Cyclus 291 IPO-DRAAIEN KOPP. (optie #96)

ISO-programmering

G291

Toepassing

 
Machine

Raadpleeg uw machinehandboek!

Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.

Cyc291_1

Cyclus 291 IPO-DRAAIEN KOPP. koppelt de gereedschapsspil aan de positie van de lineaire assen - of heft deze spilkoppeling weer op. Bij interpolatiedraaien vindt de oriëntatie van de snijkant plaats naar het midden van een cirkel. Het rotatiemiddelpunt duidt u in de cyclus met de coördinaten Q216 en Q217 aan.

Cyclusverloop

  1. Q560=1:
  2. De besturing voert eerst een spilstop (M5) uit
  3. De besturing oriënteert de gereedschapsspil naar het opgegeven rotatiecentrum. Daarbij wordt rekening gehouden met de opgegeven spiloriëntatiehoek Q336. Indien gedefinieerd, wordt bovendien rekening gehouden met de waarde "ORI", die eventueel in de gereedschapstabel is opgegeven
  4. De gereedschapsspil is nu aan de positie van de lineaire assen gekoppeld. De spil volgt de nominale positie van de hoofdassen
  5. Om de koppeling te beëindigen, moet deze door de operator worden opgeheven. (Via cyclus 291 of via programma-einde/interne stop)
  1. Q560=0:
  2. De besturing heft de spilkoppeling op
  3. De gereedschapsspil is niet langer aan de positie van de lineaire assen gekoppeld
  4. De bewerking met cyclus 291 interpolatiedraaien is voltooid
  5. Wanneer Q560=0, zijn de parameters Q336, Q216, Q217 niet relevant

Instructies

 
Machine

De cyclus is uitsluitend op machines met een gestuurde spil uitvoerbaar.

Evt. bewaakt uw besturing dat er bij stilstaande spil niet met aanzet mag worden gepositioneerd. Neem hiervoor contact op met uw machinefabrikant.

  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Cyclus 291 is CALL-actief
  • Deze cyclus kan ook bij gezwenkt bewerkingsvlak worden uitgevoerd.
  • Houd er rekening mee dat voor de cyclusoproep de ashoek gelijk moet zijn aan de zwenkhoek! Alleen dan kan een correcte koppeling van de assen plaatsvinden.
  • Wanneer cyclus 8 SPIEGELEN actief is, voert de besturing de cyclus voor het interpolatiedraaien niet uit.
  • Wanneer cyclus 26 MAATFACTOR ASSPEC. actief is, en de maatfactor in een as ongelijk aan 1 is, voert de besturing de cyclus voor interpolatiedraaien niet uit.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • Een programmering van M3/M4 vervalt. Om de cirkelvormige beweging van de lineaire assen te beschrijven, gebruikt u bijv. CC- en C-regels.
  • Let er bij het programmeren op dat noch het midden van de spil noch de snijplaat naar het midden van de te draaien contour mag worden bewogen.
  • Programmeer de buitencontouren met een radius groter dan 0.
  • Programmeer de binnencontouren met een radius groter dan de gereedschapsradius.
  • Om ervoor te zorgen dat uw machine hoge baansnelheden kan bereiken, definieert u vóór de cyclusoproep een grote tolerantie met cyclus 32. Programmeer cyclus 32 met HSC-filter=1.
  • Na de definitie van cyclus 291 en CYCL CALL programmeert u uw gewenste bewerking. Om de cirkelvormige beweging van de lineaire assen te beschrijven, gebruikt u bijv. lineaire/poolregels.
  • Voorbeeld interpolatiedraaien cyclus 291

Aanwijzing in combinatie met machineparameters

  • Met de machineparameter mStrobeOrient (nr. 201005) definieert de machinefabrikant een M-functie voor spiloriëntatie:
    • Wanneer >0 is ingevoerd, wordt dit M-nummer (PLC-functie van de machinefabrikant) getoond die de spiloriëntatie uitvoert. De besturing wacht totdat de spiloriëntatie is afgesloten.
    • Wanneer -1 is ingevoerd, voert de besturing de spiloriëntatie uit.
    • Als 0 is ingevoerd, vindt er geen actie plaats.

    In geen geval wordt van tevoren een M5 uitgegeven.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q560 Spil koppelen (0=uit/1=aan)?

Vastleggen of de gereedschapsspil aan de positie van de lineaire assen wordt gekoppeld. Bij een actieve spilkoppeling vindt de oriëntatie van een snijkant van het gereedschap naar het rotatiecentrum plaats.

