Werkstuk programmeren en simuleren

Voorbeeldopdracht 1338459

1358459-00-a

Werkstand Programmeren selecteren

NC-programma's moeten altijd worden bewerkt in de werkstand Programmeren.

Voorwaarde

  • Symbool van de werkstand selecteerbaar
  • Om de werkstand Programmeren te kunnen selecteren, moet de besturing zo ver zijn opgestart dat het symbool van de werkstand niet meer grijs wordt weergegeven.

Werkstand Programmeren selecteren

  1. U kunt de werkstand Programmeren als volgt selecteren:
ProgrammingMainIcon

  1. Werkstand Programmeren selecteren
  2. De besturing toont de werkstand Programmeren en het laatst geopende NC-programma.

Besturingsinterface voor het programmeren instellen

In de werkstand Programmeren hebt u meerdere mogelijkheden om een NC-programma te bewerken.

 
Tip

De eerste stappen beschrijven de workflow in de modus Klaartekst-editor en met geopende kolom Invoerscherm.

Kolom Invoerscherm openen

Om de kolom Invoerscherm te kunnen openen, moet een NC-programma geopend zijn.

  1. U kunt de kolom Invoerscherm als volgt openen:
editForm

  1. Invoerscherm selecteren
  2. De besturing opent de kolom Invoerscherm

Nieuw NC-programma maken:

AS_4_11_7_Datei_Oeffnen_TNC_nc_doc
Werkgebied Bestand openen in de werkstand Programmeren
  1. U kunt als volgt een NC-programma maken in de werkstand Programmeren:
NewTabIcon-active

  1. Toevoegen selecteren
  2. De besturing opent de werkgebieden Snelkeuze en Bestand openen.
fileIcon-drive

  1. In het werkgebied Bestand openen het gewenste station selecteren
folderIcon

  1. Map selecteren
SF_4_Datei_Oeffnen_Neue_Datei

  1. Nieuw bestand selecteren

  1. Bestandsnaam invoeren, bijvoorbeeld 1338459.h
Ent

  1. Met de ENT-toets bevestigen
SF_4_Datei_Oeffnen_Oeffnen

  1. Openen selecteren
  2. De besturing opent een nieuw NC-programma en het venster NC-functie invoegen voor de definitie van het onbewerkte werkstuk.

Onbewerkt werkstuk definiëren

U kunt voor een NC-programma een onbewerkt werkstuk definiëren dat de besturing voor de simulatie gebruikt. Wanneer u een NC-programma maakt, toont de besturing automatisch het venster NC-functie invoegen voor de definitie van het onbewerkte werkstuk.

 
Tip

Wanneer u het venster gesloten hebt zonder een onbewerkt werkstuk te selecteren, kunt u de beschrijving van het onbewerkte werkstuk met behulp van de knop NC-functie invoegen achteraf selecteren.

AS_4_24_11_NCFunktion_Einfuegen_PGM_1339889_BLKFORMQUAD
Venster NC-functie invoegen voor definitie van onbewerkt werkstuk

Rechthoekig onbewerkt werkstuk definiëren

blkform
Rechthoekig onbewerkt werkstuk met minimumpunt en maximumpunt

U definieert een rechthoekig blok met behulp van een beeldschermdiagonaal door het minimumpunt en het maximumpunt in te voeren, gerelateerd aan het actieve referentiepunt van het werkstuk.

 
Tip
  • U kunt de ingevoerde gegevens als volgt bevestigen:
  • Toets ENT
  • Pijltoets naar rechts
  • Op het volgende syntaxiselement klikken of tikken
  1. U kunt een rechthoekig onbewerkt werkstuk als volgt definiëren:
ProgramBlkFormCyclIcon

  1. BLK FORM QUAD selecteren
SF_4_NCFunktion_Einfuegen_Einfuegen

  1. Invoegen selecteren
  2. De besturing voegt de NC-regel voor de definitie van het onbewerkte werkstuk in.
editForm

  1. Kolom Invoerscherm openen

  1. Gereedschapsas selecteren, bijvoorbeeld Z

  1. Invoer bevestigen

  1. Kleinste X-coördinaat invoeren, bijvoorbeeld 0

  1. Invoer bevestigen

  1. Kleinste Y-coördinaat invoeren, bijvoorbeeld 0

  1. Invoer bevestigen

  1. Kleinste Z-coördinaat invoeren, bijvoorbeeld -40

  1. Invoer bevestigen

  1. Grootste X-coördinaat invoeren, bijvoorbeeld 100

  1. Invoer bevestigen

  1. Grootste Y-coördinaat invoeren, bijvoorbeeld 100

  1. Invoer bevestigen

  1. Grootste Z-coördinaat invoeren, bijvoorbeeld 0

  1. Invoer bevestigen
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.
AS_4_24_11-6_Rohteildefinition_PGM_Formular_Z-0-0--40-100-100-0_Kommentar
Kolom Invoerscherm met de gedefinieerde waarden

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

0 BEGIN PGM 1339889 MM

1 BLK FORM 0.1 Z X+0 Y+0 Z-40

2 BLK FORM 0.2 X+100 Y+100 Z+0

3 END PGM 1339889 MM

 
Machine

De volledige omvang van de besturingsfuncties is uitsluitend bij gebruik van gereedschapsas Z beschikbaar, bijv. patroondefinitie PATTERN DEF.

Beperkt en door de machinefabrikant voorbereid en geconfigureerd is toepassing van de gereedschapsassen X en Y mogelijk.

Structuur van een NC-programma

  • Wanneer u NC-programma's op een uniforme manier structureert, biedt dat de volgende voordelen:
  • Beter overzicht
  • Snellere programmering
  • Vermindering van storingsbronnen

Aanbevolen opbouw van een contourprogramma

 
Tip

De besturing voegt automatisch de NC-regels BEGIN PGM en END PGM in.

  1. BEGIN PGM met selectie van de maateenheid
  2. Onbewerkt werkstuk definiëren
  3. Gereedschap oproepen, met gereedschapsas en technologiegegevens
  4. Gereedschap naar een veilige positie verplaatsen, spil inschakelen
  5. In het bewerkingsvlak voorpositioneren, in de buurt van het eerste punt van de contour
  6. In de gereedschapsas voorpositioneren, evt. koelmiddel inschakelen
  7. Contour benaderen, evt. gereedschapsradiuscorrectie inschakelen
  8. Contour bewerken
  9. Contour verlaten, koelmiddel uitschakelen
  10. Gereedschap naar een veilige positie verplaatsen
  11. NC-programma afsluiten
  12. END PGM

Benaderen en verlaten van de contour

Wanneer u een contour programmeert, hebt u een startpunt en een eindpunt buiten de contour nodig.

De volgende posities zijn noodzakelijk voor het benaderen en verlaten van de contour:

Helpscherm

Positie

8D000_01

Startpunt

  • Voor het startpunt gelden de volgende voorwaarden:
  • Geen gereedschapsradiuscorrectie
  • Zonder botsingsgevaar te benaderen
  • Dicht bij het eerste contourpunt

De afbeelding toont het volgende:

Als het startpunt wordt vastgelegd in het donkergrijze gedeelte, dan wordt de contour bij het benaderen van het eerste contourpunt beschadigd.

8D000_03

Startpunt in de gereedschapas benaderen

Vóór het benaderen van het eerste contourpunt moet u het gereedschap in de gereedschapsas op werkdiepte positioneren. Benader bij botsingsgevaar het startpunt in de gereedschapsas apart.

Eerste contourpunt

De besturing verplaatst het gereedschap van het startpunt naar het eerste contourpunt.

Voor de verplaatsing van het gereedschap naar het eerste contourpunt moet er een gereedschapsradiuscorrectie geprogrammeerd worden.

8D000_04

Eindpunt

  • Voor het eindpunt gelden de volgende voorwaarden:
  • Zonder botsingsgevaar te benaderen
  • Dicht bij het laatste contourpunt
  • Beschadiging van de contour uitsluiten: het optimale eindpunt ligt in het verlengde van de gereedschapsbaan voor de bewerking van het laatste contourelement

De afbeelding toont het volgende:

Als het eindpunt wordt vastgelegd in het donkergrijze gedeelte, dan wordt de contour bij het benaderen van het eindpunt beschadigd.

8D000_05

Eindpunt in de gereedschapsas verlaten

Programmeer de gereedschapsas bij het verlaten van het eindpunt apart.

Gemeenschappelijk start- en eindpunt

Voor een gemeenschappelijk start- en eindpunt moet er een gereedschapsradiuscorrectie geprogrammeerd worden.

Beschadiging van de contour uitsluiten: het optimale startpunt ligt tussen de verlengden van de gereedschapsbanen voor de bewerking van het eerste en het laatste contourelement.

Eenvoudige contour programmeren

beispiel_gerade_fase
Te programmeren werkstuk

De volgende inhoud laat zien hoe u de weergegeven contour op diepte 5 mm rondfreest. De definitie van het onbewerkte werkstuk hebt u al gemaakt.

Onbewerkt werkstuk definiëren

Nadat u een NC-functie hebt ingevoegd, toont de besturing een toelichting bij het actuele syntaxiselement in de dialoogbalk. U kunt de gegevens rechtstreeks in het formulier invoeren.

 
Tip

Programmeer NC-programma's zo alsof het gereedschap zich zou bewegen! Daardoor is het niet relevant of een kop- of tafelas de beweging uitvoert.

Gereedschap oproepen

AS_4_24_11-6_TOOLCALL_PGM_Formular_T16_S6500
Kolom Invoerscherm met de syntaxiselementen van een gereedschapsoproep
  1. U kunt een gereedschap als volgt oproepen:
ToolCall

  1. TOOL CALL selecteren

  1. In het invoerscherm Nummer selecteren
  2. Gereedschapsnummer invoeren, bijvoorbeeld 16

  1. Gereedschapsas Z selecteren

  1. Spiltoerental S selecteren
  2. Spiltoerental invoeren, bijvoorbeeld 6500
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

3 TOOL CALL 12 Z S6500

 
Machine

De volledige omvang van de besturingsfuncties is uitsluitend bij gebruik van gereedschapsas Z beschikbaar, bijv. patroondefinitie PATTERN DEF.

Beperkt en door de machinefabrikant voorbereid en geconfigureerd is toepassing van de gereedschapsassen X en Y mogelijk.

Het gereedschap naar een veilige positie verplaatsen

AS_4_24_11-6_L-Bahnfunktion_PGM_Formular_M3
Kolom Invoerscherm met de syntaxiselementen van een rechte
  1. U verplaatst het gereedschap als volgt naar een veilige positie:
L

  1. Baanfunctie L selecteren
Z

  1. Z selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld 250 

  1. Gereedschapsradiuscorrectie R0 selecteren
  2. De besturing neemt R0 over, geen gereedschapsradiuscorrectie.

  1. Aanzet FMAX selecteren
  2. De besturing neemt de ijlgang FMAXover.
  3. Eventueel additionele functie M invoeren, bijvoorbeeld M3, spil inschakelen
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

4 L Z+250 R0 FMAX M3

Gereedschap in het bewerkingsvlak voorpositioneren

  1. U positioneert in het bewerkingsvlak als volgt voor:
L

  1. Baanfunctie L selecteren
X

  1. X selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld -20 
Y

  1. Y selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld -20 

  1. Aanzet FMAX selecteren
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

5 L X-20 Y-20 FMAX

In de gereedschapsas voorpositioneren

  1. U kunt als volgt voorpositioneren in de gereedschapsas:
L

  1. Baanfunctie L selecteren
Z

  1. Z selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld -5 

  1. Aanzet F selecteren
  2. Waarde voor aanzet invoeren, bijvoorbeeld 3000

  1. Eventueel additionele functie M invoeren, bijvoorbeeld M8, spil inschakelen
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

