Cyclus 800 DRAAISYST. AANPASSEN

ISO-programmering

G800

Toepassing

 
Machine

Raadpleeg uw machinehandboek!

Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.

De cyclus is afhankelijk van de machine.

cyc800_1

Om een draaibewerking te kunnen uitvoeren, moet u het gereedschap in een geschikte positie ten opzichte van de rotatiepspil brengen. Hiervoor kunt u de cyclus 800 DRAAISYST. AANPASSEN gebruiken.

Bij de draaibewerking is de invalshoek tussen gereedschap en rotatiespil belangrijk om bijvoorbeeld contouren met ondersnijdingen te kunnen bewerken. In cyclus 800 beschikt u over diverse mogelijkheden om het coördinatensysteem voor een schuine bewerking te positioneren:

  • Als u de zwenkas al voor een schuine bewerking hebt gepositioneerd, kunt u met 800 het coördinatensysteem op de positie van de zwenkassen uitlijnen (Q530=0). In dit geval moet u echter voor de juiste verrekening een M144 of M128/TCPM programmeren
  • Cyclus 800 berekent de vereiste zwenkashoek op basis van de invalshoek Q531 − afhankelijk van de geselecteerde strategie in parameter SCHUINE BEW. Q530 positioneert de besturing van de zwenkas met (Q530=1) of zonder compensatiebeweging (Q530=2)
  • Cyclus 800 berekent de vereiste zwenkashoek op basis van de invalshoek Q531, maar voert geen positionering van de zwenkas uit (Q530=3). U moet de zwenkas na de cyclus zelf op de berekende waarden Q120 (A-as), Q121 (B-as) en Q122 (C-as) positioneren

Als de freesspilas en de rotatiespilas parallel aan elkaar zijn uitgelijnd, kunt u met de precessiehoek Q497 een willekeurige rotatie van het coördinatensysteem om de spilas (Z-as) definiëren. Dit kan nodig zijn wanneer u het gereedschap door gebrek aan ruimte in een bepaalde positie moet brengen of wanneer u een bewerkingsproces beter in de gaten wilt houden. Als de assen van de rotatiespil en freesspil niet parallel zijn uitgelijnd, zijn er slechts twee precessiehoeken zinvol voor de bewerking. De besturing selecteert de hoek die het dichtst bij de invoerwaarde Q497 ligt.

Cyclus 800 positioneert de freesspil zodanig dat de snijkant van het gereedschap ten opzichte van de draaicontour is uitgelijnd. Daarbij kunt u het gereedschap ook gespiegeld (GEREEDSCHAP OMKEREN Q498) gebruiken, waardoor de freesspil 180° versprongen wordt gepositioneerd. Zo kunt u een gereedschap zowel voor bewerkingen aan de binnenzijde als aan de buitenzijde gebruiken. Positioneer de snijkant van het gereedschap op het midden van de rotatiespil met een verplaatsingsregel, bijv. L Y+0 R0 FMAX.

 
Tip
  • Wanneer u een zwenkaspositie wijzigt, moet u cyclus 800 opnieuw uitvoeren om het coördinatensysteem uit te lijnen.
  • Controleer vóór de bewerking de oriëntatie van het gereedschap.

Excentrisch draaien

In sommige gevallen is het niet mogelijk een werkstuk zodanig op te spannen, dat de as van het rotatiecentrum met de as van de rotatiespil in één lijn ligt. Dit is bijv. bij grote of niet-rotatiesymmetrische werkstukken het geval. Met de functie Excentrisch draaien Q535 in cyclus 800 kunt u toch draaibewerkingen uitvoeren.

Bij excentrisch draaien worden meerdere lineaire assen aan de rotatiespil gekoppeld. De besturing compenseert de excentriciteit door een cirkelvormige compensatiebeweging met de gekoppelde lineaire assen.

 
Machine

Deze functie moet door de machinefabrikant vrijgegeven en aangepast worden.

