Cyclus 272 OCM VOORBEWERKEN (optie #167)

ISO-programmering

G272

Toepassing

In cyclus 272 OCM VOORBEWERKEN legt u de technologiegegevens voor het voorbewerken vast.

Verder hebt u de mogelijkheid om met de OCM-snijgegevenscalculator te werken. Door de berekende snijgegevens kan een hoog tijdspaanvolume en daardoor een hoge productiviteit worden bereikt.

OCM-snijgegevenscalculator (optie #167)

Voorwaarden

  • Vóór de oproep van cyclus 272 moet u nog meer cycli programmeren:
  • CONTOUR DEF / SEL CONTOUR, alternatief cyclus 14 CONTOUR
  • Cyclus 271 OCM CONTOURGEGEVENS

Cyclusverloop

  1. Het gereedschap verplaatst zich met positioneerlogica naar het startpunt
  2. De besturing bepaalt automatisch het startpunt op basis van de voorpositionering en de geprogrammeerde contour
  3. Positioneerlogica OCM-cycli

  4. De besturing zet aan op de eerste diepte-instelling. De diepte-instelling en de bewerkingsvolgorde van de contouren is afhankelijk van de aanzetstrategie Q575.
    • Afhankelijk van de definitie in cyclus 271 OCM CONTOURGEGEVENS parameter Q569 OPEN BEGRENZING steekt de besturing als volgt in:
    • Q569=0 of 2: het gereedschap steekt helixvormig of pendelend in het materiaal in. Er wordt rekening gehouden met de overmaat voor kantnabewerking.
    • Insteekinstelling bij Q569=0 of 2

    • Q569=1: het gereedschap verplaatst zich loodrecht buiten de open begrenzing tot de eerste diepte-instelling
  5. Bij de eerste diepte-instelling freest het gereedschap met freesaanzet Q207 de contour van buiten naar binnen of omgekeerd (afhankelijk van Q569)
  6. In de volgende stap verplaatst de besturing het gereedschap naar de volgende diepte-instelling en herhaalt het voorbewerken totdat de geprogrammeerde contour is bereikt
  7. Ten slotte verplaatst het gereedschap zich in de gereedschapsas terug naar veilige hoogte
  8. Indien er nog meer contouren aanwezig zijn, herhaalt de besturing de bewerking. De besturing verplaatst daarna naar de contour waarvan het beginpunt van de actuele gereedschapspositie het dichtstbij ligt (afhankelijk van de aanzetstrategie Q575)
  9. Ten slotte verplaatst het gereedschap zich met Q253 AANZET VOORPOS. naar Q200 VEILIGHEIDSAFSTAND en dan met FMAX naar Q260 VEILIGE HOOGTE

Insteekinstelling bij Q569=0 of 2

De besturing probeert in principe met een helixbaan in te steken. Als dit niet mogelijk is, probeert de besturing pendelend in te steken.

  • De insteekinstelling is afhankelijk van:
  • Q207 AANZET FREZEN
  • Q568 FACTOR INSTEKEN
  • Q575 VERPL.STRATEGIE
  • ANGLE
  • RCUTS
  • Rcorr (gereedschapsradius R + overmaat van het gereedschap DR)

Helixvormig:

De helixbaan wordt als volgt bepaald:

RCUTS_Zyklus_251

Aan het einde van de insteekbeweging wordt een halve cirkelbeweging uitgevoerd om voldoende plaats te maken voor de resulterende spanen.

Pendelend

De pendelbeweging wordt als volgt bepaald:

Pendellänge

Aan het einde van de insteekbeweging voert de besturing een lineaire beweging uit om voldoende plaats te maken voor de resulterende spanen.

Instructies

 
Aanwijzing
Let op: risico voor gereedschap en werkstuk!
De cyclus houdt bij de berekening van de freesbanen geen rekening met hoekradius R2. Ondanks lage baanoverlapping kan restmateriaal op de bodem van de contour blijven staan. Het restmateriaal kan bij de volgende bewerkingen tot schade aan het werkstuk en het gereedschap leiden!
  1. Verloop en contour met behulp van de simulatie controleren.
  2. Indien mogelijk gereedschappen zonder hoekradius R2 gebruiken
  • Deze cyclus kunt u uitsluitend in de bewerkingsmodus FUNCTION MODE MILL uitvoeren.
  • Wanneer de diepte-instelling groter is dan LCUTS, wordt deze begrensd en komt de besturing met een waarschuwing.
  • Deze cyclus bewaakt de gedefinieerde werklengte LU van het gereedschap. Wanneer de LU-waarde kleiner is dan DIEPTE Q201, komt de besturing met een foutmelding.
 
Tip

Eventueel een door het midden snijdende vingerfrees (DIN 844) toepassen.

Aanwijzingen voor het programmeren

  • Een CONTOUR DEF / SEL CONTOUR zet de laatst gebruikte gereedschapsradius terug. Wanneer u na een CONTOUR DEF / SEL CONTOUR deze bewerkingscyclus met Q438=-1 uitvoert, gaat de besturing ervan uit dat nog geen voorbewerking heeft plaatsgevonden.
  • Wanneer de factor baanoverlapping Q370 is, is het raadzaam de factor Q579 ook kleiner dan 1 te programmeren.

Cyclusparameters

Helpscherm

Parameter

cyc272_1

Q202 Diepteverplaatsing?

Maat waarmee het gereedschap telkens wordt verplaatst. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999

Q370 Factor baanoverlapping?

Q370 x gereedschapsradius levert de zijdelingse verplaatsing k bij een rechte op. De besturing houdt deze waarde zo exact mogelijk in.