6 L Z-5 R0 F3000 M8

Contour benaderen

beispiel_gerade_fase
Te programmeren werkstuk
AS_4_24_11-6_CT-Bahnfunktion_PGM_Formular_X5-Y5-R8-RL_F700
Kolom Invoerscherm met de syntaxiselementen van een benaderingsfunctie
  1. U kunt de contour alsvolgt benaderen:
ApprDep

  1. Baanfunctie APPR/DEP selecteren
  2. De besturing opent het venster NC-functie invoegen.
APPR

  1. APPR selecteren
ProgramApprCtIcon

  1. Benaderingsfunctie selecteren, bijvoorbeeld APPR CT
SF_4_NCFunktion_Einfuegen_Einfuegen

  1. Invoegen selecteren
  2. X-coördinaat van contourpunt 1 invoeren, bijvoorbeeld X 5

  1. Bij middelpuntshoek CCA inloophoek invoeren, bijvoorbeeld 90

  1. Radius van de cirkelbaan invoeren, bijvoorbeeld 8 

  1. RL selecteren
  2. De besturing neemt gereedschapsradiuscorrectie links over.

  1. Aanzet F selecteren
  2. Waarde voor aanzet invoeren, bijvoorbeeld 700
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

7 APPR CT X+5 Y+5 CCA90 R+8 RL F700

Contour bewerken

beispiel_gerade_fase
Te programmeren werkstuk
  1. U kunt de contour als volgt bewerken:
L

  1. Baanfunctie L selecteren
  2. Veranderende coördinaten van contourpunt 2 invoeren, bijvoorbeeld Y 95
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Met Bevestigen NC-regel afsluiten
  2. De besturing neemt de gewijzigde waarde over en behoudt alle andere informatie van de vorige NC-regel.
L

  1. Baanfunctie L selecteren
  2. Veranderende coördinaten van contourpunt 3 invoeren, bijvoorbeeld X 95
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Met Bevestigen NC-regel afsluiten
Chf

  1. Baanfunctie CHF selecteren
  2. Afkantingsbreedte invoeren, bijvoorbeeld 10 
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Met Bevestigen NC-regel afsluiten
L

  1. Baanfunctie L selecteren
  2. Veranderende coördinaten van contourpunt 4 invoeren, bijvoorbeeld Y 5
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Met Bevestigen NC-regel afsluiten
Chf

  1. Baanfunctie CHF selecteren
  2. Afkantingsbreedte invoeren, bijvoorbeeld 20 
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Met Bevestigen NC-regel afsluiten
L

  1. Baanfunctie L selecteren
  2. Veranderende coördinaten van contourpunt 1 invoeren, bijvoorbeeld X 5
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Met Bevestigen NC-regel afsluiten

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

8 L Y+95

9 L X+95

10 CHF 10

11 L Y+5

12 CHF 20

13 L X+5

Contour verlaten

AS_4_24_11-6_DEPCT-Bahnfunktion_PGM_Formular_CCA90-R8-F3000_M9
Kolom Invoerscherm met de syntaxiselementen van een functie voor verlaten
  1. U kunt de contour als volgt verlaten:
ApprDep

  1. Baanfunctie APPR/DEP selecteren
  2. De besturing opent het venster NC-functie invoegen.
DEP

  1. DEP selecteren
ProgramDepCtIcon

  1. Functie voor verlaten selecteren, bijvoorbeeld DEP CT
SF_4_NCFunktion_Einfuegen_Einfuegen

  1. Invoegen selecteren

  1. Bij middelpuntshoek CCA verlaathoek invoeren, bijvoorbeeld 90

  1. Verlatingsradius invoeren, bijvoorbeeld 8 

  1. Aanzet F selecteren
  2. Waarde voor positioneeraanzet invoeren, bijvoorbeeld 3000

  1. Eventueel additionele functie M invoeren, bijvoorbeeld M9, koelmiddel uitschakelen
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

