Cyclus 253 SLEUFFREZEN

ISO-programmering

G253

Toepassing

Met cyclus 253 kunt u een sleuf volledig bewerken. Afhankelijk van de cyclusparameters zijn de volgende bewerkingsalternatieven beschikbaar:

  • Complete bewerking: voorbewerken, nabewerken diepte, nabewerken zijkant
  • Alleen voorbewerken
  • Alleen nabewerken diepte en nabewerken zijkant
  • Alleen nabewerken diepte
  • Alleen nabewerken zijkant

Cyclusverloop

Voorbewerken

  1. Het gereedschap pendelt vanuit het middelpunt van de linker sleufcirkel met de in de gereedschapstabel gedefinieerde insteekhoek naar de eerste diepte-instelling. De insteekstrategie legt u met de parameter Q366 vast
  2. De besturing ruimt de sleuf van binnen naar buiten uit, waarbij rekening wordt gehouden met de nabewerkingsovermaten (Q368 en Q369)
  3. De besturing trekt het gereedschap met veiligheidsafstand Q200 terug. Wanneer de sleufbreedte overeenkomt met de freesdiameter, positioneert de besturing het gereedschap na elke verplaatsing uit de sleuf
  4. Dit proces herhaalt zich totdat de geprogrammeerde sleufdiepte is bereikt

Nabewerken

  1. Wanneer u bij de voorbewerking een nabewerkingsovermaat hebt ingevoerd, dan bewerkt de besturing eerst de sleufwanden na, wanneer ingevoerd in meerdere verplaatsingen. De wand van de sleuf wordt daarbij tangentieel in de linker sleufcirkel benaderd
  2. Vervolgens bewerkt de besturing de bodem van de sleuf van binnen naar buiten na.

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u een sleufpositie ongelijk aan 0 definieert, positioneert de besturing het gereedschap alleen in de gereedschapsas naar de 2e veiligheidsafstand. Dit betekent dat de positie aan het cycluseinde niet met de positie aan het begin van de cyclus overeen hoeft te komen! Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Programmeer na de cyclus geen incrementele maten
  2. Programmeer na de cyclus een absolute positie in alle hoofdassen
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer u bij een cyclus de diepte positief invoert, keert de besturing de berekening van de voorpositionering om. Het gereedschap verplaatst zich in de gereedschapsas in ijlgang naar de veiligheidsafstand onder het werkstukoppervlak! Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Diepte negatief invoeren
  2. Met machineparameter displayDepthErr (nr. 201003) instellen of de besturing bij de invoer van een positieve diepte een foutmelding af dient te geven (on) of niet (off)
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • De besturing positioneert het gereedschap in de gereedschapsas automatisch voor. Q204 2E VEILIGHEIDSAFST. in acht nemen.
  • De besturing reduceert de diepte-instelling tot de in de gereedschapstabel gedefinieerde snijkantlengte LCUTS als de snijkantlengte korter is dan de in de cyclus ingevoerde diepte-instelling Q202.
  • Is de sleufbreedte groter dan de dubbele gereedschapsdiameter, dan ruimt de besturing de sleuf dienovereenkomstig van binnen naar buiten. U kunt dus ook met kleine gereedschappen willekeurige sleuven frezen.
  • Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q201, komt de besturing met een foutmelding.
  • Met behulp van de RCUTS-waarde bewaakt de cyclus de niet door het midden snijdende gereedschappen en voorkomt o.a. een frontale plaatsing van het gereedschap. De besturing onderbreekt indien nodig de bewerking met een foutmelding.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • Bij een niet-actieve gereedschapstabel moet u altijd loodrecht insteken (Q366=0), omdat u geen insteekhoek kunt definiëren.
  • Gereedschap naar de startpositie in het bewerkingsvlak voorpositioneren met radiuscorrectie R0. Houd rekening met parameter Q367 (positie).
  • Het voorteken van de cyclusparameter Diepte legt de werkrichting vast. Wanneer diepte = 0 wordt geprogrammeerd, voert de besturing de cyclus niet uit.
  • Veiligheidsafstand zo invoeren dat het gereedschap bij het verplaatsen niet klem komt te zitten door afgefreesde spanen.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Q215 Bewerkingsomvang (0/1/2)?

Bewerkingsomvang vastleggen:

0: voor- en nabewerken

1: alleen voorbewerken

2: alleen nabewerken
Nabewerken zijkant en nabewerken diepte is alleen van toepassing indien de desbetreffende nabewerkingsovermaat (Q368, Q369) is vastgelegd

Invoer: 0, 1, 2

cyc253_1

Q218 Lengte sleuf?

Lengte van de sleuf invoeren. Dit vlak is parallel aan de hoofdas van het bewerkingsvlak.

Invoer: 0...99999,9999

Q219 Breedte sleuf?

