Met draaicycli werken

Met draaicycli werken

In draaicycli houdt de besturing zodanig rekening met de snijkantgeometrie (TO, RS, P-ANGLE, T-ANGLE) van het gereedschap dat de gedefinieerde contourelementen niet beschadigd raken. De besturing geeft een waarschuwing als de contour niet volledig met het actieve gereedschap kan worden bewerkt.

U kunt de draaicycli zowel voor bewerking aan de buitenzijde als aan de binnenzijde toepassen. Afhankelijk van de desbetreffende cyclus herkent de besturing de bewerkingspositie (bewerking aan de buiten- of binnenzijde) op basis van de startpositie of de gereedschapspositie bij de cyclusoproep. Bij sommige cycli kunt u de bewerkingspositie ook direct in de cyclus invoeren. Controleer na een verandering van de bewerkingspositie de positie van het gereedschap en de draairichting.

Wanneer u vóór een cyclus M136 programmeert, interpreteert de besturing aanzetwaarden in de cyclus in mm/omw, zonder M136 in mm/min.

Wanneer u draaicycli tijdens een schuine bewerking uitvoert (M144), veranderen de hoeken van het gereedschap ten opzichte van de contour. De besturing houdt automatisch rekening met deze veranderingen en kan zo ook de bewerking in de schuine positie op contourbeschadigingen bewaken.

Met sommige cycli worden contouren bewerkt die u in een subprogramma hebt beschreven. Deze contouren programmeert u met klaartekst-baanfuncties. Vóór de cyclusoproep moet u de cyclus 14 CONTOUR programmeren, om het subprogrammanummer te definiëren.

Draaicycli 81x - 87x en 880, 882 en 883 moet u met CYCL CALL of M99 oproepen. Programmeer vóór een cyclusoproep in ieder geval:

  • Draaimodus FUNCTION MODE TURN
  • gereedschapsoproep TOOL CALL
  • Draairichting van de draaispil, bijv. M303
  • Selectie toerental of snijsnelheid FUNCTION TURNDATA SPIN
  • Als u aanzetten per omwenteling mm/omw gebruikt, M136
  • Gereedschapspositionering naar geschikt startpunt, bijv. L X+130 Y+0 R0 FMAX
  • Aanpassing van het coördinatensysteem en gereedschap uitlijnen CYCL DEF 800  DRAAISYST. AANPASSEN.