ISO-programmering
G419
G419
Met tastcyclus 419 wordt een willekeurige coördinaat in een te selecteren as gemeten en als referentiepunt vastgelegd. De besturing kan de gemeten coördinaat eventueel ook in een nulpunt- of referentiepunttabel vastleggen.
Helpscherm | Parameter | ||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Q263 1e meetpunt in 1e as? Coördinaat van de eerste tastpositie in de hoofdas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |||||||||||||||
Q264 1e meetpunt in 2e as? Coördinaat van de eerste tastpositie in de nevenas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |||||||||||||||
Q261 Meethoogte in tastsysteemas? Coördinaat van het midden van de kogel in de tastsysteemas waarin de meting moet plaatsvinden. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |||||||||||||||
Q320 Veiligheidsafstand? Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |||||||||||||||
Q260 Veilige hoogte? Coördinaat in de gereedschapsas waarin een botsing tussen het tastsysteem en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF | |||||||||||||||
Q272 Meetas (1...3, 1=hoofdas)? As waarin de meting moet plaatsvinden: 1: hoofdas = meetas 2: nevenas = meetas 3: tastsysteemas = meetas
Invoer: 1, 2, 3 | |||||||||||||||
Q267 Verpl.richting 1 (+1=+ / -1=-)? Richting waarin het tastsysteem zich naar het werkstuk moet verplaatsen: -1: negatieve verplaatsingsrichting +1: positieve verplaatsingsrichting Invoer: -1, +1 | |||||||||||||||
Q305 Nummer in tabel? Voer de regelnummers van de referentiepunttabel/nulpunttabel in waarin de besturing de coördinaten opslaat. Afhankelijk van Q303 legt de besturing het item in de referentiepunttabel of in de nulpunttabel vast. Wanneer Q303 = 1, dan beschrijft de besturing de referentiepunttabel. Wanneer Q303 = 0, dan beschrijft de besturing de nulpunttabel. Het nulpunt wordt niet automatisch geactiveerd Berekende referentiepunt opslaan | |||||||||||||||
Q333 Nieuw referentiepunt? Coördinaat waarop de besturing het referentiepunt moet vastleggen. Basisinstelling = 0. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 | |||||||||||||||
Q303 Meetwaarde overdracht (0,1)? Vastleggen of het vastgelegde referentiepunt in de nulpunttabel of in de referentiepunttabel moet worden opgeslagen: -1: niet gebruiken! Wordt door de besturing ingevoerd wanneer oude NC-programma’s worden ingelezen (zie Gemeenschappelijke kenmerken van alle tastcycli 4xx voor het vastleggen van een referentiepunt) 0: vastgesteld referentiepunt in de actieve nulpunttabel opslaan. Referentiesysteem is het actieve werkstukcoördinatensysteem 1 = vastgesteld referentiepunt in de referentiepunttabel opslaan. Invoer: –1, 0, +1 |
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 TCH PROBE 419 REF.PUNT ENKELE AS ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|