Breedte van de sleuf invoeren. Deze is parallel aan de nevenas van het bewerkingsvlak. Als de sleufbreedte overeenkomt met de gereedschapsdiameter, freest de besturing een spiebaan.

Maximale sleufbreedte bij voorbewerken: tweemaal de gereedschapsdiameter

Invoer: 0...99999,9999

Q368 Overmaat voor kantnabewerking?

Overmaat voor nabewerking in het bewerkingsvlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q374 Rotatiepositie?

Hoek waarmee de totale sleuf wordt geroteerd. Het centrum van de rotatie ligt op de positie waar het gereedschap bij de cyclusoproep staat. De waarde werkt absoluut.

Invoer: -360.000...+360.000

CYC253_2

Q367 Positie sleuf (0/1/2/3/4)?

Positie van de figuur gerelateerd aan de positie van het gereedschap bij de cyclusoproep:

0: gereedschapspositie = midden van het figuur

1: gereedschapspositie = linker uiteinde van het figuur

2: gereedschapspositie = centrum van de linker figuurcirkel

3: gereedschapspositie = centrum van de rechter figuurcirkel

4: gereedschapspositie = rechter uiteinde van het figuur

Invoer: 0, 1, 2, 3, 4

Q207 Aanzet frezen?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen in mm/min

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q351 Freeswijze? Meel.=+1, Tegenl.=-1

Soort freesbewerking. Er wordt rekening gehouden met de spilrotatierichting:

+1 = meelopend frezen

–1 = tegenlopend frezen

PREDEF: de besturing neemt de waarde van een GLOBAL DEF-regel over

(wanneer u 0 invoert, vindt de bewerking meelopend plaats)

Invoer: –1, 0, +1 Alternatief PREDEF

CYC_251_1

Q201 Diepte?

Afstand werkstukoppervlak – bodem van de sleuf. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q202 Diepteverplaatsing?

Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst. Waarde groter dan 0 invoeren. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q369 Overmaat voor dieptenabewerking?

Overmaat voor nabewerking voor de diepte. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q206 Aanzet diepteverplaatsing?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het verplaatsen naar diepte in mm/min

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q338 Verplaatsing nabewerking?

Maat waarmee het gereedschap bij de nabewerking in de spilas wordt verplaatst.

Q338=0: nabewerken in een verplaatsing

De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Cycl_250

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand tussen gereedschapspunt en werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q203 Coörd. werkstukoppervlakte?

Coördinaat van het werkstukoppervlak met betrekking tot het actieve nulpunt. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999

Q204 2e veiligheidsafstand?

Coördinaat spilas waarin een botsing tussen het gereedschap en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q366 Insteek strategie (0/1/2)?

Soort insteekstrategie:

0 = loodrecht insteken. De insteekhoek ANGLE in de gereedschapstabel wordt niet verwerkt.

1, 2 = pendelend insteken. In de gereedschapstabel moet de insteekhoek ANGLE voor het actieve gereedschap op een andere waarde dan 0 gedefinieerd zijn. Anders komt de besturing met een foutmelding.

Alternatief PREDEF

Invoer: 0, 1, 2

Q385 Aanzet nabewerken?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij nabewerken zijkant en diepte in mm/min

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q439 Referentie aanzet (0-3)?

Vastleggen waaraan de geprogrammeerde aanzet is gerelateerd:

0: aanzet is gerelateerd aan de middelpuntsbaan van het gereedschap

1: aanzet is alleen bij de nabewerking van de zijkant gerelateerd aan de snijkant van het gereedschap, anders aan de middelpuntsbaan

2: aanzet is bij de nabewerking van de zijkant en nabewerking van de diepte gerelateerd aan de snijkant van het gereedschap, anders aan de middelpuntsbaan

3: aanzet is in principe altijd aan de snijkant van het gereedschap gerelateerd

Invoer: 0, 1, 2, 3

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 253 SLEUFFREZEN ~

Q215=+0

;BEWERKINGSOMVANG ~

Q218=+60

;SLEUFLENGTE ~

Q219=+10

;SLEUFBREEDTE ~

Q368=+0

;OVERMAAT ZIJKANT ~

Q374=+0

;ROTATIEPOSITIE ~

Q367=+0

;SLEUF POSITIE ~

Q207=+500

;AANZET FREZEN ~

Q351=+1

;FREESWIJZE ~

Q201=-20

;DIEPTE ~

Q202=+5

;DIEPTEVERPLAATSING ~

Q369=+0

;OVERMAAT DIEPTE ~

Q206=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q338=+0

;VERPLAATSING NABEW. ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q204=+50

;2E VEILIGHEIDSAFST. ~

Q366=+2

;INSTEKEN ~

Q385=+500

;AANZET NABEWERKEN ~

Q439=+3

;REF. AANZET

12 L X+50 Y+50 R0 FMAX M99