Bij hoge toerentallen en grote excentriciteit zijn hoge aanzetten van de lineaire assen nodig om de bewegingen synchroon uit te voeren. Als deze aanzetten niet kunnen worden aangehouden, raakt de contour beschadigd. De besturing komt daarom met een waarschuwing wanneer 80% van een maximale assnelheid of versnelling wordt overschreden. Reduceer in dit geval het toerental.

Bedieningsinstructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
De besturing voert bij het koppelen en ontkoppelen compensatiebewegingen uit. Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Koppeling en ontkoppeling alleen bij een stilstaande rotatiespil uitvoeren
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Bij excentrisch draaien is de botsingsbewaking DCM niet actief. De besturing toont tijdens excentrisch draaien een desbetreffende waarschuwingsmelding. Er bestaat botsingsgevaar.
  1. Verloop met behulp van de simulatie testen
 
Aanwijzing
Let op: risico voor gereedschap en werkstuk!
Door de rotatie van het werkstuk ontstaan centrifugaalkrachten die, afhankelijk van de onbalans, trillingen (resonantietrillingen) kunnen veroorzaken. Dat heeft een negatieve invloed op het bewerkingsproces en verkort de levensduur van het gereedschap.
  1. Technologische gegevens zo selecteren, dat er geen trillingen (resonantietrillingen) optreden
  • Voer vóór de eigenlijke bewerking een testsnede uit, om er zeker van te zijn dat de vereiste snelheden kunnen worden bereikt.
  • De besturing toont de posities van de lineaire assen die volgen uit de compensatie alleen in de digitale uitlezing van de actuele waarde.

Werking

Met cyclus 800 DRAAISYST. AANPASSEN: de besturing lijnt het werkstukcoördinatensysteem uit en oriënteert het gereedschap dienovereenkomstig. Cyclus 800 is actief totdat deze door cyclus 801 wordt teruggezet of totdat cyclus 800 opnieuw wordt gedefinieerd. Sommige cyclusfuncties van cyclus 800 worden bovendien door andere factoren gereset:

  • De spiegeling van de gereedschapsgegevens (Q498 GEREEDSCHAP OMKEREN) wordt door een gereedschapsoproep TOOL CALL teruggezet.
  • De functie EXCENTRISCH DRAAIEN Q535 wordt aan het programma-einde of door het programma af te breken (interne stop) teruggezet.

Instructies

 
Machine

De fabrikant van de machine bepaalt de configuratie van uw machine. Wanneer bij deze configuratie de gereedschapsspil als as in de kinematica is gedefinieerd, werkt de aanzet-potentiometer bij bewegingen met cyclus 800.

De machinefabrikant kan een raster voor de positionering van de gereedschapsspil configureren.

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer de freesspil in de draaimodus als een NC-as is gedefinieerd, kan de besturing een omkering uit de aspositie afleiden. Wanneer de freesspil echter als spil is gedefinieerd, bestaat het gevaar dat de gereedschapsomkering verloren gaat! Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Na een TOOL CALL-regel de gereedschapsomkering opnieuw activeren
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer Q498=1 en u de functie FUNCTION LIFTOFF ANGLE TCS hiervoor programmeert, leidt dit afhankelijk van de configuratie tot twee verschillende resultaten. Is de gereedschapsspil als as gedefinieerd, dan draait de LIFTOFF mee met het omdraaien van het gereedschap. Is de gereedschapsspil als kinematische transformatie gedefinieerd, dan draait de LIFTOFFniet mee met het omdraaien van het gereedschap! Er bestaat botsingsgevaar!
  1. NC-programma of programmadeel in de werkstand Programma-afloop modus Regel voor regel voorzichtig testen
  2. Eventueel voorteken van de gedefinieerde hoek SPB wijzigen
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE TURN uitvoeren.
  • Het gereedschap moet in de juiste positie ingespannen en opgemeten zijn.
  • Cyclus 800 positioneert alleen de eerste rotatie-as vanaf het gereedschap. Als een M138 is geactiveerd, wordt de selectie van de gedefinieerde rotatie-assen ingeperkt. Wanneer andere rotatie-assen naar een bepaalde positie moeten worden verplaatst, moet deze assen vóór de uitvoering van cyclus 800 overeenkomstig worden gepositioneerd.
  • Rekening houden met rotatie-assen voor de bewerking met M138