14 DEP CT CCA90 R+8 F3000 M9

Het gereedschap naar een veilige positie verplaatsen

  1. U verplaatst het gereedschap als volgt naar een veilige positie:
L

  1. Baanfunctie L selecteren
Z

  1. Z selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld 250 

  1. Gereedschapsradiuscorrectie R0 selecteren

  1. Aanzet FMAX selecteren
  2. Eventueel additionele functie M invoeren
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

15 L Z+250 R0 FMAX M30

Bewerkingscyclus programmeren

De volgende inhoud laat zien hoe u de ronde sleuf uit de voorbeeldopdracht op diepte 5 mm freest. De definitie van het onbewerkte werkstuk en de buitencontour hebt u al gemaakt.

Voorbeeldopdracht 1338459

Nadat u een cyclus hebt ingevoegd, kunt u de bijbehorende waarden in de cyclusparameters definiëren. U kunt de cyclus rechtstreeks in de kolom Invoerscherm programmeren.

Gereedschap oproepen

  1. U kunt een gereedschap als volgt oproepen:
ToolCall

  1. TOOL CALL selecteren

  1. In het invoerscherm Nummer selecteren
  2. Gereedschapsnummer invoeren, bijvoorbeeld 6

  1. Gereedschapsas Z selecteren

  1. Spiltoerental S selecteren
  2. Spiltoerental invoeren, bijvoorbeeld 6500
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

16 TOOL CALL 6 Z S6500

Het gereedschap naar een veilige positie verplaatsen

AS_4_24_11-6_L-Bahnfunktion_PGM_Formular_M3
Kolom Invoerscherm met de syntaxiselementen van een rechte
  1. U verplaatst het gereedschap als volgt naar een veilige positie:
L

  1. Baanfunctie L selecteren
Z

  1. Z selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld 250 

  1. Gereedschapsradiuscorrectie R0 selecteren
  2. De besturing neemt R0 over, geen gereedschapsradiuscorrectie.

  1. Aanzet FMAX selecteren
  2. De besturing neemt de ijlgang FMAXover.
  3. Eventueel additionele functie M invoeren, bijvoorbeeld M3, spil inschakelen
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

17 L Z+250 R0 FMAX M3

Gereedschap in het bewerkingsvlak voorpositioneren

  1. U positioneert in het bewerkingsvlak als volgt voor:
L

  1. Baanfunctie L selecteren
X

  1. X selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld +50 
Y

  1. Y selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld +50 

  1. Aanzet FMAX selecteren
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel.

18 L X+50 Y+50 FMAX

Cyclus definiëren

AS_4_24_11-6_Zyklus_254
Kolom Invoerscherm met de invoermogelijkheden van de cyclus
  1. De ronde sleuf definieert u als volgt:
CyclDef

  1. Toets CYCL DEF selecteren
  2. De besturing opent het venster NC-functie invoegen.
CyclDef

  1. Cyclus 254 RONDE SLEUF selecteren
SF_4_NCFunktion_Einfuegen_Einfuegen

  1. Invoegen selecteren
  2. De besturing voegt de cyclus in.
editForm

  1. Kolom Invoerscherm openen
  2. Alle invoerwaarden in het invoerscherm invoeren
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing slaat de cyclus op.

19 CYCL DEF 254 RONDE SLEUF ~

Q215=+0

;BEWERKINGSOMVANG ~

Q219=+15

;SLEUFBREEDTE ~

Q368=+0.1

;OVERMAAT ZIJKANT ~

Q375=+60

;DIAMETER STEEKCIRKEL ~

Q367=+0

;REF. SLEUF POSITIE ~

Q216=+50

;MIDDEN 1E AS ~

Q217=+50

;MIDDEN 2E AS ~

Q376=+45

;STARTHOEK ~

Q248=+225

;OPENINGSHOEK ~

Q378=+0

;HOEKSTAP ~

Q377=+1

;AANTAL BEWERKINGEN ~

Q207=+500

;AANZET FREZEN ~

Q351=+1

;FREESWIJZE ~

Q201=-5

;DIEPTE ~

Q202=+5

;DIEPTEVERPLAATSING ~

Q369=+0.1

;OVERMAAT DIEPTE ~

Q206=+150

;AANZET DIEPTEVERPL. ~

Q338=+5

;VERPLAATSING NABEW. ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q203=+0

