worden geprogrammeerd, werken ze ook in de volgende subprogramma's. Ze mogen echter na de cyclusoproep niet worden gereset
  • De besturing herkent een kamer, als er langs de binnenkant van de contour wordt rondgegaan, bijv. beschrijving van de contour met de klok mee met radiuscorrectie RR
  • De besturing herkent een eiland, als er langs de buitenkant van de contour wordt rondgegaan, bijv. beschrijving van de contour met de klok mee met radiuscorrectie RL
  • De subprogramma's mogen geen coördinaten in de spilas bevatten
  • Programmeer in de eerste NC-regel van het subprogramma altijd beide assen
  • Wanneer Q-parameters worden toegepast, voer dan de betreffende berekeningen en toewijzingen alleen binnen het betreffende contour-subprogramma uit
  • Zonder bewerkingscycli, aanzetten en M-functies
  • Eigenschappen van de cycli
  • De besturing positioneert voor elke cyclus automatisch naar de veiligheidsafstand – positioneer het gereedschap vóór de cyclusoproep naar een veilige positie
  • Elk diepteniveau wordt zonder het vrijzetten van het gereedschap gefreesd; er wordt langs de zijkant van eilanden verplaatst
  • De radius van "binnenhoeken" is programmeerbaar – het gereedschap blijft niet staan, markeringen door vrije sneden worden voorkomen (geldt voor buitenste baan bij het ruimen en nabewerken van de zijkanten)
  • Bij het nabewerken van de zijkanten benadert de besturing de contour via een tangentiële cirkelbaan
  • Bij het nabewerken van de diepte verplaatst de besturing het gereedschap ook via een tangentiële cirkelbaan naar het werkstuk (bijv. spilas Z: cirkelbaan in vlak Z/X)
  • De besturing bewerkt de contour ononderbroken meelopend of tegenlopend

De maatgegevens voor de bewerking, zoals freesdiepte, overmaten en veiligheidsafstand voert u centraal in cyclus 20 CONTOURDATA in.

Schema: afwerken met SL-cycli

0 BEGIN SL 2 MM

...

12 CYCL DEF 14 CONTOUR

...

13 CYCL DEF 20 CONTOURDATA

...

16 CYCL DEF 21 VOORBOREN

...

17 CYCL CALL

...

22 CYCL DEF 23 NABEWERKEN DIEPTE

...

23 CYCL CALL

...

26 CYCL DEF 24 NABEWERKEN ZIJKANT

...

27 CYCL CALL

...

50 L Z+250 R0 FMAX M2

51 LBL 1

...

55 LBL 0

56 LBL 2

...

60 LBL 0

...

99 END PGM SL2 MM