Cyclus 1025 SLPIJPEN CONTOUR (optie #156)

ISO-programmering

G1025

Toepassing

Met cyclus 1025 SLPIJPEN CONTOUR kunt u in combinatie met cyclus 14 CONTOUR open en gesloten contouren slijpen.

Cyclusverloop

  1. De besturing verplaatst het gereedschap eerst met ijlgang naar de startpositie in X- en Y-richting en vervolgens naar de veilige hoogte Q260.
  2. Het gereedschap verplaatst zich met ijlgang naar de veiligheidsafstand Q200 boven het coördinaatoppervlak.
  3. Van daaruit verplaatst het gereedschap zich met de aanzet voorpositioneren Q253 naar diepte Q201.
  4. Indien geprogrammeerd, voert de besturing de benaderingsbeweging uit.
  5. De besturing begint met de eerste zijdelingse verplaatsing Q534.
  6. Indien geprogrammeerd, werkt de besturing na elke verplaatsing het aantal loze slagen Q456 af.
  7. Dit proces (5 en 6) wordt herhaald totdat de contour resp. de overmaat Q14 is bereikt.
  8. Na de laatste verplaatsing werkt de besturing het aantal loze slagen van de eindcontour Q457 af.
  9. De besturing voert de optionele vrijzetbeweging uit.
  10. Ten slotte gaat de besturing met ijlgang naar de veilige hoogte.

Instructies

  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • De laatste zijdelingse verplaatsing kan afhankelijk van de invoer kleiner uitvallen.
  • Let op dat de cyclus rekening houdt met M109 of M110. In dit geval toont de besturing de aanzet van de middelpuntsbaan van het freesgereedschap. Hierdoor kan bij inwendige radiussen de weergegeven aanzet in de statusweergave kleiner of bij buitenradiussen groter worden.
  • Aanzet bij cirkelbanen aanpassen met M109

Aanwijzing voor het programmeren

  • Wanneer u met een pendelslag gaat werken, moet u deze voorafgaand aan de uitvoering van deze cyclus definiëren en starten.

Open contour

  • U kunt een benader- en vrijzetbeweging in de contour met APPR en DEP of met cyclus 270 programmeren.

Gesloten contour

  • Bij een gesloten contour kan alleen met cyclus 270 een benader- en vrijzetbeweging worden geprogrammeerd.
  • Bij een gesloten contour kunt u niet afwisselend in mee- en tegenloop (Q15 = 0) slijpen. De besturing komt met een foutmelding.
  • Wanneer u een benader- en vrijzetbeweging hebt geprogrammeerd, verschuift de startpositie bij elke volgende verplaatsing. Wanneer u geen benader- en vrijzetbeweging hebt geprogrammeerd, wordt automatisch een loodrechte beweging gegenereerd en wordt de startpositie niet bij de contour verschoven.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

cyc1025_1

Q203 Coörd. werkstukoppervlakte?

Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q201 Diepte?

afstand tussen werkstukoppervlak en bodem van de contour. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: -99999.9999...+0

Q14 Overmaat voor kantnabewerking?

Zijdelingse overmaat die na de bewerking overblijft. Deze overmaat moet kleiner zijn dan Q368. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q368 Overmaat zijkant voor bewerking?

Zijdelingse overmaat die voorafgaand aan de slijpbewerking aanwezig is. De waarde moet groter zijn dan Q14. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: -0.9999...+99.9999

Q534 Zijdelingse verpl.?

Maat waarmee het slijpgereedschap zijdelings wordt verplaatst.

Invoer: 0.0001...99.9999

Q456 Lege runs op de contour?

Aantal malen dat het slijpgereedschap de contour na elke verplaatsing zonder materiaalafname afverplaatst.

Invoer: 0...99

cyc1025_2

Q457 Lege runs op de eindcontour?

Aantal malen dat het slijpgereedschap de contour na de laatste verplaatsing zonder materiaalafname afverplaatst.

Invoer: 0...99

Q207 Aanzet slijpen?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het slijpen van de contour in mm/min

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU

Q253 Aanzet voorpositioneren?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het benaderen van de DIEPTE Q201. De aanzet werkt onder het COORD. OPPERVLAK Q203. Invoer in mm/min.

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF

Q15 Slijptype (-1/+1)?

Bewerkingsrichting van de contouren vastleggen:

+1: slijpen van de gelijke loop

-1: slijpen van de tegenloop

0: afwisselend in het gelijk- en tegenlooplussen

Invoer: –1, 0, +1

Q260 Veilige hoogte?

Absolute hoogte waarop botsing met het werkstuk uitgesloten is.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 1025 SLPIJPEN CONTOUR ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q201=-20

;DIEPTE ~

Q14=+0

;OVERMAAT ZIJKANT ~

Q368=+0.1

;OVERMAAT START ~

Q534=+0.05

;ZIJDELINGSE VERPL. ~

Q456=+0

;LEGE RUNS CONTOUR ~

Q457=+0

;IDLE RUNS, CONT. END ~

Q207=+200

;AANZET SLIJPEN ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q15=+1

;SLIJPTYPE ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND