ISO-programmering
G1404
G1404
Met tastcyclus 1404 worden het midden en de breedte van een sleuf of een dam bepaald. De besturing tast met twee tegenover elkaar liggende tastpunten. De besturing tast loodrecht op de rotatiepositie van het tastobject, ook als het tastobject is geroteerd. U kunt het resultaat overnemen in de actieve regel van de referentiepunttabel.
Als u vóór deze cyclus de cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN programmeert, herhaalt de besturing de tastpunten in de geselecteerde richting en gedefinieerde lengte langs een rechte lijn.
Basisprincipes van de tastcycli 14xx voor het vastleggen van een referentiepunt
Q-parameter- | Betekenis |
---|---|
Q950 t/m Q952 | Gemeten middelpunt van de sleuf of dam in de hoofd-, neven- en gereedschapsas |
Q968 | Gemeten sleuf- of dambreedte |
Q980 t/m Q982 | Gemeten afwijking van het middelpunt van de sleuf of de dam |
Q998 | Gemeten afwijking van de sleuf- of dambreedte |
Q183 |
|
Q970 | Als u cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN hebt geprogrammeerd: Maximale afwijking vanaf het middelpunt van de sleuf of de dam |
Q975 | Als u cyclus 1493 EXTRUSIE TASTEN hebt geprogrammeerd: Maximale afwijking gerelateerd aan de sleuf- of dambreedte |
Helpscherm | Parameter |
---|---|
Q1100 1e nominale positie hoofdas? Absolute nominale positie van het middelpunt in de hoofdas van het bewerkingsvlak. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 alternatieve invoer ?, +, – of @:
| |
Q1101 1.nominale positie nevenas? Absolute nominale positie van het middelpunt in de nevenas van het bewerkingsvlak Invoer: -99999.9999...+9999.9999 optionele invoer, zie Q1100 | |
Q1102 1.Nominale positie GS-as? Absolute nominale positie van de tastpunten in de gereedschapsas Invoer: -99999.9999...+9999.9999 optionele invoer, zie Q1100 | |
Q1113 Width of slot/ridge? Breedte van de sleuf of de dam, parallel aan de nevenas van het bewerkingsvlak. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...9999.9999 alternatief – oder +:
| |
Q1115 Geometrietype (0/1)? Type tastobject: 0: sleuf 1: dam Invoer: 0, 1 | |
Q1114 Rotatiepositie? Hoek waarmee de sleuf of de dam is geroteerd. Het rotatiecentrum ligt in Q1100 en Q1101. De waarde werkt absoluut. Invoer: 0...359.999 | |
Q320 Veiligheidsafstand? Extra afstand tussen meetpunt en tastsysteemkogel. Q320 werkt aanvullend op de kolom SET_UP van de tastsysteemtabel. De waarde werkt incrementeel. Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q260 Veilige hoogte? Coördinaat in de gereedschapsas waarin een botsing tussen het tastsysteem en het werkstuk (spanmiddel) uitgesloten is. De waarde werkt absoluut. Invoer: –99999,9999...+99999,9999 Alternatief PREDEF | |
Q1125 Verplaatsen naar veilige hoogte? Positioneergedrag tussen de tastpunten bij een sleuf: -1: niet naar veilige hoogte verplaatsen. 0, 1: voor en na de cyclus naar veilige hoogte verplaatsen. De voorpositionering gebeurt met FMAX_PROBE. 2: voor en na elk tastpunt naar veilige hoogte verplaatsen. De voorpositionering gebeurt met FMAX_PROBE. De parameter werkt alleen bij Q1115 = +1 (sleuf). Invoer: –1, 0, +1, +2 | |
Q309 Reactie bij tolerantiefout? Reactie bij tolerantie-overschrijding: 0: bij tolerantie-overschrijding de programma-afloop niet onderbreken. De besturing opent geen venster met resultaten. 1: bij tolerantie-overschrijding de programma-afloop onderbreken. De besturing opent een venster met resultaten. 2: de besturing opent bij nabewerken geen venster met resultaten. De besturing opent bij actuele posities in het afkeurgedeelte een venster met resultaten en onderbreekt de programma-afloop. Invoer: 0, 1, 2 | |
Q1120 Positie voor overname? Vastleggen of de besturing het actieve referentiepunt corrigeert: 0: geen correctie 1: correctie van het actieve referentiepunt ten opzichte van het middelpunt van de sleuf of de dam. De besturing corrigeert het actieve referentiepunt met de afwijking van de nominale en actuele positie van het middelpunt. Invoer: 0, 1 |
De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.
Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.
Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.
Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.
11 TCH PROBE 1404 PROBE SLOT/RIDGE ~ | ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
| ||
|