0: spilkoppeling uit

1: spilkoppeling aan

Invoer: 0, 1

Q336 Hoek voor spil-orientatie ?

De besturing lijnt het gereedschap vóór de bewerking op deze hoek uit. Wanneer u met een freesgereedschap werkt, voert u de hoek zodanig in dat een snijkant naar het rotatiecentrum is gericht.

Wanneer u met een draaigereedschap werkt en in de draaigereedschapstabel (toolturn.trn) de waarde "ORI" hebt gedefinieerd, wordt daarmee ook bij de spiloriëntatie rekening gehouden.

Invoer: 0...360

Gereedschap definiëren

291-04

Q216 Midden 1e as?

Rotatiecentrum in de hoofdas van het bewerkingsvlak

Invoer absoluut: -99999,9999...99999,9999

Q217 Midden 2e as?

Rotatiecentrum in de nevenas van het bewerkingsvlak

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q561 Draaigereedschap omzetten (0/1)

alleen relevant wanneer u uw gereedschap in de draaigereedschapstabel in (toolturn.trn) beschrijft. Met deze parameter bepaalt u of de waarde XL van het draaigereedschap als radius R van een freesgereedschap wordt geïnterpreteerd.

0: geen wijziging - het draaigereedschap wordt zo geïnterpreteerd als het in de draaigereedschapstabel (toolturn.trn) is beschreven. In dit geval mag u geen radiuscorrectie RR of RL gebruiken. Bovendien moet u bij de programmering de beweging van het gereedschapsmiddelpunt TCP zonder spilkoppeling beschrijven. Deze wijze van programmering is zeer veel moeilijker.

1: De waarde XL van de draaigereedschapstabel (toolturn.trn) wordt als een radius R van een freesgereedschapstabel geïnterpreteerd. Daarmee kunt u bij de programmering van uw contour een radiuscorrectie RR of RL gebruiken. Deze wijze van programmering wordt geadviseerd.

Invoer: 0, 1

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 291 IPO-DRAAIEN KOPP. ~

Q560=+0

;SPIL KOPPELEN ~

Q336=+0

;HOEK SPIL ~

Q216=+50

;MIDDEN 1E AS ~

Q217=+50

;MIDDEN 2E AS ~

Q561=+0

;DRAAI-GS OMZETTEN

Gereedschap definiëren

Overzicht

Afhankelijk van de invoer van parameter Q560 kunt u de cyclus Interpolatiedraaien koppeling activeren (Q560=1) of deactiveren (Q560=0).

Spilkoppeling uit, Q560=0

De gereedschapsspil wordt niet aan de positie van de lineaire assen gekoppeld.

 
Tip

Q560=0: cyclus interpolatiedraaien koppeling deactiveren!

Spilkoppeling aan, Q560=1

U voert een draaibewerking uit, daarbij wordt de gereedschapsspil aan de positie van de lineaire assen gekoppeld. Wanneer u parameter Q560=1 invoert, kunt u uw gereedschap op diverse manieren in de gereedschapstabel definiëren. Deze mogelijkheden worden hieronder beschreven:

  • Draaigereedschap in gereedschapstabel (tool.t) als freesgereedschap definiëren
  • Freesgereedschap in gereedschapstabel (tool.t) als freesgereedschap definiëren (om het vervolgens als draaigereedschap te gebruiken)
  • Draaigereedschap in de gereedschapstabel (toolturn.trn) definiëren

Hieronder vindt u aanwijzingen over deze drie mogelijkheden van de gereedschapsdefinitie:

  • Draaigereedschap in gereedschapstabel (tool.t) als freesgereedschap definiëren
  • Wanneer u zonder optie 50 werkt, definieert u uw draaigereedschap in de gereedschapstabel (tool.t) als freesgereedschap. In dit geval wordt met de volgende gegevens uit de gereedschapstabel rekening gehouden (incl. deltawaarden): lengte (L), radius (R) en hoekradius (R2). De geometrische gegevens van uw draaigereedschap worden naar de gegevens van een freesgereedschap omgezet. Lijn uw draaigereedschap uit op het midden van de spil. Geef deze hoek van de spiloriëntatie in de cyclus onder parameter Q336 op. Bij de buitenbewerking is de spiloriëntatie Q336, bij een binnenbewerking wordt de spiloriëntatie berekend uit Q336+180.

