Drie lineaire assen voor de bewerking selecteren met FUNCTION PARAXMODE

Toepassing

Met de functie PARAXMODE definieert u de assen waarmee de besturing de bewerking moet uitvoeren. Alle verplaatsingen en contourbeschrijvingen programmeert u machine-onafhankelijk via de hoofdassen X, Y en Z.

Voorwaarde

Functiebeschrijving

Wanneer de functie PARAXMODE actief is, voert de besturing geprogrammeerde verplaatsingen met de in de functie gedefinieerde assen uit. Wanneer u de besturing moet verplaatsen met de door PARAXMODE gedeselecteerde hoofdas, voert u bij deze as aanvullend het teken & in. Het teken & is dan gekoppeld aan de hoofdas.

Hoofdas en parallelle as verplaatsen

Definieer in de functie PARAXMODE 3 assen (bijv. FUNCTION PARAXMODE X Y W) waarmee de besturing de geprogrammeerde verplaatsingen moet uitvoeren.

Als de functie FUNCTION PARAXMODE actief is, toont de besturing een symbool in het werkgebied Posities. Het symbool voor FUNCTION PARAXMODE verbergt mogelijk een actief symbool voor FUNCTION PARAXCOMP.

Werkgebied Posities

FUNCTION PARAXMODE OFF

Met de functie PARAXMODE OFF schakelt u de functie van de parallelle as uit. De besturing gebruikt de door de machinefabrikant geconfigureerde hoofdassen.

  • De besturing zet functies van de parallelle assen PARAXMODE OFF met de volgende functies terug:
  • Selectie van een NC-programma
  • Einde programma
  • M2 en M30
  • PARAXMODE OFF

Invoer

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

11 FUNCTION PARAX MODE X Y W

; Geprogrammeerde verplaatsingen met de assen X, Y en W uitvoeren

De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:

Syntaxiselement

Betekenis

FUNCTION PARAX MODE

Syntaxisopener voor de askeuze voor de bewerking

OFF

Functie van de parallelle as deactiveren

Syntaxiselement optioneel

X, Y, Z, U, V of W

Drie assen voor de bewerking

Alleen bij FUNCTION PARAX MODE

Hoofdas en parallelle as verplaatsen

Wanneer de functie PARAXMODE actief is, kunt u de gekozen hoofdas met het teken & binnen de rechte L verplaatsen.

Rechte L

  1. U kunt een gedeselecteerde hoofdas als volgt verplaatsen:
L

  1. L selecteren

  1. Coördinaten definiëren
  2. Gedeselecteerde hoofdas selecteren, bijvoorbeeld &Z
  3. Waarde invoeren
  4. Evt radiuscorrectie definiëren
  5. Zo nodig aanzet definiëren
  6. Zo nodig aanvullende functie definiëren
  7. Invoer bevestigen

Instructies

  • Voorafgaand aan een wisseling van de machinekinematica moet u de functies van de parallelle as deactiveren.
  • Om te zorgen dat de besturing de met PARAXMODE gedeselecteerde hoofdas verrekend, schakelt u de functie PARAXCOMP voor deze as in.
  • De extra positionering van een hoofdas met het commando & vindt plaats in het REF-systeem. Als u de digitale uitlezing op Werkelijke waarde hebt ingesteld, wordt deze beweging niet getoond. Schakel de digitale uitlezing evt. om naar "REF-waarde" om.
  • Digitale uitlezingen

Aanwijzingen in combinatie met machineparameters

  • Met de machineparameter noParaxMode (nr. 105413) kan de programmering van parallelle assen worden gedeactiveerd.
  • De verrekening van mogelijke offset-waarden (X_OFFS, Y_OFFS en Z_OFFS van de referentiepunttabel) van de met de &-operator gepositioneerde assen wordt door uw machinefabrikant in parameter presetToAlignAxis (nr. 300203) vastgelegd.
    • Wanneer de machineparameter voor de hoofdas niet is gedefinieerd of met de waarde FALSE is gedefinieerd, werkt de offset alleen in de met & geprogrammeerde as. De coördinaten van de parallelle as hebben ook betrekking op het referentiepunt van het werkstuk. De parallelle as verplaatst zich ondanks de offset naar de geprogrammeerde coördinaten.
    • Wanneer de machineparameter voor de hoofdas met de waarde TRUE is gedefinieerd, werkt de offset in de hoofd- en parallelle as. De referenties van de hoofd- en parallelle ascoördinaten verschuiven met de offset-waarde.