Aanwijzingen voor het programmeren

  • U kunt de gereedschapsgegevens alleen spiegelen (Q498 GEREEDSCHAP OMKEREN) als een draaigereedschap is geselecteerd.
  • Programmeer voor het terugzetten van cyclus 800 de cyclus 801 ROT. COOERD.SYSTEEM RESETTEN.
  • Cyclus 800 begrenst bij excentrisch draaien het maximale toerental. Dit wordt bepaald door een machine-afhankelijke configuratie (door uw machinefabrikant uitgevoerd) en de grootte van de excentriciteitswaarde. Het is mogelijk dat u vóór de programmering van cyclus 800 een toerentalbegrenzing met FUNCTION TURNDATA SMAX hebt geprogrammeerd. Wanneer de waarde van deze toerentalbegrenzing kleiner is dan die van cyclus 800 berekende toerentalbegrenzing, wordt de kleinste waarde gehanteerd. Voor het terugzetten van cyclus 800 programmeert u cyclus 801. Daardoor wordt ook de door de cyclus ingestelde toerentalbegrenzing teruggezet. Vervolgens werkt de toerentalbegrenzing weer die u vóór de cyclusoproep met FUNCTION TURNDATA SMAX hebt geprogrammeerd.
  • Wanneer het werkstuk om de werkstukspil moet worden gedraaid, gebruikt u een offset van de werkstukspil in de referentiepunttabel. Basisrotaties zijn niet mogelijk, de besturing geeft een foutmelding.
  • Als u in parameter Q530 Schuine bewerking de instelling 0 gebruikt (zwenkassen moeten vooraf gepositioneerd zijn), moet u voorafgaand M144 of TCPM/M128 programmeren.
  • Wanneer u in parameter Q530 Schuine bewerking de instellingen 1: MOVE, 2: TURN en 3: STAY gebruikt, activeert de besturing (afhankelijk van de machineconfiguratie) de functie M144 of TCPM
  • Draaibewerking (optie #50)

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q497 Precessiehoek?

Hoek waaronder de besturing het gereedschap uitricht.

Invoer: 0.0000...359.9999

Q498 GS omkeren (0=nee/1=ja)?

Gereedschap voor bewerking aan de binnen-/buitenzijde spiegelen.

Invoer: 0, 1

Q530 Schuine bewerking?

Zwenkassen voor schuine bewerking positioneren:

0: zwenkaspositie handhaven (as moet eerst gepositioneerd zijn)

1: zwenkas automatisch positioneren en de gereedschapspunt daarbij corrigeren (MOVE). De relatieve positie tussen werkstuk en gereedschap wordt niet gewijzigd. De besturing voert met de lineaire assen een compensatiebeweging uit

2: zwenkas automatisch positioneren zonder de gereedschapspunt te corrigeren (TURN)

3: plaats de zwenkas niet. Positioneer de zwenkassen in een volgende, afzonderlijke positioneerregel (STAY). De besturing slaat de positiewaarden in de parameters Q120 (A-as), Q121 (B-as) en Q122 (C-as)

Invoer: 0, 1, 2, 3

Q531 Instelhoek?

Invalshoek voor uitlijning van het gereedschap

Invoer: –180...+180

Q532 Aanzet positioneren?

Verplaatsingssnelheid van de zwenkas bij automatisch positioneren

Invoer: 0.001...99999.999 alternatief FMAX

Q533 Voorkeursrichting instelhoek?

0: oplossing die het kortst verwijderd is van de huidige positie

-1: oplossing in het bereik tussen 0° en -179,9999°

+1: oplossing in het bereik tussen 0° en +180°

-2: oplossing in het bereik tussen -90° en -179,9999°

+2: oplossing tussen +90° en +180°

Invoer: -2, -1, 0, +1, +2

Q535 Excentrisch draaien?

Assen voor de excentrische draaibewerking koppelen:

0: ontkoppelen van de as opheffen

1: askoppelingen activeren. Het rotatiecentrum bevindt zich in het actieve referentiepunt

2: askoppelingen activeren. Het rotatiecentrum bevindt zich in het actieve nulpunt

3: askoppelingen niet wijzigen

Invoer: 0, 1, 2, 3

Q536 Excentrisch draaien zonder stop?

Programma-afloop vóór de askoppeling onderbreken:

0: stop voor nieuwe askoppeling. De besturing opent in de gestopte toestand een venster waarin de mate van excentriciteit en de maximale uitwijking van de afzonderlijke assen worden weergegeven. Vervolgens kunt u de bewerking met NC start voortzetten of ANNULEREN selecteren

1: askoppeling zonder vorige stop

Invoer: 0, 1

Q599 resp. QS599 Terugtrekbaan/macro?

Terugtrekken vóór het uitvoeren van positioneringen in de rotatie-as of gereedschapsas:

0: geen retourloop

-1: maximale retourloop met M140 MB MAX, zie In de gereedschapsas terugtrekken met M140

> 0: baan voor terugtrekken in mm of inch

"...": pad voor een NC-programma dat als gebruikersmacro moet worden opgeroepen.

Gebruikersmacro

Invoer: -1...9999 Bij invoer van tekst max. 255 tekens als alternatief QS-parameters

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 800 DRAAISYST. AANPASSEN ~

Q497=+0

;PRECESSIEHOEK ~

Q498=+0

;GEREEDSCHAP OMKEREN ~

Q530=+0

;SCHUINE BEW. ~

Q531=+0

;INSTELHOEK ~

Q532=+750

;AANZET ~

Q533=+0

;VOORKEURSRICHTING ~

Q535=+3

;EXCENTRISCH DRAAIEN ~

Q536=+0

;EXCENTR. ZONDER STOP ~

Q599=-1

;TERUGTREKKEN

Gebruikersmacro

De gebruikersmacro is nog een NC-programma.

Een gebruikersmacro bevat een reeks van meerdere instructies. Met behulp van een macro kunt u meerdere NC-functies definiëren die de besturing uitvoert. Als gebruiker maakt u macro's als NC-programma.

De werking van macro's komt overeen met die van opgeroepen NC-programma's, bijv. met de functie PGM CALL. U definieert de macro als NC-programma met het bestandstype *.h of *.i.

  • HEIDENHAIN adviseert om in de macro QL-parameters te gebruiken. QL-parameters zijn uitsluitend lokaal voor een NC-programma. Wanneer u in de macro andere soorten variabelen gebruikt, kunnen wijzigingen ook van invloed zijn op het oproepende NC-programma. Om expliciet wijzigingen aan te brengen in het oproepende NC-programma, gebruikt u Q- of QS-parameters met de nummers 1200 t/m 1399.
  • In de macro kunt u de waarden van de cyclusparameters uitlezen.

Voorbeeld gebruikersmacro retourloop

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

0 BEGIN PGM RET MM

1 FUNCTION RESET TCPM

; TCPM terugzetten

2 L Z-1 R0 FMAX M91

; verplaatsing met M91

3 FN 10: IF +Q533 NE +0 GOTO LBL "DEF_DIRECTION"

; wanneer Q533 (voorkeursrichting uit cyclus 800) niet gelijk is aan 0, sprong naar LBL "DEF_DIRECTION"

4 FN 18: SYSREAD QL1 = ID240 NR1 IDX4

; systeemgegevens lezen (nominale positie in REF-systeem) en in QL1 opslaan

5 QL0 = 500 * SGN QL1

; SGN = voorteken controleren

6 FN 9: IF +0 EQU +0 GOTO LBL "MOVE"

; sprong naar LBL MOVE

7 LBL "DIRECTION"

8 QL0 = 500 * SGN Q533

; SGN = voorteken controleren

9 LBL "MOVE"

10 L X-500 Y+QL0 R0 FMAX M91

; terugtrekbeweging met M91

11 END PGM RET MM