De besturing biedt voor de technologieën frezen, frezen en slijpen telkens een bewerkingsmodus FUNCTION MODE. Met FUNCTION MODE SET kunt u bovendien door de machinefabrikant gedefinieerde instellingen activeren, bijvoorbeeld wijzigingen van het verplaatsingsbereik.
Toepassing
Verwante onderwerpen
- Freesdraai-bewerking (optie #50)
- Slijpbewerking (optie #156)
- Kinematica in de toepassing Instellingen wijzigen
Voorwaarden
- Speciale aanpassing van besturing door machinefabrikant
- Voor FUNCTION MODE TURN softwareoptie #50 Freesdraaien
- Voor FUNCTION MODE GRIND softwareoptie #156 Coördinatenslijpen
De machinefabrikant definieert welke interne functies de besturing bij deze functie uitvoert. Voor de functie FUNCTION MODE SET moet de machinefabrikant keuzemogelijkheden definiëren.
Functiebeschrijving
Bij het omschakelen van bewerkingsmodi voert de besturing een macro uit waarmee de machinespecifieke instellingen voor de desbetreffende bewerkingsmodus worden uitgevoerd. Met de NC-functies FUNCTION MODE TURN en FUNCTION MODE MILL activeert u een machinekinematica die de machinefabrikant in de macro heeft gedefinieerd en vastgelegd.
Wanneer de machinefabrikant de selectie van verschillende kinematica heeft vrijgegeven, kunt u de kinematica met de functie FUNCTION MODE omschakelen.
Als de Draaimodus actief is, toont de besturing een symbool in het werkgebied Posities.
Invoer
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
- Pas de volgende inhoud aan:
- Gereedschappen
- Snijwaarden
- Aanzetten
- Veilige hoogte of veilige posities
- Machinespecifieke posities, bijv. met M91
- Paden van programma-oproepen
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
12 FUNCTION MODE TURN "AC_TURN" | ; draaimodus met geselecteerde kinematica activeren |
11 FUNCTION MODE SET "Range1" | ; instelling machinefabrikant activeren |
De NC-functie bevat de volgende syntaxiselementen:
Syntaxiselement | Betekenis |
---|---|
FUNCTION MODE | Syntaxisopener voor de Bewerkingsmodus |
MILL, TURN, GRIND of SET | Bewerkingsmodus of instelling machinefabrikant selecteren |
" " of QS | Naam van een kinematica of machinefabrikant-instelling of QS-parameters met de naam U kunt de instelling via een keuzemenu selecteren. Syntaxiselement optioneel |
Instructies
- Werkstuk in spilcentrum opspannen
- Werkstuk stevig opspannen
- Lage toerentallen programmeren (zo nodig verhogen)
- Toerental beperken (zo nodig verhogen)
- Onbalans elimineren (kalibreren)
- Met de optionele machineparameter CfgModeSelect (nr. 132200) definieert de machinefabrikant de instellingen voor de functie FUNCTION MODE SET. Wanneer de machinefabrikant de machineparameter niet definieert, is iFUNCTION MODE SET niet beschikbaar.
- Wanneer de functies Bewerkingsvlak zwenken of TCPM actief zijn, kunt u de bewerkingsmodus niet omschakelen.
- In de draaimodus moet het referentiepunt zich in het draaispilcentrum bevinden.