Invoer: 0.04...1.99 Alternatief PREDEF

Q207 Aanzet frezen?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het frezen in mm/min

Invoer: 0...99999.999 alternatief FAUTO, FU, FZ

Q568 Factor voor insteekaanzet?

Factor waarmee de besturing de aanzet Q207 bij de diepteverplaatsing in het materiaal reduceert.

Invoer: 0.1...1

Q253 Aanzet voorpositioneren?

Verplaatsingssnelheid van het gereedschap bij het benaderen van de startpositie in mm/min. Deze aanzet wordt onder het coördinaatoppervlak echter buiten het gedefinieerde materiaal gebruikt.

Invoer: 0...99999,9999 alternatief FMAX, FAUTO, PREDEF

Q200 Veiligheidsafstand?

Afstand onderkant gereedschap – werkstukoppervlak. De waarde werkt incrementeel.

Invoer: 0...99999,9999 Alternatief PREDEF

Q438 resp. QS438 Nummer/naam ruimgereedschap?

Nummer of naam van het gereedschap waarmee de besturing de contourkamer heeft geruimd. U kunt via de selectiemogelijkheid de actiebalk het voorruimgereedschap direct uit de gereedschapstabel overnemen. Bovendien kunt u met met de selectiemogelijkheid Naam in de actiebalk zelf de gereedschapsnaam invoeren. Wanneer u het invoerveld verlaat, voegt de besturing het aanhalingsteken boven automatisch in.

-1: het laatste in een cyclus 272 gebruikte gereedschap wordt als ruimgereedschap aangenomen (standaardinstelling)

0: indien niet is voorgeruimd, moet het nummer van een gereedschap met radius 0 worden ingevoerd. Dat is meestal het gereedschap met nummer 0.

Invoer: -1...+32767.9 alternatief maximaal 255 tekens

Q577 Factor benader-/vrijzetradius?

Factor waarmee de naderings- en vrijzetradius wordt beïnvloed. Q577 wordt met de gereedschapsradius vermenigvuldigd. Daaruit komt een benaderings- en vrijzetradius voort.

Invoer: 0.15...0.99

Q351 Freeswijze? Meel.=+1, Tegenl.=-1

Soort freesbewerking. Er wordt rekening gehouden met de spilrotatierichting:

+1 = meelopend frezen

–1 = tegenlopend frezen

PREDEF: de besturing neemt de waarde van een GLOBAL DEF-regel over

(wanneer u 0 invoert, vindt de bewerking meelopend plaats)

Invoer: –1, 0, +1 Alternatief PREDEF

Q576 Spiltoerental?

Spiltoerental in omwentelingen per minuut (omw/min) voor het voorbewerkingsgereedschap.

0: het toerental uit de TOOL CALL-regel wordt gebruikt

>0: bij een invoer groter dan nul wordt dit toerental gebruikt

Invoer: 0...99999

Q579 Factor insteektoerental?

Factor waarmee de besturing het SPINDELDREHZAHL Q576 tijdens de diepteverplaatsing in het materiaal verandert.

Invoer: 0.2...1.5

cyc272_2

Q575 Verplaatsingstrategie (0/1)?

Type diepteverplaatsing:

0: de besturing bewerkt de contour van boven naar beneden

1: de besturing bewerkt de contour van beneden naar boven. Niet in elk geval begint de besturing met de diepste contour. De besturing berekent de bewerkingsvolgorde automatisch. De totale insteekbaan is vaak kleiner dan bij strategie 2.

2: de besturing bewerkt de contour van beneden naar boven. Niet in elk geval begint de besturing met de diepste contour. Met deze strategie berekent de besturing de bewerkingsvolgorde zodanig, dat de snijkantlengte van het gereedschap maximaal wordt benut. Daarom is er vaak sprake van een grotere totale insteekbaan dan bij strategie 1. Bovendien kan er afhankelijk van Q568 een kortere bewerkingstijd ontstaan.

Invoer: 0, 1, 2

 
Tip

De totale insteekbaan komt overeen met alle insteekbewegingen.

De in het gebruikershandboek opgenomen NC-programma's zijn oplossingsvoorstellen. Voordat u de NC-programma's of afzonderlijke NC-regels op een machine gebruikt, moet u deze aanpassen.

  • Pas de volgende inhoud aan:
  • Gereedschappen
  • Snijwaarden
  • Aanzetten
  • Veilige hoogte of veilige posities
  • Machinespecifieke posities, bijv. met M91
  • Paden van programma-oproepen

Sommige NC-programma's zijn afhankelijk van de machinekinematica. Pas deze NC-programma's vóór de eerste testrun aan uw machinekinematica aan.

Test de NC-programma's bovendien met behulp van de simulatie voordat u de eigenlijke programma-afloop start.

 
Tip

Met behulp van een programmatest kunt u bepalen of u het NC-programma met de beschikbare softwareopties, de actieve machinekinematica en de huidige machineconfiguratie kunt gebruiken.

Voorbeeld

11 CYCL DEF 272 OCM VOORBEWERKEN ~

Q202=+5

;DIEPTEVERPLAATSING ~

Q370=+0.4

;BAANOVERLAPPING ~

Q207=+500

;AANZET FREZEN ~

Q568=+0.6

;FACTOR INSTEKEN ~

Q253=+750

;AANZET VOORPOS. ~

Q200=+2

;VEILIGHEIDSAFSTAND ~

Q438=-1

;RUIMGEREEDSCHAP ~

Q577=+0.2

;FACTOR RAD. BENADEREN ~

Q351=+1

;FREESWIJZE ~

Q576=+0

;SPINDELDREHZAHL ~

Q579=+1

;FACTOR S INSTEKEN ~

Q575=+0

;VERPL.STRATEGIE