;COORD. OPPERVLAK ~

Q204=+50

;2E VEILIGHEIDSAFST. ~

Q366=+2

;INSTEKEN ~

Q385=+500

;AANZET NABEWERKEN ~

Q439=+0

;REF. AANZET

Gereedschap naar een veilige positie verplaatsen en NC-programma beëindigen

  1. U verplaatst het gereedschap als volgt naar een veilige positie:
L

  1. Baanfunctie L selecteren
Z

  1. Z selecteren
  2. Waarde invoeren, bijvoorbeeld 250 

  1. Gereedschapsradiuscorrectie R0 selecteren

  1. Aanzet FMAX selecteren
  2. Additionele functie M invoeren, bijvoorbeeld M30, programma-einde
SF_4_Formular_Bestaetigen

  1. Bevestigen selecteren
  2. De besturing beëindigt de NC-regel en het NC-programma.

21 L Z+250 R0 FMAX M30

Besturingsinterface instellen om te simuleren

In de werkstand Programmeren kunt u de NC-programma's ook grafisch testen. De besturing simuleert het in het werkgebied Programma het actieve NC-programma.

Om het NC-programma te simuleren, moet u het werkgebied Simulatie openen.

 
Tip

Bij het simuleren kunt u de kolom Invoerscherm sluiten voor een beter overzicht van het NC-programma en het werkgebied Simulatie.

Werkgebied Simulatie openen

Om additionele werkgebieden in de werkstand Programmeren te kunnen openen, moet een NC-programma geopend zijn.

  1. U opent het werkgebied Simulatie als volgt:
  2. In de toepassingsbalk Werkgebied selecteren
  3. Simulatie selecteren
  4. De besturing toont vervolgens het werkgebied Simulatie.
 
Tip

U kunt het werkgebied Simulatie ook openen met de werkstandtoets Programmatest.

Werkgebied Simulatie instellen

U kunt het NC-programma simuleren zonder speciale instellingen uit te voeren. Om de simulatie te kunnen volgen, wordt aanbevolen om de snelheid van de simulatie aan te passen.

  1. U kunt de snelheid van de simulatie als volgt aanpassen:
  2. Factor met behulp van de schuifregelaar selecteren, bijvoorbeeld 5.0 * T
  3. De besturing voert de volgende simulatie uit met het 5-voudige van de geprogrammeerde aanzet.

Wanneer voor de programma-afloop en de simulatie verschillende tabellen worden gebruikt, bijvoorbeeld gereedschapstabellen, kunnen de tabellen in het werkgebied Simulatie worden gedefinieerd.

NC-programma simuleren

In het werkgebied Simulatie test u het NC-programma.

Simulatie starten

AS_4_24_11-12_PGM_1339889_T16_FMAX_Line13
Werkgebied Simulatie in de werkstand Programmeren
  1. U kunt een simulatie als volgt starten:
SimStart_small

  1. Start selecteren
  2. De besturing vraagt of het bestand opgeslagen moeten worden.
SF_4_Programmieren_Editor_Speichern

  1. Opslaan selecteren
  2. De besturing start de simulatie.
  3. De besturing toont met behulp van de STIB de simulatiestatus.

Definitie

STIB (besturing in bedrijf):
met het symbool STIB toont de besturing de actuele status van de simulatie in de actiebalk en in het tabblad van het NC-programma:

  • Wit: geen verplaatsingsopdracht
  • Groen: uitvoering actief, assen worden verplaatst
  • Oranje: NC-programma onderbroken
  • Rood: NC-programma gestopt