Correctie van het onbewerkte werkstuk in de draaimodus met FUNCTION TURNDATA BLANK (optie #50)

Toepassing

Met behulp van de correctie van het onbewerkte werkstuk herkent de besturing al bewerkte gedeeltes en past alle banen voor het benaderen en verlaten aan de op dat moment geldende bewerkingssituatie aan. Hierdoor worden luchtsneden voorkomen en wordt de bewerkingstijd aanzienlijk verkort.

U definieert het onbewerkte werkstuk voor correctie in een subprogramma of een afzonderlijk NC-programma.

640_turn_006

Voorwaarden

  • Softwareoptie #50 Freesdraaien
  • Draaimodus FUNCTION MODE TURN actief
  • Correctie van het onbewerkte werkstuk is alleen mogelijk bij de cyclusbewerking in de draaimodus.

  • Gesloten contour van het onbewerkte werkstuk voor correctie van het onbewerkte werkstuk
  • De beginpositie en de eindpositie moeten identiek zijn. Het onbewerkte werkstuk komt overeen met de dwarsdoorsnede van een rotatiesymmetrische component.

Functiebeschrijving

640_turn_005

Met TURNDATA BLANK roept u een contourbeschrijving op die de besturing als gecorrigeerd onbewerkt werkstuk gebruikt.

U kunt het onbewerkte werkstuk in een subprogramma binnen het NC-programma of als afzonderlijk NC-programma definiëren.

De correctie van het onbewerkte werkstuk is uitsluitend actief in combinatie met voorbewerkingscycli. Bij nabewerkingscycli bewerkt de besturing altijd de complete contour, bijv. zodat de contour geen offset heeft.

Cycli voor frees-draaibewerking

  • U kunt bestanden of subprogramma's op de volgende manieren selecteren:
  • Bestandspad invoeren
  • Nummer of naam van het subprogramma invoeren
  • Bestand of subprogramma met behulp van een keuzevenster selecteren
  • Bestandspad of naam van het subprogramma in een QS-parameter definiëren
  • Nummer van het subprogramma in een Q-, QL-, of QR-parameter definiëren

Met de functie FUNCTION TURNDATA BLANK OFF deactiveert u de correctie van het onbewerkte werkstuk.

Invoer

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

1 FUNCTION TURNDATA BLANK LBL "BLANK"

; Correctie onbewerkt werkstuk uit het subprogramma "BLANK"

* - ...

11 LBL "BLANK"

; Begin van subprogramma

12 L X+0 Z+0

; Contourbegin

13 L X+50

; Coördinaten in positieve richting van de hoofdas

14 L Z+50

15 L X+30

16 L Z+70

17 L X+0

18 L Z+0

; Contoureinde

19 LBL 0

; Einde van subprogramma

De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:

Syntaxiselement

Betekenis

FUNCTION TURNDATA BLANK

Syntaxisopener voor correctie van het onbewerkte werkstuk in de draaimodus

OFF, Bestand, QS of LBL

Correctie van het onbewerkte werkstuk deactiveren, contour van het onbewerkte werkstuk als afzonderlijk NC-programma of als subprogramma oproepen

Nummer, Naam of QS

Nummer of naam van het afzonderlijke NC-programma of subprogramma

Vast of variabel nummer of naam

Bij selectie van Bestand, QS of LBL