Cyclus 4 METEN 3D

ISO-programmering

NC-syntaxis alleen in klaartekst beschikbaar.

Toepassing

Met tastcyclus 4 wordt in een per vector definieerbare tastrichting een willekeurige positie op het werkstuk bepaald. In tegenstelling tot andere tastcycli kunnen in cyclus 4 de tastweg en de tastaanzet direct worden ingevoerd. Ook het terugtrekken na registratie van de tastwaarde geschiedt met een waarde die kan worden ingevoerd.

Cyclus 4 is een hulpcyclus die u kunt gebruiken voor tastbewegingen met een willekeurig tastsysteem (TS of TL). De besturing beschikt niet over een cyclus waarmee u het tastsysteem TS in een willekeurige tastrichting kunt kalibreren.

Cyclusverloop

  1. De besturing verplaatst zich van de actuele positie met de ingevoerde aanzet in de vastgelegde tastrichting. De tastrichting moet via een vector (deltawaarden in X, Y en Z) in de cyclus worden vastgelegd
  2. Nadat de besturing de positie heeft geregistreerd, stopt de besturing de tastbeweging. De besturing slaat de coördinaten van de tastpositie X, Y en Z in drie opeenvolgende Q-parameters op. Het nummer van de eerste parameter moet in de cyclus worden vastgelegd. Wanneer u een tastsysteem TS gebruikt, wordt het tastresultaat gecorrigeerd met de gekalibreerde middenverstelling.
  3. Vervolgens voert de besturing een positionering uit tegen de tastinrichting in. De verplaatsing definieert u in parameter MB, daarbij wordt maximaal tot de startpositie verplaatst
 
Tip

Let er bij het voorpositioneren op dat de besturing het middelpunt van de tastkogel ongecorrigeerd naar de gedefinieerde positie verplaatst.

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: botsingsgevaar!
Wanneer de besturing geen geldige tastpositie kon bepalen, krijgt de 4e resultaatparameter de waarde -1. De besturing onderbreekt het programma niet! Er bestaat botsingsgevaar!
  1. Zorg ervoor dat alle tastposities kunnen worden bereikt
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodi FUNCTION MODE MILL en FUNCTION MODE TURN uitvoeren.
  • De besturing verplaatst het tastsysteem maximaal met de terugtrekbaan MB terug, echter niet verder dan het startpunt van de meting. Hierdoor is bij het terugtrekken een botsing uitgesloten.
  • Let erop dat de besturing in principe altijd vier opeenvolgende Q-parameters beschrijft.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

Parameternr. voor resultaat?

Nummer van de Q-parameter invoeren waaraan de besturing de waarde van de eerste vastgestelde coördinaat (X) moet toewijzen. De waarden Y en Z staan in de direct volgende Q-parameters.

Invoer: 0...1999

Relatieve meetweg in X?

X-gedeelte van richtingsvector waarheen het tastsysteem zich moet verplaatsen.

Invoer: -999999999...+999999999

Relatieve meetweg in Y?

Y-gedeelte van richtingsvector waarheen het tastsysteem zich moet verplaatsen.

Invoer: -999999999...+999999999

Relatieve meetweg in Z?

Z-gedeelte van richtingsvector waarheen het tastsysteem zich moet verplaatsen.

Invoer: -999999999...+999999999

Maximale meetweg?

Invoeren hoever het tastsysteem zich vanaf het startpunt langs de richtingsvector moet verplaatsen.

Invoer: -999999999...+999999999

Voeding meten

Meetaanzet in mm/min invoeren.

Invoer: 0...3000

Maximale terugtrekafstand?

Verplaatsing tegen de tastrichting in, nadat de taststift is uitgeweken.

Invoer: 0...999999999

Ref. systeem? (0=ACT/1=REF)

Vastleggen of het tastresultaat in het invoercoördinatensysteem (ACTUEEL) of gerelateerd aan het machinecoördinatensysteem (REF) moet worden opgeslagen:

0: meetresultaat in het ACTUEEL-systeem opslaan

1: meetresultaat in het REF-systeem opslaan

Invoer: 0, 1

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 TCH PROBE 4.0 METEN 3D

12 TCH PROBE 4.1 Q1

13 TCH PROBE 4.2 IX-0.5 IY-1 IZ-1

14 TCH PROBE 4.3 ABST+45 F100 MB50 REFERENTIESYSTEEM0