Cyclus 1412 TASTEN SCHUINE ZIJDE

ISO-programmering

G1412

Toepassing

Met tastcyclus 1412 kan een scheve ligging van het werkstuk met behulp van twee posities op een schuine kant worden bepaald. De cyclus bepaalt de rotatie aan de hand van het verschil van de gemeten hoek en de nominale hoek.

Als u vóór deze cyclus de cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN programmeert, herhaalt de besturing de tastpunten in de geselecteerde richting en gedefinieerde lengte langs een rechte lijn.

Cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN

  • De cyclus biedt bovendien de volgende mogelijkheden:
  • Als de coördinaten van de tastpunten onbekend zijn, kunt u de cyclus in halfautomatische modus uitvoeren.
  • Halfautomatische modus

  • Als u de exacte positie vooraf hebt bepaald, kunt u de waarde in de cyclus als actuele positie definiëren
  • Overdracht van een actuele positie

Cyclusverloop

cyc1412
  1. De besturing positioneert het tastsysteem in ijlgang FMAX_PROBE (uit de tastsysteemtabel) en met positioneerlogica naar tastpunt 1.
  2. Positioneerlogica

  3. De besturing verplaatst het tastsysteem in ijlgang FMAX_PROBE naar de veiligheidsafstand. Deze volgt uit de som Q320, SET_UP en de tastkogelradius. Met de veiligheidsafstand wordt bij het tasten in elke tastrichting rekening gehouden.
  4. Vervolgens verplaatst de besturing het tastsysteem naar de ingevoerde meethoogte Q1102 en voert het eerste tastproces met tastaanzet F uit de tastsysteemtabel uit.
  5. De besturing trekt het tastsysteem met de veiligheidsafstand tegen de tastrichting terug.
  6. Als u de MODUS VEILIGE HOOGTE Q1125 programmeert, positioneert de besturing het tastsysteem met FMAX_PROBE terug naar de veilige hoogte Q260.
  7. Het tastsysteem gaat dan naar tastpositie 2 en voert het tweede tastproces uit.
  8. Ten slotte positioneert de besturing het tastsysteem terug op de veilige hoogte (afhankelijk van Q1125) en slaat de bepaalde waarden op in de volgende Q-parameters:

Q-parameter
nummer

Betekenis

Q950 t/m Q952

Eerste gemeten positie in de hoofd-, neven- en gereedschapsas

Q953 t/m Q955

Tweede gemeten positie in de hoofd-, neven- en gereedschapsas

Q964

Gemeten basisrotatie

Q965

Gemeten tafelrotatie

Q980 t/m Q982

Gemeten afwijkingen van het eerste tastpunt

Q983 t/m Q985

Gemeten afwijkingen van de tweede tastpunt

Q994

Gemeten hoekafwijking van de basisrotatie

Q995

Gemeten hoekafwijking van de tafelrotatie

Q183

  • Werkstukstatus
  • -1 = niet gedefinieerd
  • 0 = goed
  • 1 = nabewerken
  • 2 = afkeur

Q970

Wanneer u cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN eerder hebt geprogrammeerd:

Maximale afwijking vanaf het eerste tastpunt

Q971

Wanneer u cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN eerder hebt geprogrammeerd:

Maximale afwijking vanaf het tweede tastpunt

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Als u tussen de objecten of tastpunten niet naar een veilige hoogte verplaatst, bestaat er botsingsgevaar.
  1. Tussen elk object of elk tastpunt naar veilige hoogte verplaatsen Programmeer Q1125 MODUS VEILIGE HOOGTE ongelijk aan -1.
 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Bij de uitvoering van de tastcycli 444 en 14xx mogen de volgende coördinaattransformaties niet actief zijn: cyclus 8 SPIEGELEN, cyclus 11MAATFACTOR, cyclus 26 MAATFACTOR ASSPEC. en TRANS MIRROR. Er bestaat botsingsgevaar.
  1. Coördinatenomrekening vóór cyclusoproep terugzetten
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Wanneer in Q1100, Q1101 of Q1102 een tolerantie wordt geprogrammeerd, is deze gerelateerd aan de geprogrammeerde nominale posities en niet aan de tastposities langs de schuine kanten. Om een tolerantie voor de vlaknormaalvectoren langs de schuine kant te programmeren, gebruikt u de parameter TOLERANTIE QS400.
  • Aanwijzing in combinatie met rotatie-assen:
  • Wanneer u in een gezwenkt bewerkingsvlak de basisrotatie bepaalt, moet u het volgende in acht nemen:
    • Wanneer de actuele coördinaten van de rotatie-assen en de gedefinieerde zwenkhoek (3D-ROT-menu) overeenstemmen, is het bewerkingsvlak consistent. De besturing berekent de basisrotatie standaard in het invoercoördinatensysteem I-CS.
    • Wanneer de actuele coördinaten van de rotatie-assen en de gedefinieerde zwenkhoek (3D-ROT-menu) niet overeenstemmen, is het bewerkingsvlak inconsistent. De besturing berekent de basisrotatie in het werkstukcoördinatensysteem W-CS afhankelijk van de gereedschapsas.
  • Met de optionele machineparameter chkTiltingAxes (nr. 204601) definieert de machinefabrikant of de besturing de overeenstemming van de zwenksituatie controleert. Wanneer geen controle is geconfigureerd, neemt de besturing in principe een consistent bewerkingsvlak aan. De basisrotatie wordt dan berekend in de I-CS.

Draaitafelassen uitlijnen:

  • De besturing kan de draaitafel alleen uitlijnen, wanneer de gemeten rotatie door een draaitafelas kan worden gecorrigeerd. Deze as moet de eerste draaitafelas vanaf het werkstuk zijn.
  • Om de draaitafelassen uit te lijnen (Q1126 andere waarde dan 0), moet de rotatie worden overgenomen (Q1121 andere waarde dan 0). Anders geeft de besturing een foutmelding weer.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

cyc1412_1

Q1100 1e nominale positie hoofdas?

Absolute nominale positie waaraan de schuine kant in de hoofdas begint.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 alternatief ?, +, - of @

Q1101 1.nominale positie nevenas?

Absolute nominale positie waaraan de schuine kant in de nevenas begint.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Als alternatief optionele invoer, zie Q1100

Q1102 1.Nominale positie GS-as?

Absolute nominale positie van de eerste tastpositie in de gereedschapsas

Invoer: -99999.9999...+9999.9999 Als alternatief optionele invoer, zie Q1100

QS400 Opgave tolerantie?

Tolerantiebereik dat de cyclus bewaakt. De tolerantie definieert de toegestane afwijking van de vlaknormaalvectoren langs de schuine kant. De besturing bepaalt de afwijking met behulp van de nominale coördinaat en de werkelijke coördinaat van de component.

  • Voorbeelden:
  • QS400 ="0.4-0.1": bovenmaat = nominale coördinaat +0.4, kleinste grensmaat = nominale coördinaat -0.1. Het tolerantiebereik voor de cyclus is als volgt: "nominale coördinaat +0,4" tot "nominale coördinaat -0,1".
  • QS400 =" ": tolerantie wordt niet in acht genomen.
  • QS400 ="0": tolerantie wordt niet in acht genomen.
  • QS400 ="0,1+0,1": tolerantie wordt niet in acht genomen.

Invoer: Max. 255 tekens

cyc1412_2

Q1130 Nominale hoek voor 1e rechte?

Nominale hoek voor eerste rechte

Invoer: –180...+180

Q1131 Tastrichting voor 1e rechte?

Tastrichting van de eerste zijde:

+1: roteert de tastrichting met +90° naar de nominale hoek Q1130 en tast onder een rechte hoek ten opzichte van de nominale zijde.

-1: roteert de tastrichting met -90° naar de nominale hoek Q1130 en tast onder een rechte hoek ten opzichte van de nominale zijde.

Invoer: -1, +1

Q1132 Eerste afstand op 1e rechte?

Afstand tussen het begin van de schuine kant en de eerste tastpositie. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: -999.999...+999.999

Q1133 Tweede afstand op 1e rechte?

Afstand tussen het begin van de schuine kant en de tweede tastpositie. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: -999.999...+999.999

Q1139 Vlak voor object (1-3)?

Vlak waarin de besturing de nominale hoek Q1130 en de tastrichting Q1131 interpreteert.

1: YZ-vlak

2: ZX-vlak

3: XY-vlak

Invoer: 1, 2, 3

cyc1412_3

Q320 Veiligheidsafstand?

Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q260 Veilige hoogte?

Coördinaat in de gereedschapsas waarin een botsing tussen het tastsysteem en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt absoluut.

Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF

Q1125 Verplaatsen naar veilige hoogte?

Positioneergedrag tussen de tastposities:

-1: niet naar veilige hoogte verplaatsen.

0: voor en na de cyclus naar veilige hoogte verplaatsen. De voorpositionering gebeurt met FMAX_PROBE.

1: voor en na elk object naar veilige hoogte verplaatsen. De voorpositionering gebeurt met FMAX_PROBE.

2: voor en na elk tastpunt naar veilige hoogte verplaatsen. De voorpositionering gebeurt met FMAX_PROBE.

Invoer: –1, 0, +1, +2

Q309 Reactie bij tolerantiefout?

Reactie bij tolerantie-overschrijding:

0: bij tolerantie-overschrijding de programma-afloop niet onderbreken. De besturing opent geen venster met resultaten.

1: bij tolerantie-overschrijding de programma-afloop onderbreken. De besturing opent een venster met resultaten.

2: de besturing opent bij nabewerken geen venster met resultaten. De besturing opent bij actuele posities in het afkeurgedeelte een venster met resultaten en onderbreekt de programma-afloop.

Invoer: 0, 1, 2

Q1126 Rotatie-assen uitlijnen?

Rotatie-assen voor schuine bewerking positioneren:

0: huidige rotatie-as positie behouden.

1: rotatie-as automatisch positioneren en de gereedschapspunt daarbij corrigeren (MOVE). De relatieve positie tussen werkstuk en gereedschap wordt niet gewijzigd. De besturing voert met de lineaire assen een compensatiebeweging uit.

1: rotatie-as automatisch positioneren en de gereedschapspunt daarbij corrigeren (MOVE). De relatieve positie tussen werkstuk en gereedschap wordt niet gewijzigd. De besturing voert met de lineaire assen een compensatiebeweging uit.

Invoer: 0, 1, 2

Q1120 Positie voor overname?

Vastleggen of de besturing het actieve referentiepunt corrigeert:

0: geen correctie

1: correctie ten opzichte van het 1e tastpunt. De besturing corrigeert het actieve referentiepunt met de afwijking van de nominale en actuele positie van het 1e tastpunt.

2: correctie ten opzichte van het 2e tastpunt. De besturing corrigeert het actieve referentiepunt met de afwijking van de nominale en actuele positie van het 2e tastpunt.

3: correctie ten opzichte van het gemiddelde tastpunt. De besturing corrigeert het actieve referentiepunt met de afwijking van de nominale en actuele positie van het gemiddelde tastpunt.

Invoer: 0, 1, 2, 3

Q1121 Rotatie overnemen?

Vastleggen of de besturing de bepaalde scheve ligging moet overnemen:

0: geen basisrotatie

1: basisrotatie instellen: de besturing neemt de scheve ligging als basistransformatie over in de referentiepunttabel.

2: rotatie van de rondtafel uitvoeren: de besturing neemt de scheve ligging als offset in de referentiepunttabel over.

Invoer: 0, 1, 2

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 TCH PROBE 1412 TASTEN SCHUINE ZIJDE ~

Q1100=+20

;1.PUNT HOOFDAS ~

Q1101=+0

;1E PUNT NEVENAS ~

Q1102=-5

;1.PUNT WZ-AS ~

QS400="+0.1-0.1"

;TOLERANTIE ~

Q1130=+30

;NOMINALE HOEK 1E RECHTE ~

Q1131=+1

;TASTRICHTINGEN 1E RECHTE ~

Q1132=+10

;EERSTE AFSTAND 1E RECHTE ~

Q1133=+20

;TWEEDE AFSTAND 1E RECHTE ~

Q1139=+3

;OBJECTVLAK ~

Q320=+0

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q260=+100

;VEILIGE HOOGTE ~

Q1125=+2

;MODUS VEILIGE HOOGTE ~

Q309=+0

;FOUTREACTIE ~

Q1126=+0

;ROTATIE-ASSEN UITL. ~

Q1120=+0

;OVERNAMEPOSITION ~

Q1121=+0

;ROTATIE OVERNEMEN