     
    Aanwijzing
    Let op: botsingsgevaar!
    Bij bewerkingen aan de binnenkant kan een botsing tussen gereedschapshouder en werkstuk optreden. De gereedschapshouder wordt niet bewaakt. Indien de rotatiediameter op basis van de gereedschapshouder groter is dan via de snijkant, bestaat er botsingsgevaar.
    1. Gereedschapshouder zo kiezen, dat de rotatiediameter niet groter is dan via de snijkant
  • Freesgereedschap in gereedschapstabel (tool.t) als freesgereedschap definiëren (om het vervolgens als draaigereedschap te gebruiken)
  • U kunt met een freesgereedschap interpolatiedraaien. In dit geval wordt met de volgende gegevens uit de gereedschapstabel rekening gehouden (incl. deltawaarden): lengte (L), radius (R) en hoekradius (R2). Lijn hiervoor een snijkant van uw freesgereedschap uit op het midden van de spil. Geef deze hoek in parameter Q336 op. Bij de buitenbewerking is de spiloriëntatie Q336, bij een binnenbewerking wordt de spiloriëntatie berekend uit Q336+180.

  • Draaigereedschap in de gereedschapstabel (toolturn.trn) definiëren
  • Wanneer u met software-optie 50 werkt, kunt u uw draaigereedschap in de draaigereedschapstabel (toolturn.trn) definiëren. In dit geval vindt de oriëntatie van de spil ten opzichte van het rotatiecentrum plaats met inachtneming van gereedschapsspecifieke gegevens, zoals de bewerkingswijze (TO in de draaigereedschapstabel), de oriëntatiehoek (ORI in de draaigereedschapstabel), de parameter Q336 en de parameter Q561.

     
    Tip
    • Programmeer- en bedieningsinstructies:
    • Wanneer u het draaigereedschap in de draaigereedschapstabel (toolturn.trn) definieert, is het raadzaam met parameter Q561=1 te werken. Daarmee zet u de gegevens van het draaigereedschap om naar de gegevens van een freesgereedschap en kunt u dus de programmering aanzienlijk vereenvoudigen. U kunt met Q561=1 bij de programmering met een radiuscorrectie RR of RL werken. (Wanneer u daarentegen parameter Q561=0 programmeert, kunt u bij de beschrijving van uw contour geen gebruik maken van een radiuscorrectie RR of RL. Bovendien moet u er bij de programmering aan denken de beweging van het gereedschapsmiddelpuntTCP zonder spilkoppeling te programmeren. Deze wijze van programmering is zeer veel bewerkelijker!)
      • Wanneer u parameter Q561=1 hebt geprogrammeerd, moet u het volgende programmeren om de bewerking Interpolatiedraaien af te sluiten:
      • R0, heft de radiuscorrectie weer op
      • Cyclus 291 met parameter Q560=0 en Q561=0 heft de spilkoppeling weer op
      • CYCL CALL voor het oproepen van cyclus 291
      • TOOL CALL heft de omzetting van parameter Q561 weer op
      • Wanneer u parameter Q561=1 hebt geprogrammeerd, mag u alleen de volgende gereedschapstypen gebruiken:
      • TYPE: ROUGH, FINISH, BUTTON met de bewerkingsrichtingen TO: 1 of 8, XL>=0
      • TYPE: ROUGH, FINISH, BUTTON met de bewerkingsrichting TO: 7: XL<=0

    Hieronder wordt beschreven hoe de spiloriëntatie kan worden berekend:

    Bewerking

    TO

    Spiloriëntatie

    Interpolatiedraaien, buiten

    1

    ORI + Q336

    Interpolatiedraaien, binnen

    7

    ORI + Q336 + 180

    Interpolatiedraaien, buiten

    7

    ORI + Q336 + 180

    Interpolatiedraaien, binnen

    1

    ORI + Q336

    Interpolatiedraaien, buiten

    8

    ORI + Q336

    Interpolatiedraaien, binnen

    8

    ORI + Q336

    • U kunt de volgende gereedschapstypen voor interpolatiedraaien gebruiken:
    • TYPE: ROUGH, met de bewerkingsrichtingen TO: 1, 7, 8
    • TYPE: FINISH, met de bewerkingsrichtingen TO: 1, 7, 8
    • TYPE: BUTTON, met de bewerkingsrichtingen TO: 1, 7, 8
    • U kunt de volgende gereedschapstypen niet voor interpolatiedraaien gebruiken:
    • TYPE: ROUGH, met de bewerkingsrichtingen TO: 2 t/m 6
    • TYPE: FINISH, met de bewerkingsrichtingen TO: 2 t/m 6
    • TYPE: BUTTON, met de bewerkingsrichtingen TO: 2 t/m 6
    • TYPE: RECESS
    • TYPE: RECTURN
    • TYPE: THREAD